10
Zoo doende houdt men de bovenlaag van den bodem murf en
fijn. Dit alles gaat snel vooruiten wordt met de meeste zorgen
gedaan. De Engelschmau bewerkt zijne hoptuinen op voor
beeldige wijze.
H. Leidingstelsels.
1. Staken.
Vroeger gebruikte men bijna uitsluitelijk staken. Bij iederen
kuil werden zoo 2, 3 en soms 4 kleine staken geplant wij zeg
gen kleine staken, immers deze zijn slechts van 4 tot 5 meters
lang naarvolgens den grondaard en de hopsoort welke men voor
handen had. Zoo bij voorbeeld gaf men aan de Goldings en de
Cole gate's 2 of 3 staken van 4 m. 80 aan de Grape 3 staken
van 3 m. 60 aan de Jones 3 of 4 staken van 3 tot 3 m. 60.
Te dien einde kweekte men in de bosschen persen meestal van
kastanje-, esch- en eikenhoutna een tiental jaren bereikten
deze de gewenschte grootte. Toch voerde men ook sparrensta-
ken in herkomstig uit verschillige landen.
Bijna al dit staaksel werd gecreosoteerd in ondiepe bakken
die ofwel, ter plaats, te midden der hopvelden, gevestigd staan
ofwel, op ijzeren wagens gevestigd zijn, om alzoo verplaatst
te kunnen worden.
4. Jaarlijksche bemesting.
Niet zelden gebruikt men in de Iventische hopstreek de vol
gende bemestingsformuul
30.000 K. rijke stalmest of eene overeenstemmende hoeveelheid
wolafval, nijverheidsvoortbrengsels enz. Deze vetten
worden binst den winter ondergewerkt
1.000 K. raapkoeken, ruwe guano enz.
400 K. sodanitraat of zwavelzure ammoniak
600 K. superfosfaat of 1000 K. ijzerslakken
400 K. zwavelzure of chloorzure potasch
Behalve de ijzerslakken die men, in voorkomend ge
val, in den winter toedient, worden al de andere
vetten in den uitkomen, en zelfs in den zomer, inge
werkt.
Soms nog geeft men, in vervanging van bovengemelde for-
muul, eene bemesting bestaande uit
1200 k. gemalen leder of 20.000 k. stalmest (einde November).
1200-1800 k. vischguano (Februari-Maart).
500 k. superfosfaat (April).
Voorbeeldige bemestingen, voorwaar.