- 30 j. De brandstof en de warmte 8. Het zwavelen. B. Het inbalen en ’t persen. Het zijn nog het meest open vuren langzamerhand, vooral bij het bouwen van nieuwe asten, vervangt men ze door stove- kilns, gesloten vuringen of stoven, met rechtstaande buizen. In de open vuren brandt men doorgaans anthracite-kolen (in Kent) of cokes (in Worcester), die weinig rook bijbrengen; in gesloten vuringen mag men alle slag van goedkoope kolen en briketten bezigen. liet drogen van eene lading, of een ast, duurt 10 tot 12 uren, met eene warmte enkel van 30 tot 50 graden. Altijd draagt de droger zorg dat de hop niet dik ligt, alleenlijk 20 tot 24 centi meters. Als de hop gedroogd is, laat de droogerze nog wat koelen op de vlaak zelf, bijaldien de ast niet te ras moet herladen zijn.Dan schiet hij ze zorgvuldig af in de koelkamer, die daaromtrent gelijkvloers ligt met de droogtafel en wel op het verdiep van den droogast. Bij White te Beltring en Honeyball, teTeynhain, zijn er pe- trolmotoren, die dejuchtschroeven drijven. In alle hopasten beoogt de Engelschman een hevigen lucht stroom hoe min warmte hij zal moeten gebruiken, hoe sneller de rook en de verorandingsgassen door de laag hop zullen trek ken, hoe meer kolen hij zal sparen, hoe beter hop hij zal afschietëh. In de verschillende Engelsche hopk-wartieren wordt er zwavel of sulfer gebrand, tijdens het'drogen. In de eerste uren brandt men weinig sulfer, omtrent 1/3, om het drogen te vergemakke lijken. Wanneer de droger, na het zesde of het zevende uur, de hop wat gesprieteld en gekeerd heeft, laat hij de overige 2/3 uitbranden, ten einde schoon gekleurde en glanzende producten te bekomen. Voor elke lading van den ast is het daaromtrent 2 1/2 pond goede Virginische pijpzwavel (sulfer in stokken).

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1912 | | pagina 12