10
werijen maakt men op deze wijze faro. In den lagerkelder is een
vertrouwd persoon aangesteld; zijn taak is zeer moeillijk; het bier
is duur en hij moet zoo zuinig mogelijk werken; men geeft hem den
naam van preparateur (bereider) en deze moet de twee bieren lambic
en mars zoodanig mengen dat het “faro* steeds zooveel mogelijk
den idealen smaak nabij komt, die ieder brouwer voor zijne klanten
wenschelijk acht. Indien nu alle vaten lambic en mars denzelfden
smaak bezaten, zou dit werk al heel eenvoudig zijn en slechts be
staan uit het in dezelfde verhoudingen mengen van het bier uit on
verschillig welke vaten. Doch dit is in de verste verte niet het geval.
Dikwijls bezit ieder vat een anderen smaak, een eigenaardig karak
ter; de bereider moet dus, wil hij zijn werk behoorlijk verrichten,
den smaak zijner bieren geregeld nagaan om ze op het gcwenschte
oogenblik te gebruiken waanneer zij voldoende rijp zijn dan mengt
hij ze zoodanig, dat de fouten van de eene bieren bedekt worden
door de goede hoedanigheden van de andere. Sommige «bereiders»
hebben in deze kunst een groote vaardigheid verkregen.
De goede faro, dat men in Brussel drinkt, bestaat gewoonlijk
uit 4 deelen lambic 4/5en één deel mars 4/jcr wordt bij het
mengsel een weinig suiker gevoegd. De faro, die men op het Bra-
bantsche platteland drinkt, is niet zoo goed. Meestal bestaat die uit
gelijke deelen lambic en mars of uit een weinig meer lambic dan
mars. Daar de suiker zeer gemakkelijk door de gistcellen wordt
ontleed, blijft de faro niet lang goed na korten tijd wordt hij
troebel en zuur.
Lacambre zegt van den faro het volgende: «de eigenlijke bereiding
van «den faro is zeer moeilijk, want de Brusselsche bieren zijn
door hun samenstelling en door hun eigenaardige gisting licht
geneigd dan eens zuur dan weer bitter te smaken of zoo verschil
lend vansmaak te zijn, dat men een zeer geoefenden smaak en
veel ondervinding moet bezitten om. door in bepaalde verhoudingen
te mengen, steeds denzelfden smaak en hetzelfde bouquet te ver
krijgen, ook door minder goede soorten met de goede te vermen
gen.
In de derde plaats levert men den lambic als Gueuse lambic op
flesschen. De lambic, die hiertoe gebruikt wordt, is altijd van de
beste hoedanigheid. Een eigenaardig feit is, dat men dien lambic mees
tal verkrijgt uit de brouwsels, waaruit enkel lambic en geen mars
verkregen wordt. Zoodra de lambic op de flesschen is getapt,
komt hij in kelners waar hij nog ongeveer een jaar blijft staan.
Door dit lageren in flesschen wordt hij meer schuimend en schuim-