4 waarbij vooral de eigenaardige wijze van behandeling in het oog zal worden gehouden, terwijl het derde gedeelte zal handelen over den lambic zelve en wat er mede gebeurt. De lambic wordt gebrouwen met ongeveer 60 mout en 40 ruwe tarwe Het mout komt voornamelijk voort van Polder »-wln- tergerst. Evenwel gebruiken veel brouwers ook andere inlandsche gerstsoorten, Groeningsche gerst en sommige Donaugerstsoorten. Een der redenen waarom men voorkeur geeft aan Polder »- wintergerst is, dat deze gewoonlijk een dikker bast bezit dan twee rijïge-gerst endoor het meerdere kaf de wort gemakkelijker helder afloopt want het helder afloop n wordt door het gebruik van tarwe, die geen goed flltreerende laag vormt, bemoeilijkt. Daardoor is het gemakkelijk te begrijpen, dat Chevaliergerst bij voorbeeld, ineltegenstaande deze een uitstekende brouwgerst is en zeer fijne bieren levert, minder geschikt wordt geoordeeld voor de lambic- brouwerij. Volgens mijn oordeel bestaan er nog andere redenen waarom men aan eerstgenoemde gerstsoorten den voorkeur geeft boven Chevalier. De zes-rijïge gerst levert gemakkelijker mout met een hoog diasla- tisch vermogen. Door de overmaat van diastase wordt het zetmeel van de ongemouten tarwe gemakkelijk versuikerd. Daar deze gerst vóór den winter gezaaid wordt, bezit zij een langer groeiduur en hierdoor verklaart men dat zij minder eiwit bevat dan andere gerst en dus meer houdbare bieren levert. Dit punt is van grootbelang, want de lambic moet 2, 3 en zelfs 4 jaar lang bewaard worden om geschikt te zijn voor het verbruik. Dus de eigenschappen van de 2-njïge gerst, die meer kaf bevat, een diastaserijk mout level t en een laag eiwitgehalte bezit, verklaren voldoende de voorkeur, die men deze gerst schenkt voor de bereiding van lambic, dat in de eerste plaats een lager bier is. Ik zeide dat er 40 ruwe tarwe bij het brouwen gebruikt werd. Men doet dit voor het eigenaardige cachet van den lambic. Door gebruik te maken van tarwe verkrijgt men gemakkelijker een hoo- ger zuurgehalte. En juist dit zuurgehalte vormt een der eigenaardig heden van den lambic. Men gebruikt ongemouten tarwe omdat ten eersten gemouten tarwe een zoeten smaak zou geven, die weinig gewenscht is, en ten tweede omdat het mouten van tarwe moeilijk is en zeer veel zorg vereischt omdat de bladkiem dadelijk aan de op pervlakte begint te groeien en ten slotte omdat het brouwen dan duurder zou worden zonder eenig voordeel op te leveren. LACAMBRE zegt hieromtrent Sommige brouwers "hebbende tarwe gemouten, zonder hierbij moeilijkheden te ondervinden, de

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1911 | | pagina 8