Hector Miserez D. reglement van den prijskamp. 16 Art. I. (Men wende zich tot het bestuur der vei bonden). Vil. ’t Is niet ailes. T Is niet voldoende eonen wel ingerichten ast te bezitten om goed to drogen de doelmatige behandeling is niet min van noodo. Wat is echter het meest geperfectionncerd werktuig in de handen van eenen... onbekwamer of onachtzamer geleider Daarom men zal bij hel drogen de volgende punten in acht nomen 1° Den eest goed zuiver maken 2° Het vuur aansteken, reuk en rook laten verwijderen vooraleer den eerst te laden niets anders verbranden dan droge gaskolen 3° De bellen op de droogtafel gieten en slechts 10 a 15 centimeters dik leggen. 4° Gedurende de drie, vier eerste uren zacht vuur maken derwijze dat de warmtegraad de 25 tot 30 graden niet te boven gaat. Om do warmte te matigen kan men ook nog veel koude lucht toelaten met de onderste trekgaten gansch open te zeilen. 5“ Trapsgewijze de warmtegraad doen stijgen, de onderste openin- gen meer sluiten doch nooit de -15 centigraden overtreffen. 6° Als de hop bijna droog is, hetgeen men gewaar wordt aan het mogelijk afbreken van de graal en hel staartje, brandt men de solfer (1 pond op 100 pond hop). Nadat de solfer uitgebrand is, laat men de koude lucht vrij binnen komen en vermindert men hel vuur om de warmte te laten dalen en de te groote breekbaarheid der hop te vermijden. De overtollige solferreuk wordt door den luchtstroom weggedreven. 7° Daarna verwijdert men de hop van de droogtafel met do meeste zorg mogelijk ten einde geene lupuline te verliezen. Nooit mag men op de hop terten. 8° De hop moet op eene zuivere en droge plaats bewaard worden. De hop is voldoende gedroogd als de graal kraaktzij is goed gedroogd als zij haren glans behouden heeft. 5° Het solferen mag enkel gebeuren op het einde der droging zoo niet ontneemt hel den glans of levendigheid der hop, benadeebgt de lupulien, enz. 6» De hoeveelheid hop bij eene droging te gebruiken deze mag dusdanig her kond zijn dat de laag groene bellen nooit meer dan 10 tot 15 centimeters dik weze.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1907 | | pagina 44