126 Hoe zullen wij thans dieziekte voorkomen en bestrijden? Verklaren wij b-'t maar seffens het is zeer moeielijk, bijna onmogelijk, de spin Van de hop en van de boomen heel en gausch verwijderd te houden De hopvelden op ijzerdraad zelfs schijnen eraan onder worpen, daar de spin ook op de ranken kruipt. Bijtende stoffen op den grond, rond den kuil uitgestrooid, geven geen uitsla?. De spinnen bestrijden terwijl zij in de spleten van de staken en onder de schors huizen, is ook ondoelmatig. Als wan neer men in de maand Juni droog weder heeft en dat men vóórziet oat de diooste emigen tijd zal du en. dan ware het goed de hop met klaar water te besproeien o/ 'e wasschen men moet, in alle geval, de ranken besproeien, met een mengsel van zwavellever en zeep in water opgelost, vooraleer de netten gevormd zijn en de spinnen zich vermenigvuldigd hebben. Men besproeie best ’s mor gens en met krachtige tuigen. Eens dat de spinnetten voltrokken zijn zal de beste besproeiing dikwijls haar doel missen. Sulferen schijnt geen uitwerksel te hebben. hopstaken. Men vindt er nooit veel tenzij bij warme zomers en vooral bij warme nachten in het laatste geval ontwikkelen de spinnen zeer snel, men vindt een overgroot getal witte, doorschijnende, rondvormige en tamelijk groote eieren op den onderkant van het blad door honderde draden vaslgehouden deze eitjes, die weldra donkerkleurig worden, geven, na 5 tot 6 dagen, insecten die onmiddellijk het plantensap aantasten en opzuigen. In den beginne zijn die spinnen bleekgeel of bleekgroen met zwarte vlekjes op de beiden zijden van het lijf, wat later, worden zij meer roodkleurig en bruinachtig. Bij het begin van hun leven, hebben de spinnen slechts 6 poolen: alleen, bij volkomene ontwikkeling, krijgen zij er acht. De kop draagt twee sterke nijpers met scherpe uiteinden om de wee’sels te doorboren de mond is met een zuiper voorzien. Onder haren buik, langs het achlerlijf vindt men eene kleine kegelvormige ver hevenheid langs waar de spindraad uitkomt die tusschen kleine tandj.s loopt en door de pooten de gewenscbte richting krijgt. Als het blad heel en gansch overtrokken is, en de onderkant met een dik net omgeven, vindt men, in groot getal, eiers en spinnen, van alle grootte, die de plant uitzuigen. Het blad wordt geel gevlekt en valt gewoonlijk af de grond is alsdan met spinmn bedekt. Deze die op de plant blijven, verhuizen weldra en verbergen zich in de spleten en onder de schors der staken Zeggen wij hier dat zij zich uiterst gemakkelijk en zeer snel verplaatsen.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1911 | | pagina 18