L 13 -Af a Fig. 3 (op 'l vooreinde) Fig. 4 (op zijds) WORCESTER-STELSEL AA, topdraden XX, dwarsdraden P, piketten S, leiddraden. De leiddraden gaan schuins op in twee tegenovergestelde richtingen Breedte in de gangen 8 voet. Afstand in do rijen 3 tot 4 voet. Hier bestaat noch bodem- noch middeuijzerdraad er zijn twee topdraden die gelijk loopen op 4 voet afstand en die op de groote dwarsdraden (XX) steunen. Nevens eiken blok staat er in den grond oen staakje om de leiddraden vast te maken. De kuilen zijn 7-8 voet vierkant geplanteeno rij van zware staken is geplaatst in elke root hopkuilen, oone staak over drie kuilen de hoogte der staken bedraagt 13 voet. Drie gelijkloopende draden zijn aan elke rij staken gespannen de bodem-draad is 6 duim boven den grond don middendraad 4 1/2 voet boven den grond on den topdraad aan den top der staken. Voor eiken kuil drie touwdraden dezo draden zijn aan den topdraad op gelijken afstand vastgemaakt zij gaan schuins naar don middeuijzerdraad (B-B) van de naaste rij, waarop zij op gelijken afstand vastgebonden zijn, van den middensten ijzer draad loopen zij samen naar eiken hopkuil, en worden aan den bodemdraad vastgemaakt juist boven den kuil. AI de touwdraden loopen schuins in dezelfde richting zoo hebben de draden en de staken heel wat te doorstaan daar om worden sterke dwarsdraden gespannen, en aan do uiteinden van de rijen worden ook sterke trekdraden met ankerhouten in den grond vastgemaakt. •I. Worcester stelsel

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1912 | | pagina 19