I
26
34, 3
23, 4
21, 4
49 per 100 meer
Perceel III Volledige bemesting.
Per kuil 70 gr. potaschzout
100 gr. zwavelzure ammoniak
200 gr. Thomasslakken.
Perceel IV Bemesting zonder stikstofvette.
Per kuil 70 gr. potaschzout.
200 gr. Thomasslakken.
Perceel V Bemesting zonder potasch.
Per kuil 100 gr. zwavelzure ammoniak
200 gr. Thomasslakken.
In zijn verslag van 1908 geeft de geleerde landbouwkundige de
volgende uitslagen wat de gemiddelde opbrengst per hectaar betreft.
Perceel I (getuige)
Perceel IV (geen stikstof)
Perceel V
911,5 Kg.
1106,5 Kg.
(geen potasch) 1125,0 Kg.
Perceel II (geen phosphoor) 1224,0 Kg.
Perceel Ill (volledige bem.) i35S,o Kg.
Een bewijs te meer, zoo besluit Wagner, dat volledige bemesting
onmisbaar is voor de hop.
Wil men beramen hoeveel men per 100 meer bekomt door de volle
dige bemesting, men bekomt
door volledige bemesting (III)
door bemesting (II) zonder phosphoor
(II) zonder potasch
(IV) zonder stikstof
ÏJ
Voor een nieuw driejarig tijdvak (1911-13) gaan de proeven voor
deel hebben de waarde van stalmest in vergelijking met scheikundige
vetten na te gaan.
In 28 hoptuinen, gelegen in Baden, Beieren en Wurtemberg, zal
men de proeven nemen op 5 perceelen van 100 kuilen, naar het
volgende plan
Perceel I getuige.
Perceel II gewone bemesting met stalmest
Perceel III gewone bemesting met stalmest;
waarbij per kuil 50 gr. potaschzout
100 gr. Thomasslakken.
Perceel IV gewone bemesting met stalmest
waarbij per kuil 50 gr. potasch
100 gr. Thomasslakken
30 gr. zwavelzure ammoniak.