I 10 I was ons aller vriend Mijnheer Miserez die deze gedachte opvatte en uitvoerde. Te dien einde schafte hij zich de medewerking aan van eenige landbouwvoordrachtgevers uit de hopstreek benevens oen aantal hoppekweekers. Sedert 1903 had ik het genoegen van dezen kring deel te ma ken. De ernstige vraagstukken, die er werden behandeld, zetten mij aan, om bij mij de verbeteringen te beproeven, waarvan er in do bijeenkomsten werd gesproken. En, Goddank, tot heden heb ik mij enkel te beloven over liet genomen besluit. Onder 'al de veranderingen die werden aangoprezen trok vooral de opleiding aan ijzerdraad mijne aandacht. Het her haald bezoek aan het proefveld ingericht bij ons ieverig mede lid, De Poorter, te Erembodegem, do reis naar de Popering- sche hopstreek versterkten mij in mijne meening dat wel degelijk het gebruik van ijzerdraad moest voordeelen opleveren. Mijn besluit was genomen. In 1905 zou ik hop hebben aan ijzerdraad gegroeid in plaats van aan staken. In 1900 bracht ik het aldus opgeleide getal planten van 200 tot 400, wel een bewijs dat ik over mijne doenwijze niet te klagen had. De opmerkingen die ik gedurende deze twee jaren maakte wil ik u in eene kleine verhandeling mededeelen. Gij zult het eenen eenvoudigen landbouwer niet kwalijk nemen, hoop ik, indien hij soms wat hapert of verloren loopt. De opleiding aan ijzerdraad is boven die aan staken te ver kiezen om de volgende redenen 1° Zij geeft eene grootere opbrengst. Ditjaar heeft het mij .aan tijd ontbroken om het verschil juist vast te stellen alhoewel het duidelijk zichtbaar was, doch, verleden jaar, zag ik het zeer nauwkeurig na en toon bekwam ik den volgenden uitlag 100 kuilen groene bolle opgeleid aan ijzerdraad brachten op 000 kil. ongedroogde of 600 4 150 kil. droge bellen. 100 kuilen gekweekt aan staken maar 580 ongedroogde of 580 4 145 kil. gedroogde bellen. 100 kuilen Coigneau aan ijzerdraadö 40 groene of 510 4 135 kil. droge bellen. 100 kuilen Coigneau aan staken 525 groene of 525 4 131,30 kil. droge bellen. 2“ De hop is min blootgesteld aan insekteu. Inderdaad de draad is gedurig in beweging iets wat de aard- vlooien grootelijks hindert en verjaagt, bovendien vinden deze zoomin als de andere insekten de geschikte schuilplaats die de kloven in de staken hun aanbiedt. 3° Het is gemakkelijker de ziekten, voornamelijk het zwart te bestrijden. De groei zoo dicht niet zijnde, noch zoo hoog van den grond, kon men gemakkelijk al do declen der plant bereiken, terwijl men bovendien bij de besproeiing geene staken hoeft te mijden. 4° Do hop lijdt min van den wind. Daar de draden gestadig om en weer bewegen, hoeft do wind er min vat op, ’t is als in de fabel de sterke eik brak, het zwakke riet hield zich recht. Wie niet buigen wil moet bars ten zegt een spreekwoord. De sterke eik is hier de staak, het zwakke riet do draad. 5° De hop geniet meer van licht en lucht. Aan de staken worden gewoonlijk van 3 tot 4 ranken opge leid, aan de draden enkel twee. De wasdom aan de eerste is dus

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1907 | | pagina 10