BeUBrfwsrenflB Eiyens Happen van ie Hop
door Adriaan J. Brown en Donald Clubb.
65
Ct uerixylcft)
In aansluiting met vroeger door ons medegedeelde onderzoekin
gen aangaande de bederfwerende eigenschappen van de hop (Ward
en Brown I. Inst. Br. 1910, 641) stellen wij ons voor hierbij eenige
verdere onderzoekingen over belangrijke punten aangaande het
zelfde onderwerp te beshrijven
OVER DE
het einde van den oogstenkele onweersbuien brengen danl
eenige verfrissching. De maand Juli, als de hop in vollen
bloei staal, is het bijzonder mooi en warm 5n dit land.
Uit de bodemvorming en de nabijheid der leirotsen van
het Erzgeliergte, der bazalrotsen van het Reuzengebergte en
der granictrotsen van het Middelgebergte kan men aflei
den dal de grond zeer verschillend van samenstelling is.
;(Volgens Leplae evenwel groeit de fijnste hop op de zware
klei, daar waar zij door heuvelketenen en bergen tegen de
koude winden beschermd is).
Het ro/octe land uptrt Auscha! strekt zich ten Westen van
het land van Saaz uit men kweekt er slechts roodran-
kige hop (op ongeveer 2200 hectaren) Het geheele noorde
lijke gedeelte van het land, \vaarvan Auscha zoo wat het
middelpunt iss het eigenlijke roode land yan Auscha, wordt
door begroeide heuvelreeksen doorsneden en op de hellingen
der daartusschen liggende dalen vindt men de hopplantingen.
De gemiddelde temperatuur is dezelfde als van Saaz, maar
des zomers iets hooger, 17° 5.
Jaarlijks valt er 613 millimeter water en 413 .milOïmeter
in de zes zomermaanden. De bodem is kalkachtig )de rotsen
bestaan uil verweerd basalt.
Het grdpne land van Da\uba, wordt zoo genoemd omdat
men er bijna uitsluitend groenrankige hop teelt. Het ligt oos
telijk van Auscha. Het is het kleinste hopgebied van Bohe-
men met slechts 1100 hectaren hopaanplantingen.
Het land is zeer heuvelachtig, begroeide hoogvlakten wis
selen af met diepe, zeer vruchtbare dalen.
Teelt. In deze drie boheemsche hoplanden wordt (de hop
op geheel dezelfde wijze gekweekt.
H. Hitjer.