L 6 De kleur. 1. 2. Graad van droogheid; b. Veerkrachtigheid. Het drogen. 3. Het aroma. ■I. Hctlupuline- gehalte. l 1. Veel of weinig lupuline. 1 2. Kleur van de lupuline. J 3. Zuiverheid van de lupuline. 4. Kleverigheid 5. Verhouding van de zaadkorrels. 6. Fijnheid en vorm van de bloemstelen. 1. Fijnheid van het aroma. i 2. Sterkte 2. De pluk en het sorteeren. 1. De eigenlijke kleur. 2. De glans. 3. Het afwezig zijn van ziekten, enz. 4. De zwavelingsgraad. Wij herhalen het nogmaals dat men op hel eerste zicht geneigd zou zijn te meenen, dat zulk een onderzoek zeer moeilijk is en be trekkelijk veel tijd zal kosten. Dit is volstrekt het geval nietmen heeft slechts een weinig practijk noodig, die men gemakkelijk ver krijgt door enkele hoptentoonstellingen te volgen en is dan zelf in staat zich te redden en omtrent de waarde van de hop een oordeel vormen. Laten wij enkele punten van dit onderzoek bespreken. I 1. Lengte en grootte van stelen. 2. Afscheiding van de bellen. I 3. Afwezigheid van blaadjes. I 4. Afwezigheid van vreemde bcstanddeelen. 1 5. Bewaring van de bellen. 6. Matige ontwikkeling van de bellen. 7. Dichtheid van de bellen. I 8. Gelijkheid van de bloemblaadjes wat betreft I de ontwikkeling. 9. Gelijkheid van de bloemblaadjes wat betreft de soort van hop. 1. Aanwezigheid van vreemde reuken. 1 a. Gevoel bij het betasten. - - TT-i. 1-. i.:~i:j c.Toestand vanden graat. 3. Hel leiden van het droogproces broosheid. vlekken, sporen van

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1907 | | pagina 49