IN PARADISUM De Balkankrater weer in werking Hei geschil Etalië-Abossinië Be Pauselijke feemitSdelireg erca den QcrlSïj ie voorkomen KATHOLIEK WEEKBLAD VAN IEPER INTERNATIONAAL OVERZICHT M Hare Meestest op het doodsbed De Prinsjes weten... TREURDICHT Tie op ftweede blad verslag met fotos der treurige lijkplechfigheden Be Keizer van Abessinië s'uit belangrijke kontraktcsf af met een Bintentantlsche Firma Het Gevaar voor Oorlog is dreigend geworden De Zaak vaar den VoEkenbsnd ZONDAG 8 SEPTEMBER 1935.1 WEEKBLAD: 35 CENTIEMEN, 3' JAAR. N' 33. «DE HALLE Katholiek Weekblad van leper Bureel Boterstraat, 17, IEPER. ABONNEMENTSPRIJS VOOR 1 JAAR (per post) Binnenland 18,60 fr. Belgisch Kongo 35,fr. Frankrijk 35,fr. Alle andere landen 65,fr. I /CltSWëFT SANSEN VANNESTE, PögêHfijft Tel. Poperlrif? ff* Postehcckrekenlrig N' 15.570^ TARIEF VOOR BERICHTEN: Kleine belichten per regel 1,00 fr Kleine berichten (minimum) 4,08 fr 2 fr. toeL v. ber. m. adr. t. bur. Rouwber. en Bedank, (min.) 5,00 fr. Te herhalen aankondigingen: prijs op aanvraag. Annoncen zijn vooraf te betalen en moeten tegen den Woensdag avond ingezonden worden. Kleine be richten tegen den Donderdag noen. se? K?tl Zoo is dan het stoffelijk overschot van haar, die eens onze duurbare Koningin was, voor eeuwig ter ruste gelegd in den koninklijken grafkelder van Laken, zijde aan zijde naast het graf van onzen onvergetelijken, in even tragische omstandigheden om gekomen Koning Albert. Haar laatste uittocht door de stra ten der hoofdstad had plaats te mid den van vorstelijke praal, die zij nooit gezocht heeft, volgens de regelen van het protocool, die zij steeds waar het kon ontvluchtte. Doch niet die praal is het kenmerk dezer apotheose van het kortstondig leven van die jonge vrouw die de kroon van Belgie op het hoofd droeg, met een glans en een schittering die ons allen bekoorde. Dieper ligt de beteekenis der laat ste hulde die wij haar brachten. Zij ligt in de eenparigheid der gevoelens van liefde en vereering die, bij het vernemen van haar wreed afsterven, gansch onze bevolking, en met haar al de volkeren der wereld, voor hare edele en reine figuur hebben doen buigen. Het Belgisch volk vooral dat, zon der onderscheid van rang of stand, zonder onderscheid van ras of taal, zonder onderscheid van godsdienstige of wijsgeerige gezindheid, geknield heeft vóór het praalbed, waarop zij nu wezenloos lag uitgestrekt. Want allen hadden haar even lief en allen droegen haar dezelfde gene genheid toe; zij had ons hart ver overd van toen zij uit dit blanke sprockjesschip voet aan wal zette in ons land, dat haar nieuw vaderland zou worden en waar zij, met haar glimlach en haar liefelijk handge baar, van den eersten stond burger recht had veroverd. Zij versierde den troon, niet alleen door hare jeugd en hare schoonheid, zij versierde hem vooral door het on gekunstelde van haren eenvoud en de goedheid van haar gouden hart. Tusschen haar en het volk stond geen protocolaire dam. Dat had ze niet geleerd van een vader, die nu een trouwen lakei de hand ging druk ken, noch van een moeder die in de a,rmen viel van de hofdame, die aan hare kleinkinderen het wreede nieuws had meegedeeld, dat hun lief moe dertje naar den Hemel was vertrok- kr ,istrid van Zweden kende maar één protocool: dit van het hart; en het volk zag niet op tot haar als naar een ongenaakbare Vorstin, maar als tot een lievelinge, een welbeminde, aller oogappel. ■hj kende geen protocool als zij de kuaeren van ruwe mijnwerkers om helsde of met de volksvrouwen sprak; en 't was evenmin protocolair wan neer de eenvoudige menschen van haar spraken als van «ons Astrideke», een lieideuitdrukking die in 't Fransch niet bestaat en die Maurice Maeter linck in de Figaro voor de Fran se ren heeft toegelicht. Het was ook niet protocolair als onse menschen van haar zeiden: «'t is toch zoo'n braaf mensch, zoo'n lief meiske», maar het spreekt boekdeelen voor de verhouding tusschen haar en het volk. Bekommerde zij zich om het pro tocool, wanneer zij, bij feestelijke ge legenheid, als zij haar geluk wilde uitschreeuwen, in 't zich van ieder een den Koning bij de hand greep, ze vast hield, als wilde zij hare le vensblijheid aan iedereen meedeelen. Wij aanzagen haar als eene gezon dene uit den Hemel, hierheen ge stuurd om een einde te stellen aan de reeks van rampen die het Vor stenhuis schijnt te achtervolgen. Zij is naar den Hemel teruggekeerd gedragen op de gebeden van de mil joenen die haar vereerden en'v lief hadden. In Paradisum! was de laatste koor zang die haar stoffelijk omhulsel be- gt.sidde bij het uitdragen uit Sinte Gtcdele. Mogen de Engelen haar binnenlei den in het verblijf der gelukzaligen. Moge zij hier boven waken op het heil van hare kinderen, op het geluk van haren echtgenoot, op het welzijn van ons vaderland. Eeuwig zal hare nagedachtenis voortleven te midden van ons volk en op hunne beurt zullen onze klein kinderen eens aan hunne afstamme lingen het verhaal voortvertellen, wat zij van hunne moeder of in de school hoorden Er kwam eens eene vreemde Prinses in ons land en die heette Astrid. De zoon van den Koning had haar ten huwelijk gevraagd en zij klom naast hem op den troon, \oen onze groote Koning Albert verongelukte. Zij ver sierde dien troon door hare deugden, door hare bevalligheid" door hare goedheid en door haar zielenadel. Ook zij verloor spoedig het leven bij on geluk en, hadden toen in ons land de steenen kunnen weenen, ze zouden het gedaan hebben; want ieder had haar even lief en men betreurde haar verlies, zooals men 't verlies van zijn eigen meest duurbaren beweende. Nooit was er een volksrouw zoo aan grijpend als bij het afsterven van Koningin Astrid... A Koning Leopold XII weet dat eens de volksmond dit verhaal zal ver spreiden. Moge dit hem sterken bij het dragen van den onherstelbaren rouw dien hij nu op zijne schouders torscht, en het schrijnend leed ver zachten dat zijn hart verscheurt en beknelt. Mogen de Koningskinderen later dit verhaal lezen, om te leeren hoe zeer hunne moeder op de handen werd gedragen door een volk, waar mee alles te doen is wanneer het liefde en genegenheid ontvangen mag Maar onze gedachten gaan ook naar hen die ons die goede, lieve, duurbare landsvrouwe geschonken, naar hare ouders, die nu onder den zwaren last van een onherstelbaren slag, het ver lies van een zoo duurbare dochter, gebukt gaan. De ouders van Koningin Astrid zijn de grootouders van onze Koningskin deren. Zij mogen overtuigd zijn dat wij, Belgen, op de kinderen hunner dochter, de liefde zullen overdragen, die wij hunne moeder toedroegen. Al de bloemen die de lijkbaar van Koningin Astrid omringden, zijn reeds verwelkt; doch gebeden verwelken niet; die zijn iederen dag frisch als de morgendauw en schooner dan de meest zeldzame bloemen. In Paradisum!... Ook onze gebeden leiden haar binnen in die betere we reld en wij storten ze voor hare ziele- rust, en ook voor het Vorstenhuis, wiens hoop immers rust op de kinde ren van Koningin Astrid, die ons zoo duurbaar moeten blijven als ooit hun ne moeder ons was. H. v. A. TAXANDER. Moeder is een lange reis gaan doen en zal nooit meer weerkeeren. Het lag in het voornemen van den Ko- ïing zelf de kinderen op de hoogte te brengen van den dood hunner moeder, naar zijn leed was reeds zoo groot aan iet doodsbed van de innig geliefde Ko ningin, dat een Hofdame, die zelf moeder s, de gravin du Roy de Blicquy, deze zware taak op zich nam. De Prinsjes speelden in de lanen van het kasteel van Stuyvenberg, argeloos en gelukkig als kinderen kunnen spelen. Prins Boudewijn reed in zijn nieuw autotje en Prinses Josephine-Charlotte was met haar fietsje aan 't spelen, toen de Hofdame hen in het kasteel liet roepen. Moederlijk nam zij de kinderen tot zich en zij begon te vertellen van lange rei zen, waarvan de menschen niet weer keeren. Ook moeder is zoo'n lange reis gaan doen. Het zal lange duren voor ge haar terugziet... heel langeEn bij deze woorden kwam het gemoed der kleine Prinses in opstand... Een moeder ver trekt niet zoo opeens zonder- haar kin- ders te verwittigen en ze te omhelzen... De Hofdame vertelde voort. Zij zouden in lange moeder niet meer zien tot zij later er zouden bijkomen. Dit zou enkel veel later gebeuren, en, eens bij hunne lieve moeder, zou het zoo ver zijn dat ook zij nooit meer zouden terugkeeren. Hier klonk een luide schreeuw door de kamer. Het Prinsesje had alles begrepen. Het kwam haar te binnen dat men haar daaromtrent hetzelfde had gezegd over haar geliefde grootvader, Koning Albert... Ja, haar moedertje was dood en ze weende luidop en haar tranen liepen als of ze nooit meer zouden ophouden... De kleine Prins had, zonder argwaan aan de verre reis-geschiedenis geloof gehecht. Hij is nog zoo klein! Maar zijn zustertje zien weenen deed hem verdriet aan en uit medelijden om haar weende hij mede. De Hofdame moest wel verder gaan en aan den kleinen Prins zeggen dat hij zijn moedertje nooit meer zou zieu omdat zij dood was. Toen verstond de kleine de akelige werkelijkheid en echte tranen nu vloeiden. Intusschen was de kleine Prinses on troostbaar; zij besefte dat de dood zoo voorgesteld, moest gekomen zijn zooals aan grootvader en dat moedertje dus in een ongeluk omgekomen was. De Koningskinderen kwamen op harde wijze de slag der onverbiddelijke dood te gevoelen. Beide kindjes leunden dan ook snik kend tegen de in rouw gekleede Hof dame, en schreidden hun eerste groote smart uit aan haar moederhart. En dan is later in den middag de Ko ning" gekomen. Elij keerde weer in het paleis van Stuy venberg, dat zoo dikwijls getuige was van gelukkige urenhier waar hij in intimiteit het familieleven genoot en waar alles nog herinnert aan de Vorstin, die zoo plots is heengegaan. Alleen met zijn kinderen, heeft hij er drie uren doorgebracht, en er in schrij nende smart de gelukkige uren herleefd, die voor altijd voorbij zijn. Later keerde hij weer naar het Paleis, om er den nacht te gaan doorbrengen. BIJ DE DOOD VAN H. M. KONINGIN ASTRID Gegroeto wonderschoone vrouwe, Die kwaamt uit 't verre sagenland, Al lachend stil, en zoo bekoorlijk, Aan een kloeke prinsenhand. Te saam vereend, door jonge liefde Zijt gij de toekomst ingegaan, Ze loech zoo heerlijk blij U tegen, Zooveel belovend keek ze V aan. 't Was als een droom, als een sprookje Gij wierdt een lieve Koningin; Een land was U verkleefd genegen, Een volk gaf U zijn trouwe min. 't Is al gedaan, en al die schoonheid Is weggemaaid, en is voorbij, Dat edel hart en klopt niet langer; O dood, hadt gij geen medelij? Drie weesjes schreien zonder moeder, Op hun verbrijzeld jong geluk; Een man beweent zijn trouwe gade Gebogen onder 't Vorstenjuk. En d'armen al eerbiedig treuren Om d'ed'le liefdevolle vrouw; Hun ziele lijdt, hun oogen weenen, Hun harte bloedt en is in rouw! Wij buigen, God, de hoofden neder, Zij vinde rust daar in uw schoot; Ontvang haar. Heer, in uw erbarmen, Haar zielegoedheid was zoo groot. Wees Gij den troost van onzen Koning, Versterk hem langs zijn droeve baan, Met uw gena en met uw zegen Zie hij met hoop den Hemel aan. En Gij, o Moeder van hierboven, O schenk hen uwe moederzorg, Bescherm die wieg. behoud die kleinen, Wees Gij hun zek're levensborg. ROZA h v n Naar aanleiding va de laatste be langrijke Engelsche Kabinetsvergade ring, heeft Ramsay Mac Donald ge zegd, dat de internationale politieke toestand ernstiger is cp dit oogenblik dan in 1914. Deze woorden hebben de harten van vele menschen, ook van onze menschen, met paniek ge slagen. Sommigen verwachten reeds de toekomstige wereldoorlog binnen enkele weken, met een zekerheid waarvan ze niet af te brengen zijn. Het pessimisme van onze tijd, dat onophoudend voedsel vindt in de economische depressietoestand, luis tert graag naar onheilspellende be richten. In de laatste 10 jaar zijn dergelijke woorden tientallen keeren uitgesproken geworden door andere niet minder belangrijke Staatslieden dan Mac Donald. Wezen we ook deze keer niet zoo voortvarend in het trek ken van sombere besluiten. Nochtans, alhoewel we niet positief zeggen mor gen of overmorgen breekt 'n nieuwe wereldkrijg los» mogen we toch de ernst van de toestand niet uit het oog verliezen. We mogen bijna met zekerheid aannemen dat binnen en kele dagen of weken het kanon zal bulderen in Afrika. Sedert maanden al is heel onze aandacht daarop ge spitst geworden. Echter in Europa zelf zijn er landen en tcéhuitZvn die niet minder recht hebben op onze aan dacht en hiervoor komen voorzeker de Balkanlanden en de Donaulanden het eerst in aanmerking. Men heeft het Balkanschiereiland dikwijls vergeleken met een vulkaan die steeds in werking is en door de uitbarstingen voortdurend vormver anderingen ondergaat. En inderdaad dat gebied heeft in de loop van de 19° eeuw 'n bijna ononderbroken opeenvolging van oorlogen gekend waarbij telkens nieuwe soevereine Staten ontstonden, grondgebied ver overden of verloren. In de 15° eeuw, na de inneming van Konstantinopel (1453) veroverden de Turken het geheele schiereiland. Alleen de Poolsche koning Jan So- bieski en later Keizer Karei konden verhinderen dat ze geheel Europa in namen. De verschillende Balkanvol keren leefden gebukt onder het juk van de Turken en van de Islam ge durende 4 eeuwen ongeveer. Onder de drang van het nationaliteitenprinciep wisten ze zich door verschillende oor logen allen vrij te vechten in de loop van de 19° en het begin van de 20° eeuw. Doch eenmaal vrij herbe gon de strijd, deze keer echter niet tegen de Turken, maar onderling om mekaar stukken grondgebied af te nemen. Uit deze laatste oorlog, ge kend onder de naam van Balkanoor log (1912) is de wrok overgebleven die de Balkanlanden onderling vijan dig stemt en die ze in de laatste oorlog verdeelde in twee kampen. Doch in die strijd bleven ook de groote mogendheden niet ongemoeid. Rusland streefde naar de verovering van Konstantinopel om aldus meester te worden in de Middellandsche Zee. Engeland en Frankrijk kwamen tus schen om dit te beletten en steun den Turkije. Oostenrijk wilde zich uitbreiden naar het Oosten en ver overde Bosnië en Herzegovina. Na de oorlog 1914-18 was de rege ling van het Balkanvraagstuk een van de neteligste punten van de vredesorganisatie. Nochtans met wat goede wil en met het oog op het bestendigen van den vrede onder deze volkeren kon veel goeds bereikt wor den. Doch zooals altijd ging ook hier de likwidatie van de oorlog, gepaard met onrechtveerdigheid en kortzich tigheid. De bondgenooten van de ge allieerden werden beloond ten nadeele van de landen die gestreden hadden aan de zijde van de centrale legers. De grenzen werden meestal willekeu rig getrokken en de vijandschap bleef onder die volkeren heerschen. Nergens onderging de kaart van Europa in de laatste eeuwen zulk een verandering dan in dit gebied. Er is eerst en vooral Oostenrijk, dat alhoewel het niet behoort tot de Balkan, toch hier mee nauw in betrekking staat. Vóór den oorlog vormde Oostenrijk-Hon- garije een reusachtig keizerrijk. Het omvatte het tegenwoordige Oosten rijk, Hongarije, Tsjecho-Slovakije, een stuk van Polen, van Italië, van Roe menië en van Joego-Slavië. (Zie kaar tje.) Het moet gezegd dat dit rijk een groote verscheidenheid van volkeren huisde, maar deze volkeren hadden zich reeds grootelijks aangepast aan het leven in gemeenschap. De ver brokkeling door verschillende vredes verdragen bepaald, heeft de geheele ekonomie van die landen verstoord en de ethnische regeling is veel on rechtvaardiger dan de handeling die de verscheidene volkeren in het voor- oorlogsche rijk kenden. In leder geval verschillende van die nieuwe landen zijn moeilijk zelfstandig leefbaar. Vandaar de Auschluss-beweging in Oostenrijk. De groote mogendheden hebben echter hun fouten ingezien en doen al het mogelijke om die te her stellen. Sedert jaren reeds wordt ge streefd naar 'n economische en zelfs politieke toenadering tusschen de Donaulanden. Binnen enkele dagen komen de vertegenwoordigers van die landen te Genève bijeen om het Do- naupact te bespreken. Juist de tegenovergestelde methode werd door de mogendheden gebruikt om Joego-Slavië op te bouwen. Hier hebben ze verschillende volkeren ver- eenigd in één groot rijk. De ethnische verscheidenheid is hier al even groot als in het voor oorlog sche Oostenrijk- Hongarije. Hier vinden we binnen dezelfde grenzen: Serviërs, Slovenen, Kroaten, Dalmaten, Bosniërs, Herze- govijnen, Montenegrijnen, Macedo- niërs en Bulgaren. Deze volkeren zijn bijeen gebracht omdat ze allen of althans voor het grootste deel be- hooren tot hetzelfde ras. Doch ras eenheid is nog niet voldoende om een natie op te bouwen. Die verschillende Slavische stammen hebben een ver schillende geschiedenis gekend, heb ben behoord tot verschillende landen en hebben verschillende godsdiensten. Ze zijn daarenboven behebt met het overdreven particularisme, dat alle Balkanvolkeren kenmerkt. De on- eenigheid is vooral groot tusschen de Serviërs eenerzijds en de Kroaten en Slovenen anderzijds. De eersten, de eenigen die vóór den oorlog een soe vereine Staat vormden en die aan de zijde van geallieerden streden, heb ben de andere volkstammen be schouwd als overwonnenen. Vandaar een scherpe onrechtvaardigheid in de verdeeling van de ambten, in het be stuur en in het leger waar de Ser viërs het allergrootste aandeel heb ben. De Serviërs zijn Orthodoxe-Chris tenen terwijl de Kroaten en Slovenen voor de groote meerderheid behooren tot de Katholieke Kerk, een ander gebied waar de Serviërs zich veelal onverdraagzaam betoonen. Door de oppositie van Kroaten en Slovenen waren de regeeringscrisissen legio totdat koning Alexander in 1929 de dictatuur invoerde. We weten nog in welke omstandigheden de koning vermoord werd door 't Kroaat en hoe gespannen de toestand was op een zeker oogenblik tusschen Hongarije en Joego-Slavië. Die binnenland- sche oneeniglieid in Joego-Slavië wordt echter met vreugde begroet door de Italianen, die zoo graag nog 'n stukske Dalmatische kust zouden willen bezitten. Dat zal wel zekeren dag van pas komen! Trouwens Italië heeft niets verwaarloosd om een voor hem zoo gunstig mogelijke toestand te scheppen. Na den oorlog werd ten Zuiden van Joego-Slavië een andere Staat opgerichtAlbanië. Dit land is niets minder dan 'n protectoraat van Italië. Er bestaat zelfs een ver drag tusschen de twee landen, waar bij Italië mag tusschenkomen in geval van binnenlandsche troebelen om de orde te herstellen en ook om hulp te bieden in geval van een buiten- landsche aanval. Dat zijn nogal troe ven! We hebben pas gelezen van een opstandige beweging in Albanië. Het is eigenlijk een reactie van de natio nalisten om de vreemde invloed uit het land te weren en is dan ook ge richt tegen koning Zogoe die gemeene zaak maakt met Italië. En de toe stand is gunstig: Mussolini immers schijnt de handen vol te hebben met de verovering van Abessinië! Ziedaar enkele feiten en toestanden die wijzen op het ernstige van den toestand. We blijven hierbij, maar we zouden evengoed kunnen wijzen op onzuivere toestanden in Griekenland, Bulgarije en Roemenië. Wel wordt er ook onder de Bulkanlanden gestreefd naar toenadering. Er bestaat reeds een Balkanpact, maar wat helpt dit alles als de groote landen niet wen- schen dat er eensgezindheid heerscht. (Verboden nadruk.) ROSKAM. (■aaszusnaaasHiiBasBaaaasiBH» TREKKING DER VERWOESTE GEWESTEN LEENING VAN 4 PCT 1521 In het begin der laatste week ontplofte als een bom het nieuws dat de Keizier van Abessinië de uitbating en toezicht der mijnen had afgestaan aan een Engelsch- Amerikaansche firma, voor ongeveer de helft van het grondgebied van Abessinië. Dit gedeelte is zeer rijk aan allerlei mine rale grondstoffen en bijzonderlijk aan pe troleum naar wordt beweerd. Deze laatste grondstof zou zelfs heel ondiep voorkomen en gemakkelijk door pipe-lines aan de kusten worden overgebracht. Dat de Keizer van Abessinië deze ver bintenis heeft aangegaan juist op het oogenblik dat de verhoudingen met Italië zoo sterk gespannen zijn, heeft in alle kringen groote beroering gebracht en in Italië groote verbolgenheid. Gezien Engel sche en Amerikaansche kapitalen erin zouden betrokken zijn, vreesde Italië dat dit een grootere aanleiding zou wezen van wege Engeland en Amerika om in moge lijke oorlog met Abessinië zich te kanten tegen Italië om de nieuwe aangegane ka pitalistische belangen te verdedigen. De Engelsche en Amerikaansche Regee ringen hebben hierop gemeld dat de af gesloten zaak is afgedaan buiten hun weet en dat ze ook geen invloed zal uitoefenen op hun houding in het gerezen geschil. Mussolini werd aldus de petroleumvel- den die hij beoogde voor den neus wegge haald. De Europeaan die de zaal. afsloot is ze kere Heer Rickett, een bskVaam zaken man maar die ook een slimme vos schijnt te zijn. Intusschen stuurt Italië altijd maar nieuwe troepenmachten naar Oost-Afrika wijl Abessinië forten bouwt en groote kui len doet graven om de Italiaansche tanks bij mogelijken aanval er te doen invallen. Op de grens worden van weerszijden groo te troepenmachten samengetrokken. In Italië zijn de groote legermanceuvers, waarbij ongeveer een half millioen solda ten bij betrokken waren, afgeloopen na bij den Brennerpas, maar niettegenstaan de zal Mussolini opnieuw een 200.000 man eener afgezwaaide lichting terug onder de wapens roepen. Engeland concentreert een groote vloot- macht in de Middellandsche zee,bijzonder lijk rond het Suez-kanaal, en versterkt het eiland van Malta. Nieuwe troepen machten werden ook naar het eiland ge zonden alsook naar de haven van Aden. Dit bewijst dat Engeland bereid is om het hoofd te bieden aan alle mogelijke om standigheden en dat het niet zou terug deinzen voor het sluiten van het Surz- kanaal, waar alle schepen moeten door trekken die gaan naar Oost-Afrika, willen zij niet langs den Kaap der Goede Hoop gaan. Woensdag 11., 4 September, werd de zaak voor den Volkenbond gebracht. De Kommissie die belast was om de verantwoordelijkheid vast te stellen der incidenten van Oeal-Oeal, had met een parigheid van stemmen besloten dat geen der twee betrokken landen kon aanspra kelijk gesteld worden voor het gebeurde. Intusschen werd gemeld dat de Ameri kaansche Regeering tusschen gekomen was bij de Standard Oil Vaduum Cie van dewelke een onderafdeeling de uit bating der grondstoffen in de helft van Abessinië had verkregen om het kon- trakt te doen opzeggen. De Engelsche Re geering van haar kant had ook stappen aangewend bij den Keizer van Abessinië om het kontrakt te vernietigen. Eerst werd bericht dat dit gebeurde van weers zijden, wat groote verlichting bijbracht in de onderhandelende middens. Later evenwel zou een Abessijnsch minister ver klaard hebben dat zijn Keizer het kon trakt niet wou opzeggen. De juiste toe dracht is dus nog onbekend. Italië heeft een memorandum aan de leden van den Volkenbond voorgelegd om zijn houding uiteen te zetten. Benevens dit memorandum werden enkele honder den fotos neergelegd tot staving van de gegevens van het memorandum. Italië wil bij dit memorandum bewijzen dat Abessinië niet waardig is deel uit te maken van den Volkenbond. Italië be weert dat Abessinië herhaaldelijk be staande verdragen heeft geschonden, Italiaansch grondgebied op onrechtma tige wijze heeft bezet in Oost-Afrika, de afbakening der grenzen heeft geweigerd, Italië heeft behandeld als de minst be gunstigde Natie, de Italianen op alle ma nieren heeft geweerd en tegengekant, de Italiaansche produkten heeft geboycot- teerd, de vrijheid van handel heeft gewij- gerd, in 1914 en volgende jaren troepen gezonden heeft tegen de Italiaansche le germachten in Oost-Afrika, de oproeren van Lybië en Somaliland heeft gesteund, aanslagen laten plegen tegen Italiaan sche consuls, Italianen van hun goed la ten berooven, enz., allerlei redenen om te pogen te bewijzen dat Abessinië den naam van beschaafd land niet waardig is en geen deel zou mogen maken van den Volkenbond. De openbare zitting van den Volken bond werd zeer talrijk bijgewoond. Eerst werd het woord verleend aan den Engelschen Minister Eden, die de stelling der Engelsche Regeering uiteen zette. De Heer Eden verklaarde dat de wereldopinie de Volkenbond gadeslaat, dat Abessinië onafhankelijk blijven moet, maar dat er in dit land niettemin groote hervormin gen noodig zijn. Deze hervormingen zou den moeten toevertrouwd worden aan Italië, Frankrijk en Engeland, wijl er re kening zou gehouden worden met de bij zondere belangen van Italië. De Heer Laval, Fransche Eerste Minis ter, gaf dan een kleine toelichting aan de rede van den Heer Eden, rede waarmede hij akkoord ging. Frankrijk wil ook de onafhankelijkheid van Abessinië handha- ven, maar een regeling moet worden ge vonden, onder de hoede van den Volken bond en waarbij met de rechten van Italië wordt rekening gehouden. Na de Heer Laval kwam de Heer Aloïsi, Italiaansch Minister, aan het woord c.n het standpunt van zijn land uiteen te zet ten. Dit standpunt is vervat in het me morandum, waarvan wij hierboven een korten inhoud*geven. Dan werd het woord verleend aan den H. Jeze, afgevaardigde van Abessinië. die zijn verbazing lucht gaf over het rekwi- sitorium van Italië, er protest tegen aan- teekende en zich het recht voorhield later op al de punten te antwoorden en ze te weerleggen. De tijd is evenwel dringend en een oplossing is allernoodzakelijkst, wil men een uitroeiingsoorlog vermijden. Na nog enkele woorden van den afge vaardigde van Spanje ten gunste van den Vrede, besloot de raad uiteen te gaan, tot later te bepalen datum. Intusschen zijn Dinsdag en Maandag, in 48 uren tijds, 10 Italiaansche schepen met soldaten en oorlogsmateriaal, door het kanaal van Suez gevaren. DE VOLKENBOND VERGADERDE OPNIEUW DONDERDAG De Italiaansche Afgevaardigde verlaat de zaal bij de rede van den Afgevaardigde van Abessinië. Alhoewel eerst werd gezegd dat de Vol kenbond eerst op onbepaalden datum zou vergaderen, werd de Raad Donderdag avond samen geroepen om het antwoord van den afgevaardigde van Abessinië te hooren. Er weze hier nog terloops gezegd dat in zijn rede van Woensdag, baron Aloysi, Italiaansch afgevaardigde, verklaard heeft dat Italië g^invaardt het vraagstuk te be spreken met den Volkenbond, maar niet met Abessinië, land dat Italië beschouwt als buiten de wet. Verder nog hield hij staande dat het vredespakt Briand-Kel- logg niet toepasselijk was voor Italië in verband met een oorlog in Afrika. Donderdagavond nu heeft de Heer Jeze. afgevaardigde van Abessinië. de thesis van Italië willen weerleggen. Bij de rede van den Heer Jeze heeft de Heer Aloysi zijn plaats verlaten om het tegenwoord van de andere partij niet te moeten aan- hooren. De Heer Rocco, lid van de Ita liaansche afvaardiging, die de plaats van den Heer Aloysi had genomen, verliet zijn plaats opzettelijk toen de Abessijnsche afgevaardigde vroeg dat de Volkenbond zijn verantwoordelijkheid zou opnemen. Na de Heer Jeze heeft de Heer Litvi- noff, afgevaardigde van Rusland, het woord genomen om de houding van Italië af te keuren. Intusschen werd gemeld dat Abessinië weigerde het olie-akkoord op te zeggen. De andere partij zou evenwel het recht hebben zulks te doen. Alleen veel goeden wil kan hier nog een oplossing brengen. ALLE INVLOEDEN DER KATHOLIEKE KERK ZAL WORDEN GEBRUIKT OM DEN OORLOG TE VERHINDEREN Zaterdag morgen had de 118» trekking plaats van de Leening der Verwoeste Ge westen 4 pet 1921. De loten werden door de volgende obligaties gewonnen Reeks 73932 Nr 9 wint 250.000 fr. Reeks 44456 Nr 15 wint 100.000 fr. Reeks 47495 Nr 12, Reeks 144456 Nrs 8 en 9, winnen elk 50.000 fr. De andere nummers dezer reeksen, als mede al de nummers van de reeksen 16798 en 133138 zijn betaalbaar met 258 frank. De H. Vader heeft den 27 Augustus jl. in zijn zomerresidentie te Castel-Gandol- fo, twee duizend verpleegsters ontvangen uit acht en twintig verschillende landen, die hadden deel genomen aan het inter nationale congres voor katholieke zieken verpleging dat dezer dagen te Rome ge houden is. Tijdens de audiëntie heeft Zijne Heilig heid zooals gebruikelijk ook een toespraak gehouden, waarin Hij terloops ook te spre ken kwam over het Italiaansch—Abessy- nisch geschil. De Heilige Vader zeide letterlijk het volgende: Men spreekt in het buitenland over een veroveringsoorlog, van een aanvals oorlog: dit is evenwel een veronderstelling waarbij Wij onze gedachten zelfs niet willen laten stilstaan. Een veroveringsoorlog zou waarlijk een onrechtvaardige en afschuwelijke oorlog zijn. In Italië zegt men, dat het hier om een rechtvaardigen oorlog zou gaan, wijl het een verdedigingsoorlog is, om de grenzen te beschermen tegen voortdurende en on ophoudelijke gevaren, ten oorlog, noodza kelijk geworden voor de expansie van een met den dag toenemende bevolking. Zulk een oorlog acht men juist daarmee ge rechtvaardigd. WIJ kunnen ons niet wederhouden te bedenken, dat Indien deze expansiebe hoefte bestaat, eveneens de noodzakelijk heid bestaat om de veiligheid der grenzen te verzekeren. Wij wenschen, dat men er in slagen zal de moeilijkheden door alle andere mid delen dan een oorlog te regelen. Wij ge- looven dat zulks niet onmogelijk is. Ben ding waarmede men rekening moet houden Is, dat, indien de behoefte aan' expansie een feit is waaraan men aan dacht dient te schenken, het recht van verdediging, beperkte maat en grenzen heeft, welke men in acht moet nemen, op dat men door de verdediging geen schuld op zich iade. In ieder geval bidden wij God. dat Hij de activiteit en ijver van scherpzinnige mannen, die de eischen van het ware ge luk der volkeren en van de sociale recht vaardigheid begrijpen, moge steunen. De o Osservatore Romanopubliceert thans een officieele nota in dewelke de juiste beteekenis der pauselijke verkla ringen wordt aangetoond. De Italiaansche pers In het bijzonder had slechts een korte inhoud van deze toespraak medege deeld en o. m. volgende belangrijke zin snede weggelaten: Een zaak schijnt ons buiten twijfel te staan, namelijk dat, indien de noodwen digheid van expansie een feit is waar re kening dient mee gehouden te worden, het recht van verdediging grenzen en ma tigingen heeft die ze moet behouden, wil de verdediging niet schuldig worden. Het officieele blad van het Vaticaan schrijft omtrent deze verklaring het vol gende: De woorden van den Paus zijn duide lijk. De behoefte aan expansie is geen recht «in se» (in zich zelf). Het is wel iswaar een feit, waar rekening dient meê gehouden te worden, doch dat geenszins met het rechtmag vereenzelvigd wor den. De verdediging daarentegen is een recht. Zij geeft onmiddellijk het recht, dat staat buiten twijfel, maar de uitoefening van dit recht is niet vrij van schuld, in dien zekere grenzen en matigingen niet worden in acht genomen. Dit beteeken' dat de noodwendigheid aan expansie nie» op zichzelf de krachtinspanningen ka: rechtvaardigen, welke worden aangeven*, om, zelfs ln strijd met het gebeurlijk recht van anderen, de dingen te verwer den, die men als noodwendig beschouwd. De verdediging daartegen kan in zich zelf werden gerechtvaardigd en met het recht vereenzelvigd worden, maar slechts op voorwaarde dat zij niet te ver wordt doorgedreven, een daad die door alle codca van de wereld wordt veroordeeld.

HISTORISCHE KRANTEN

De Halle (1925-1940) | 1935 | | pagina 1