I 51 ■I Art. 8. De regeering is gemachtigd om over te gaan tot de ont eigeningen ten algemeenen nutte, zonder het voorafgaandelijk onderzoek bij de wet van 27 Mei 1870 voorzien, in te stellen. Do rechtspleging neemt, in dit geval, aanvang door het neerleggen ter griffie van de stukken, andere als die van het onderzoek, voorzien bij artikel 1 der wet van 17 April 1835. Art. 9. Zobdra de waarde der gronden voorgoed vastgesteld is, kan de Regeering de richting der openbare wegen en waterloopen wijzigen, nieuwe banen aanloggen, gezondmakingswcrken doen uitvoeren of doen ovcTgaan tot de herkaveling van de gronden gelegen binnen de grenzen der verwoeste gewesten. In dit laatste geval worden de gronden, met het oog op gebeurlijke ruilingen, in nieuwe kavels gelegd, derwijze dat deze van denzelfden aard en van dezelfde waarde zijn als de voorheen bestaande erven. Het verschil tusschende eigendommen, waarvan de ruiling is voorzien, mag. tenzij met instemming der belanghebbenden, niet 5 t. h. zoowel in opper vlakte als in waarde overschrijden; het waardeverschil wordt, bij v oorkomecd geval, door de betaling van een opleggeld geregeld. Art. 10. Het overeenkomstig artikel 0, 2C lid, van deze wet geno men koninklijk besluit, waarbij wordt vastgcsteld dat do opgeëischte gronden hersteld en terug in staat van beschouwing gebracht zijn, bepaalt den tijd waarbinnen de eigenaars de teruggave van hunne gronden kunnen eischen ofwel de toekenning van gelijkwaardige kavels welke hun, zooals is bepaald bij voorgaand artikel, in ruiling aangeboden worden. Bij gemis aan soortgelijke vordering binnen den bepaalden tijd, worden do gronden door den Staat op de bij artikel 8 voorziene, vbrkorte vormen, onteigend. Art. 11. In geval van afstand overeenkomstig artikel 5 kan de geteisterde voor de rechtbank voor oorlogsschade, bij wijze van vergoeding, het verschil eisclren tusschen de waarde van zijnen grond op 1 Augustus 191-1, bepaald zooals is gezegd bij artikel 2, en den afstandsprijs. In geval van opeisching niet gevolgd door onteigening, schorst de echtbank voor oorlogsschade hare uitspraak over het bepaald bedrag van de vergoeding komende aan do rechthebbenden, tot den datum van het in werking treden van het koninklijk besluit waarbij wordt vastgcsteld dat de’ gronden opnieuw in staat van bebouwing zijn gebracht.

HISTORISCHE KRANTEN

De Hopboer (1904-1984) | 1920 | | pagina 5