in. 46 We.ke mestsroffeu behooren toegediend, en wanneer den brengst en'draagt bij tot verbetering der hoedanigheid, bijal dien stikstofbemesting vroeg toegediend en niet te lang wordt voortgezet 2° Het phosphorzuur werkt op ’t vormen van bladeren en bellen, en bevordert het knoppen en ’t rijpen der bellen. Hel matigt de al te krachtige werking van stikstof en be- vorderl dus de hoedanigheid. 3° De polasch schijnt het meest bij te dragen tot de goede, kwaliteit der producten zij heeft grooten invloed op de vor ming der bellen en vooral der lupuline of hopineel. 4‘ De kalk vormt, samen met de potasch cn het phosphor zuur, de vaste en taaie vezels der ranken cn maakt de plan ten dus beter bestand tegen de aanvallen van allerlei ziek ten (zwarte roetdauw, witte schimmel), woekerdieren en in secten. Deze vier beslanddeelen (stikstof, potasch, phosphorzuur en kalk) werken gezamenlijk mede tot eene overvloedige op brengst (gewicht) van allereerste hoedanigheid (kwaliteit). De volledige bemesting, waarin in gepaste maat stikstof, phosphorzuur, potasch en ook kalk voorkomen, zal in de hopcultuur even als in de andere teelten, verre de voordee- ligste zijn. 1 Uit de talrijke proeven, die in Engeland, Duitschland en België genomen werden, blijkt dat de volledige bemesting niet alleen de hoogste opbrengst maai- ook de beste kwaliteit oplevert. 1° Stalmest moét, volgens Prof. Leplae, de basis zijn van de doelmatige bemesting der hop. Stalmest geeft niet alleenlijk de noodige voedende bestand- deelen hij verschaft ook humus of letaarde, maakl den grond mul en doordringbaar voor lucht en warmte. Op 1000 kilogr. bevat goed geteerde stalmestdaaromtrent 4 tot 5 kilogr. stikstof, 2 tot 3 phosphorzuur, 5 tot 6 polasch, 6 tot 7 i kalk, hel is te zeggen de noodige voedingstoffen, ongeveer in de geschikte evenredigheid, met alleenlijk wat te veel .phos phorzuur. Doch deze beslanddeelen worden op verre na niet benuttigd een zekere hoeveelheid dezer stoffen gaat ver loren een andere hoeveelheid komt niet in het bereik der wortelen deze laatste hoeveelheid is bij de hop grooter dan bij de andere teelten, ter oorzake van den grooten afstand van den eenen wortelstok tot den anderen.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1914 | | pagina 12