60 die hunne hoppe niet of ten minste niet genoegzaam be- pproeien Waaraap is deze nalatigheid 'toe te schrijven? Volgens mijn oordeel is zulks enkel te wijten aan het on voldoend getal sproeituigen in de streek. ’t Is waar, sommige landbouwers (vooral van de groots of middelbare cultuur), hebben een sproeituig aangekocht voor eigen gebruik ofwel in overeenstemming, met eenen ge- buur. doch menigeen oordeelt dat de aankoop van dergelijke machienen niet in het bereik van iedereen valt, vooral voor wat de landbouwers der kleine cultuur betreft. Menige landbouwer heeft slechts 1/4. 1/2 of 1 Ha. hop pe. en zou het sproeituig enkel gedurende korten tijd in den loop van den Zomer noodig hebben daarom vindt hij de uitgave van aankoop betrekkelijk hoogen het be sproeien wordt verwaarloosd of uitgesteld tot zijn groot vaadeel. Wat valt er in deze omstandigheden 1e doen? De bonden moeten het initiatief nemen en zelf de noo- dige tuigen aankoopen. De broederlijkheid, die onder (rle leden van een zelfden bond moet heerschen. moet aan- iedereen ten plichtr- leggen al het mogelijke te doen tot den bloei en den vooruitgang der vereeniging. Immers, het geldt hier de schoone spreuk, hel hoofdprinciep der samenwer king: «Allen voor één. één voor allen». Aldus, wat lastig valt aan kleine landbouwers, afzonder lijk' genomen, wordt hun gemakkelijk aangeboden als leden eener gemeenzaamheid deze koopt de noodige tuigen en stelt ze beurtelings, mits eene lichte vergoeding, ten dien ste harer leden. Daarin bestaat een der voordeelen van de vakvereenigingen of syndicaten. Zelfs de groote boerderij heeft er belang bij de sproei tuigen der gemeenzaamheid te benuttigen, indien deze in voldoend getal aanwezig zijn immers, deze tuigen zullen alzoo het maximum diensten bewijzen en tevens de .grootste mogelijke vergoeding opbrengen wat zal toelaten na zeke ren tijd nieuwe machienen aan te koopen en alzoo iedereen voort te laten genieten van allerlei uitvindingen en -verbe- Iteringen. Elke vakvereeniging van hopteelt zal dan tot ieders voor deel, de noodige sproeituigen trachten pan te koopen, en deze ten dienste van al de leden stellen,. Doch in alle ondernemingen moet men vooruitziende zijn, en het ware wel mogelijk dat soms eene kleine moeilijk-

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1914 | | pagina 10