De Bemesting der Hop.
44
I.
deel
kalk.
Te Laroche
18 stuks van 7,50 m.
18 6,50 m.
6 7,50 m.
Offers idem.
Te Luik
9 stuks van 9 m.
4 n 7.50 m.
1 4 tot 5 m.
Offers te Luik vóór 6 April.
De hop, niet hare kloeke ranken en hare groote bladeren,
blijft verscheidene jaren op denzelfden bodem staan zij
cischt wel bemest te zijn, maar toch minder dan men denken
zou volgens haren feilen plantengroei.
Evenwel vestigen al de vakkundigen dc aandacht op dit
gewichtig punt dat eenc doelmatige, wél beredeneerde be
mesting een overwegenden invloed heeft niet alleen op eenc
ruime opbrengst maar ook op de 'hoedanigheid der bellen.
(1) Mittcilungen <1. Deutschcn llopfenbau Vereins 1906. n. 29 11113, n. 32.
Morcau, La Culture du h'uil.lon, 1905 p. 54 et sul».Moreau, I.o Houblon
(Encyclopédie des connaissaiiecs agricoles) 1908 p. 8.
Wat vereischt de Hop
Volgens dc opgaven van Prof. Moreau (van Dowaai) en
Prof. Wagner (Weihenslephan) beval eenc hopplant, die tot
vollen wasdom gekomen is, gemiddeld in stengel, bladeren
en bellen (1)
Stikstof 20 tot 25 gr.
Phosphorzuur 8 tot 10 gr.
Potasch 25 tot 30 gr.
Kalk 25 tot 30 gr.
Met andere woorden, die vier hoofdbeslanddeelen bevinden
zich in de hopplant in de volgende evenredigheid 1
phosphorzuur tegen 3 deelen jiolasch, tegen 3 dcelen
en tegen ongeveer 3 dcelen stikstof.
Jn gelijker mate zal de hopplant die stoffen uit den grond
cpneinen de bodem moet dus eene voldoende, en evenre
dige hoeveelheid van die vier sloffen bevatten.