Mededeelingen Aan de hopboeren van Poperinghe-stad 93 Ons belang is het aan de hopboeren van Poperinghe het 16' art. van hel reglement der hopwaag of stadsschaal te herinneren. Deze gewichtige schikking luidt als volgt Al wie hoppe kweekt op het grondgebied van Poperinghe is gehouden ieder jaar vóór den 1“ Juni aan het keuringsbu- reel het getal zijner hoppeblokken aan te geven. Deze aangiften zullen door de hoppekeurders opgenomen worden, die daarvan eene lijst zullen opmaken welke van 15 Juni aj ter inzage der hophandelaars en hopkweekers berust in het keuringsbureel. Dit jaar heeft hot bestuur der hopwaag voor de eerste maal aan al de hopplanters eene inschrijvingskaart gezonden. Daarop zal do. belanghebbende hopplanter aanteekenen 1“ het ge tal hommelblokken (hop die minstens het 2" jaar geplant is) en 2' wijfje in den grond hare eieren leggen aan de wortels der gewassen, op de welke de kevers zich ophouden. Na 10 tot 20 dagen komen uit die eieren de pootlooze larven of maden, die zoodra beginnen aan de nabijzijnde wortels te knagen en daar geheel den winter doorbrengen. Vroeg in de Lente, doorgaans reeds in Maart, veranderen zij in witte bleekgele poppen, waar uit in Mei de volwassen insekten te voorschijn komen. Iets grooter dan de vorige sooi t is de Otiorhynchus Ligustici L., do grauwzwarte snuitkever, die met den snuit mee 10 tot 11 m. m. meet. Zijn halsschild en dekschilden zijn fijn gekorreld de grondkleur is zwart, maar met vele geelachtige haren. Wat levenswijze oetreft. gelijkt hij geheel de vorige soort. Volgens Theobald wordt de Liophloeus nubilus Fab., in Engeland als de eigenlijke snuitkever der hop vermeld en der halve heet hij Hop Weevil. Deze aschgranwe lapsnuittorreu verschillen veel van lengte men vindt kleine mannelijke kevers, die maar 8 m. m. meten, terwijl sommige wijfjes 10 tot 14 in. m. lang zijn. In bet graafschap Kent treedt deze kever dikwerf op als vijand der hop. Hij woont ook in de heggen, op jonge heesters en op klimop. Gelijk de andere Otiorhynchus soorten vreet hij ’s nachts de jonge ranken af, en houdt zich overdag schuil in de spleten der staken of in de aarde Zijne levenswijze hebben de vakkundigen zoowel niet waargenomen, daar de hopplanters hem veelal verwarren met den grauwzwarten scheutenbijter. ^Vervolg).

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1914 | | pagina 19