I 9 er onsmakkelijk uit en is daardoor bijna waardeloos. Deze ziekte is daarom zoo verderfelijk omdat geen enkel geneesmiddel er tegen baat. Zelfs wanneer men helder bier met 10 °/o van zulk bier mengt, wordt alles scheel. Soms ook komt een rottende gisting voor. Lambic, dat hierdoor aangetast is, wordt daardoor tot een troebele, bedorven vloeistof, die in niets meer op bier gelijkt en dus geheel waardeloos is. De lambic geraakt ook somtijds in azijnzuur-gisting. Deze azijn- zuur-gisting volgt gewoonlijk op de alcoholische gisting nadat de gassen, die bij de alcoholische gisting ontstaan, ontweken zijn en door den hoogen druk den bom uitgooien. Men boort, ter verhinde ring van een hoogen druk, in den bom ook dikwijls een gat ter wijdte van een duimdik; anders kan hel gebeuren dat het fust springt als de bom te vast ingeslagen is. Uit deze gaten ziet menenkele dagen na het brouwen, een weinig schuim opkomen, een gevolg van de alcoholische gisting. Dit schuim is in hel begin wit, wordt later geel, dan bruinen zelfs zwart. De kleur wordt veroorzaakt door de oxydatie der hopharsen, die met het schuim uit het bier komen. De azijnzuur-gisting kan dus ook in den lambic optrekken wanneer deze gisting niet te ver is doorgegaan, kan het bier nog zeer goed gebruikt worden om te versnijden, maar somtijds is het zoo zuur als een vat azijn geworden. Een andere abnormale gisting is de visqueuse-gistiug, waardoor het bier -lang» wordt. Daarbij gaat de helderheid verloren en loopt het bier niet meer droppelsgewijze uit een glas maar met een stroopach tig straaltje. Gewoonlijk is deze ziekte weinig hardnekkig on ver krijgt het bier na een weinig beluchten zijne oorspronkelijke eigen schappen weer terug. Na aldus een aantal samengestelde normale en somtijds ook abnor male gistingen te hebben doorgemaakt, treedt de lambic zijn derde jaar in. Dan kan het op drieërlei wijzen gebruikt worden: als zooda nig gedronken worden, met -raars» gemengd als Faro in den handel komen, of wel wordt het op flesschen gebracht en opnieuw gela gerd. Wanneer men den lambic van het vat drinkt, bezit hij, zooals ik reeds zeide, een minder wijnachtigen en een weinig minder zuren smaak dan den lambic op flesschen. Dit wordt veroorzaakt ten eerste doordien de lambic op flesschen ouder en nog', verder vergist is en vervolgens omdat het meer koolzuur in oplossing bevat, getuige den druk die in deflesch heerscht. Met -mars» gemengd, levert de lambic faro. Dit versnijden ge schiedt vooral door do bierverkoopers doch ook in alle lambic-brou-

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1911 | | pagina 13