IN PARADISUM
De Balkankrater weer in werking
Hei geschil Etalië-Abossinië
Be Pauselijke feemitSdelireg erca den
QcrlSïj ie voorkomen
KATHOLIEK WEEKBLAD VAN IEPER
INTERNATIONAAL OVERZICHT
M
Hare Meestest op het doodsbed
De Prinsjes weten...
TREURDICHT
Tie op ftweede blad verslag met fotos
der treurige lijkplechfigheden
Be Keizer van Abessinië s'uit belangrijke kontraktcsf
af met een Bintentantlsche Firma
Het Gevaar voor Oorlog is dreigend geworden
De Zaak vaar den VoEkenbsnd
ZONDAG 8 SEPTEMBER 1935.1
WEEKBLAD: 35 CENTIEMEN,
3' JAAR. N' 33.
«DE HALLE
Katholiek Weekblad van leper
Bureel
Boterstraat, 17, IEPER.
ABONNEMENTSPRIJS
VOOR 1 JAAR (per post)
Binnenland 18,60 fr.
Belgisch Kongo 35,fr.
Frankrijk 35,fr.
Alle andere landen 65,fr.
I
/CltSWëFT
SANSEN VANNESTE, PögêHfijft
Tel. Poperlrif? ff*
Postehcckrekenlrig N' 15.570^
TARIEF VOOR BERICHTEN:
Kleine belichten per regel 1,00 fr
Kleine berichten (minimum) 4,08 fr
2 fr. toeL v. ber. m. adr. t. bur.
Rouwber. en Bedank, (min.) 5,00 fr.
Te herhalen aankondigingen:
prijs op aanvraag.
Annoncen zijn vooraf te betalen en
moeten tegen den Woensdag avond
ingezonden worden. Kleine be
richten tegen den Donderdag noen.
se?
K?tl
Zoo is dan het stoffelijk overschot
van haar, die eens onze duurbare
Koningin was, voor eeuwig ter ruste
gelegd in den koninklijken grafkelder
van Laken, zijde aan zijde naast het
graf van onzen onvergetelijken, in
even tragische omstandigheden om
gekomen Koning Albert.
Haar laatste uittocht door de stra
ten der hoofdstad had plaats te mid
den van vorstelijke praal, die zij nooit
gezocht heeft, volgens de regelen van
het protocool, die zij steeds waar het
kon ontvluchtte.
Doch niet die praal is het kenmerk
dezer apotheose van het kortstondig
leven van die jonge vrouw die de
kroon van Belgie op het hoofd droeg,
met een glans en een schittering die
ons allen bekoorde.
Dieper ligt de beteekenis der laat
ste hulde die wij haar brachten. Zij
ligt in de eenparigheid der gevoelens
van liefde en vereering die, bij het
vernemen van haar wreed afsterven,
gansch onze bevolking, en met haar
al de volkeren der wereld, voor hare
edele en reine figuur hebben doen
buigen.
Het Belgisch volk vooral dat, zon
der onderscheid van rang of stand,
zonder onderscheid van ras of taal,
zonder onderscheid van godsdienstige
of wijsgeerige gezindheid, geknield
heeft vóór het praalbed, waarop zij
nu wezenloos lag uitgestrekt.
Want allen hadden haar even lief
en allen droegen haar dezelfde gene
genheid toe; zij had ons hart ver
overd van toen zij uit dit blanke
sprockjesschip voet aan wal zette in
ons land, dat haar nieuw vaderland
zou worden en waar zij, met haar
glimlach en haar liefelijk handge
baar, van den eersten stond burger
recht had veroverd.
Zij versierde den troon, niet alleen
door hare jeugd en hare schoonheid,
zij versierde hem vooral door het on
gekunstelde van haren eenvoud en de
goedheid van haar gouden hart.
Tusschen haar en het volk stond
geen protocolaire dam. Dat had ze
niet geleerd van een vader, die nu
een trouwen lakei de hand ging druk
ken, noch van een moeder die in de
a,rmen viel van de hofdame, die aan
hare kleinkinderen het wreede nieuws
had meegedeeld, dat hun lief moe
dertje naar den Hemel was vertrok-
kr
,istrid van Zweden kende maar één
protocool: dit van het hart; en het
volk zag niet op tot haar als naar
een ongenaakbare Vorstin, maar als
tot een lievelinge, een welbeminde,
aller oogappel.
■hj kende geen protocool als zij de
kuaeren van ruwe mijnwerkers om
helsde of met de volksvrouwen sprak;
en 't was evenmin protocolair wan
neer de eenvoudige menschen van
haar spraken als van «ons Astrideke»,
een lieideuitdrukking die in 't Fransch
niet bestaat en die Maurice Maeter
linck in de Figaro voor de Fran
se ren heeft toegelicht.
Het was ook niet protocolair als
onse menschen van haar zeiden: «'t is
toch zoo'n braaf mensch, zoo'n lief
meiske», maar het spreekt boekdeelen
voor de verhouding tusschen haar en
het volk.
Bekommerde zij zich om het pro
tocool, wanneer zij, bij feestelijke ge
legenheid, als zij haar geluk wilde
uitschreeuwen, in 't zich van ieder
een den Koning bij de hand greep,
ze vast hield, als wilde zij hare le
vensblijheid aan iedereen meedeelen.
Wij aanzagen haar als eene gezon
dene uit den Hemel, hierheen ge
stuurd om een einde te stellen aan
de reeks van rampen die het Vor
stenhuis schijnt te achtervolgen.
Zij is naar den Hemel teruggekeerd
gedragen op de gebeden van de mil
joenen die haar vereerden en'v lief
hadden.
In Paradisum! was de laatste koor
zang die haar stoffelijk omhulsel be-
gt.sidde bij het uitdragen uit Sinte
Gtcdele.
Mogen de Engelen haar binnenlei
den in het verblijf der gelukzaligen.
Moge zij hier boven waken op het
heil van hare kinderen, op het geluk
van haren echtgenoot, op het welzijn
van ons vaderland.
Eeuwig zal hare nagedachtenis
voortleven te midden van ons volk
en op hunne beurt zullen onze klein
kinderen eens aan hunne afstamme
lingen het verhaal voortvertellen, wat
zij van hunne moeder of in de school
hoorden
Er kwam eens eene vreemde Prinses
in ons land en die heette Astrid. De
zoon van den Koning had haar ten
huwelijk gevraagd en zij klom naast
hem op den troon, \oen onze groote
Koning Albert verongelukte. Zij ver
sierde dien troon door hare deugden,
door hare bevalligheid" door hare
goedheid en door haar zielenadel. Ook
zij verloor spoedig het leven bij on
geluk en, hadden toen in ons land
de steenen kunnen weenen, ze zouden
het gedaan hebben; want ieder had
haar even lief en men betreurde haar
verlies, zooals men 't verlies van zijn
eigen meest duurbaren beweende.
Nooit was er een volksrouw zoo aan
grijpend als bij het afsterven van
Koningin Astrid...
A
Koning Leopold XII weet dat eens
de volksmond dit verhaal zal ver
spreiden. Moge dit hem sterken bij
het dragen van den onherstelbaren
rouw dien hij nu op zijne schouders
torscht, en het schrijnend leed ver
zachten dat zijn hart verscheurt en
beknelt.
Mogen de Koningskinderen later
dit verhaal lezen, om te leeren hoe
zeer hunne moeder op de handen
werd gedragen door een volk, waar
mee alles te doen is wanneer het
liefde en genegenheid ontvangen mag
Maar onze gedachten gaan ook naar
hen die ons die goede, lieve, duurbare
landsvrouwe geschonken, naar hare
ouders, die nu onder den zwaren last
van een onherstelbaren slag, het ver
lies van een zoo duurbare dochter,
gebukt gaan.
De ouders van Koningin Astrid zijn
de grootouders van onze Koningskin
deren. Zij mogen overtuigd zijn dat
wij, Belgen, op de kinderen hunner
dochter, de liefde zullen overdragen,
die wij hunne moeder toedroegen.
Al de bloemen die de lijkbaar van
Koningin Astrid omringden, zijn reeds
verwelkt; doch gebeden verwelken
niet; die zijn iederen dag frisch als
de morgendauw en schooner dan de
meest zeldzame bloemen.
In Paradisum!... Ook onze gebeden
leiden haar binnen in die betere we
reld en wij storten ze voor hare ziele-
rust, en ook voor het Vorstenhuis,
wiens hoop immers rust op de kinde
ren van Koningin Astrid, die ons zoo
duurbaar moeten blijven als ooit hun
ne moeder ons was.
H. v. A.
TAXANDER.
Moeder is een lange reis
gaan doen en zal nooit
meer weerkeeren.
Het lag in het voornemen van den Ko-
ïing zelf de kinderen op de hoogte te
brengen van den dood hunner moeder,
naar zijn leed was reeds zoo groot aan
iet doodsbed van de innig geliefde Ko
ningin, dat een Hofdame, die zelf moeder
s, de gravin du Roy de Blicquy, deze
zware taak op zich nam.
De Prinsjes speelden in de lanen van
het kasteel van Stuyvenberg, argeloos en
gelukkig als kinderen kunnen spelen.
Prins Boudewijn reed in zijn nieuw
autotje en Prinses Josephine-Charlotte
was met haar fietsje aan 't spelen, toen
de Hofdame hen in het kasteel liet roepen.
Moederlijk nam zij de kinderen tot zich
en zij begon te vertellen van lange rei
zen, waarvan de menschen niet weer
keeren.
Ook moeder is zoo'n lange reis gaan
doen. Het zal lange duren voor ge haar
terugziet... heel langeEn bij deze
woorden kwam het gemoed der kleine
Prinses in opstand... Een moeder ver
trekt niet zoo opeens zonder- haar kin-
ders te verwittigen en ze te omhelzen...
De Hofdame vertelde voort. Zij zouden
in lange moeder niet meer zien tot zij
later er zouden bijkomen. Dit zou enkel
veel later gebeuren, en, eens bij hunne
lieve moeder, zou het zoo ver zijn dat
ook zij nooit meer zouden terugkeeren.
Hier klonk een luide schreeuw door de
kamer. Het Prinsesje had alles begrepen.
Het kwam haar te binnen dat men haar
daaromtrent hetzelfde had gezegd over
haar geliefde grootvader, Koning Albert...
Ja, haar moedertje was dood en ze
weende luidop en haar tranen liepen als
of ze nooit meer zouden ophouden... De
kleine Prins had, zonder argwaan aan de
verre reis-geschiedenis geloof gehecht.
Hij is nog zoo klein! Maar zijn zustertje
zien weenen deed hem verdriet aan en
uit medelijden om haar weende hij mede.
De Hofdame moest wel verder gaan en
aan den kleinen Prins zeggen dat hij zijn
moedertje nooit meer zou zieu omdat zij
dood was. Toen verstond de kleine de
akelige werkelijkheid en echte tranen nu
vloeiden.
Intusschen was de kleine Prinses on
troostbaar; zij besefte dat de dood zoo
voorgesteld, moest gekomen zijn zooals
aan grootvader en dat moedertje dus in
een ongeluk omgekomen was.
De Koningskinderen kwamen op harde
wijze de slag der onverbiddelijke dood te
gevoelen.
Beide kindjes leunden dan ook snik
kend tegen de in rouw gekleede Hof
dame, en schreidden hun eerste groote
smart uit aan haar moederhart.
En dan is later in den middag de Ko
ning" gekomen.
Elij keerde weer in het paleis van Stuy
venberg, dat zoo dikwijls getuige was van
gelukkige urenhier waar hij in intimiteit
het familieleven genoot en waar alles nog
herinnert aan de Vorstin, die zoo plots
is heengegaan.
Alleen met zijn kinderen, heeft hij er
drie uren doorgebracht, en er in schrij
nende smart de gelukkige uren herleefd,
die voor altijd voorbij zijn.
Later keerde hij weer naar het Paleis,
om er den nacht te gaan doorbrengen.
BIJ DE DOOD VAN
H. M. KONINGIN ASTRID
Gegroeto wonderschoone vrouwe,
Die kwaamt uit 't verre sagenland,
Al lachend stil, en zoo bekoorlijk,
Aan een kloeke prinsenhand.
Te saam vereend, door jonge liefde
Zijt gij de toekomst ingegaan,
Ze loech zoo heerlijk blij U tegen,
Zooveel belovend keek ze V aan.
't Was als een droom, als een sprookje
Gij wierdt een lieve Koningin;
Een land was U verkleefd genegen,
Een volk gaf U zijn trouwe min.
't Is al gedaan, en al die schoonheid
Is weggemaaid, en is voorbij,
Dat edel hart en klopt niet langer;
O dood, hadt gij geen medelij?
Drie weesjes schreien zonder moeder,
Op hun verbrijzeld jong geluk;
Een man beweent zijn trouwe gade
Gebogen onder 't Vorstenjuk.
En d'armen al eerbiedig treuren
Om d'ed'le liefdevolle vrouw;
Hun ziele lijdt, hun oogen weenen,
Hun harte bloedt en is in rouw!
Wij buigen, God, de hoofden neder,
Zij vinde rust daar in uw schoot;
Ontvang haar. Heer, in uw erbarmen,
Haar zielegoedheid was zoo groot.
Wees Gij den troost van onzen Koning,
Versterk hem langs zijn droeve baan,
Met uw gena en met uw zegen
Zie hij met hoop den Hemel aan.
En Gij, o Moeder van hierboven,
O schenk hen uwe moederzorg,
Bescherm die wieg. behoud die kleinen,
Wees Gij hun zek're levensborg.
ROZA
h v n
Naar aanleiding va de laatste be
langrijke Engelsche Kabinetsvergade
ring, heeft Ramsay Mac Donald ge
zegd, dat de internationale politieke
toestand ernstiger is cp dit oogenblik
dan in 1914. Deze woorden hebben
de harten van vele menschen, ook
van onze menschen, met paniek ge
slagen. Sommigen verwachten reeds
de toekomstige wereldoorlog binnen
enkele weken, met een zekerheid
waarvan ze niet af te brengen zijn.
Het pessimisme van onze tijd, dat
onophoudend voedsel vindt in de
economische depressietoestand, luis
tert graag naar onheilspellende be
richten. In de laatste 10 jaar zijn
dergelijke woorden tientallen keeren
uitgesproken geworden door andere
niet minder belangrijke Staatslieden
dan Mac Donald. Wezen we ook deze
keer niet zoo voortvarend in het trek
ken van sombere besluiten. Nochtans,
alhoewel we niet positief zeggen mor
gen of overmorgen breekt 'n nieuwe
wereldkrijg los» mogen we toch de
ernst van de toestand niet uit het
oog verliezen. We mogen bijna met
zekerheid aannemen dat binnen en
kele dagen of weken het kanon zal
bulderen in Afrika. Sedert maanden
al is heel onze aandacht daarop ge
spitst geworden. Echter in Europa zelf
zijn er landen en tcéhuitZvn die niet
minder recht hebben op onze aan
dacht en hiervoor komen voorzeker
de Balkanlanden en de Donaulanden
het eerst in aanmerking.
Men heeft het Balkanschiereiland
dikwijls vergeleken met een vulkaan
die steeds in werking is en door de
uitbarstingen voortdurend vormver
anderingen ondergaat. En inderdaad
dat gebied heeft in de loop van de
19° eeuw 'n bijna ononderbroken
opeenvolging van oorlogen gekend
waarbij telkens nieuwe soevereine
Staten ontstonden, grondgebied ver
overden of verloren.
In de 15° eeuw, na de inneming
van Konstantinopel (1453) veroverden
de Turken het geheele schiereiland.
Alleen de Poolsche koning Jan So-
bieski en later Keizer Karei konden
verhinderen dat ze geheel Europa in
namen. De verschillende Balkanvol
keren leefden gebukt onder het juk
van de Turken en van de Islam ge
durende 4 eeuwen ongeveer. Onder de
drang van het nationaliteitenprinciep
wisten ze zich door verschillende oor
logen allen vrij te vechten in de loop
van de 19° en het begin van de
20° eeuw. Doch eenmaal vrij herbe
gon de strijd, deze keer echter niet
tegen de Turken, maar onderling om
mekaar stukken grondgebied af te
nemen. Uit deze laatste oorlog, ge
kend onder de naam van Balkanoor
log (1912) is de wrok overgebleven
die de Balkanlanden onderling vijan
dig stemt en die ze in de laatste
oorlog verdeelde in twee kampen.
Doch in die strijd bleven ook de
groote mogendheden niet ongemoeid.
Rusland streefde naar de verovering
van Konstantinopel om aldus meester
te worden in de Middellandsche Zee.
Engeland en Frankrijk kwamen tus
schen om dit te beletten en steun
den Turkije. Oostenrijk wilde zich
uitbreiden naar het Oosten en ver
overde Bosnië en Herzegovina.
Na de oorlog 1914-18 was de rege
ling van het Balkanvraagstuk een
van de neteligste punten van de
vredesorganisatie. Nochtans met wat
goede wil en met het oog op het
bestendigen van den vrede onder deze
volkeren kon veel goeds bereikt wor
den. Doch zooals altijd ging ook hier
de likwidatie van de oorlog, gepaard
met onrechtveerdigheid en kortzich
tigheid. De bondgenooten van de ge
allieerden werden beloond ten nadeele
van de landen die gestreden hadden
aan de zijde van de centrale legers.
De grenzen werden meestal willekeu
rig getrokken en de vijandschap bleef
onder die volkeren heerschen. Nergens
onderging de kaart van Europa in de
laatste eeuwen zulk een verandering
dan in dit gebied. Er is eerst en
vooral Oostenrijk, dat alhoewel het
niet behoort tot de Balkan, toch hier
mee nauw in betrekking staat. Vóór
den oorlog vormde Oostenrijk-Hon-
garije een reusachtig keizerrijk. Het
omvatte het tegenwoordige Oosten
rijk, Hongarije, Tsjecho-Slovakije, een
stuk van Polen, van Italië, van Roe
menië en van Joego-Slavië. (Zie kaar
tje.) Het moet gezegd dat dit rijk een
groote verscheidenheid van volkeren
huisde, maar deze volkeren hadden
zich reeds grootelijks aangepast aan
het leven in gemeenschap. De ver
brokkeling door verschillende vredes
verdragen bepaald, heeft de geheele
ekonomie van die landen verstoord
en de ethnische regeling is veel on
rechtvaardiger dan de handeling die
de verscheidene volkeren in het voor-
oorlogsche rijk kenden. In leder geval
verschillende van die nieuwe landen
zijn moeilijk zelfstandig leefbaar.
Vandaar de Auschluss-beweging in
Oostenrijk. De groote mogendheden
hebben echter hun fouten ingezien en
doen al het mogelijke om die te her
stellen. Sedert jaren reeds wordt ge
streefd naar 'n economische en zelfs
politieke toenadering tusschen de
Donaulanden. Binnen enkele dagen
komen de vertegenwoordigers van die
landen te Genève bijeen om het Do-
naupact te bespreken.
Juist de tegenovergestelde methode
werd door de mogendheden gebruikt
om Joego-Slavië op te bouwen. Hier
hebben ze verschillende volkeren ver-
eenigd in één groot rijk. De ethnische
verscheidenheid is hier al even groot
als in het voor oorlog sche Oostenrijk-
Hongarije. Hier vinden we binnen
dezelfde grenzen: Serviërs, Slovenen,
Kroaten, Dalmaten, Bosniërs, Herze-
govijnen, Montenegrijnen, Macedo-
niërs en Bulgaren. Deze volkeren zijn
bijeen gebracht omdat ze allen of
althans voor het grootste deel be-
hooren tot hetzelfde ras. Doch ras
eenheid is nog niet voldoende om een
natie op te bouwen. Die verschillende
Slavische stammen hebben een ver
schillende geschiedenis gekend, heb
ben behoord tot verschillende landen
en hebben verschillende godsdiensten.
Ze zijn daarenboven behebt met het
overdreven particularisme, dat alle
Balkanvolkeren kenmerkt. De on-
eenigheid is vooral groot tusschen de
Serviërs eenerzijds en de Kroaten en
Slovenen anderzijds. De eersten, de
eenigen die vóór den oorlog een soe
vereine Staat vormden en die aan de
zijde van geallieerden streden, heb
ben de andere volkstammen be
schouwd als overwonnenen. Vandaar
een scherpe onrechtvaardigheid in de
verdeeling van de ambten, in het be
stuur en in het leger waar de Ser
viërs het allergrootste aandeel heb
ben. De Serviërs zijn Orthodoxe-Chris
tenen terwijl de Kroaten en Slovenen
voor de groote meerderheid behooren
tot de Katholieke Kerk, een ander
gebied waar de Serviërs zich veelal
onverdraagzaam betoonen. Door de
oppositie van Kroaten en Slovenen
waren de regeeringscrisissen legio
totdat koning Alexander in 1929 de
dictatuur invoerde. We weten nog in
welke omstandigheden de koning
vermoord werd door 't Kroaat en hoe
gespannen de toestand was op een
zeker oogenblik tusschen Hongarije
en Joego-Slavië. Die binnenland-
sche oneeniglieid in Joego-Slavië
wordt echter met vreugde begroet
door de Italianen, die zoo graag nog
'n stukske Dalmatische kust zouden
willen bezitten. Dat zal wel zekeren
dag van pas komen! Trouwens Italië
heeft niets verwaarloosd om een voor
hem zoo gunstig mogelijke toestand
te scheppen. Na den oorlog werd ten
Zuiden van Joego-Slavië een andere
Staat opgerichtAlbanië. Dit land
is niets minder dan 'n protectoraat
van Italië. Er bestaat zelfs een ver
drag tusschen de twee landen, waar
bij Italië mag tusschenkomen in geval
van binnenlandsche troebelen om de
orde te herstellen en ook om hulp
te bieden in geval van een buiten-
landsche aanval. Dat zijn nogal troe
ven! We hebben pas gelezen van een
opstandige beweging in Albanië. Het
is eigenlijk een reactie van de natio
nalisten om de vreemde invloed uit
het land te weren en is dan ook ge
richt tegen koning Zogoe die gemeene
zaak maakt met Italië. En de toe
stand is gunstig: Mussolini immers
schijnt de handen vol te hebben met
de verovering van Abessinië!
Ziedaar enkele feiten en toestanden
die wijzen op het ernstige van den
toestand. We blijven hierbij, maar we
zouden evengoed kunnen wijzen op
onzuivere toestanden in Griekenland,
Bulgarije en Roemenië. Wel wordt er
ook onder de Bulkanlanden gestreefd
naar toenadering. Er bestaat reeds
een Balkanpact, maar wat helpt dit
alles als de groote landen niet wen-
schen dat er eensgezindheid heerscht.
(Verboden nadruk.) ROSKAM.
(■aaszusnaaasHiiBasBaaaasiBH»
TREKKING
DER VERWOESTE GEWESTEN
LEENING VAN 4 PCT 1521
In het begin der laatste week ontplofte
als een bom het nieuws dat de Keizier van
Abessinië de uitbating en toezicht der
mijnen had afgestaan aan een Engelsch-
Amerikaansche firma, voor ongeveer de
helft van het grondgebied van Abessinië.
Dit gedeelte is zeer rijk aan allerlei mine
rale grondstoffen en bijzonderlijk aan pe
troleum naar wordt beweerd. Deze laatste
grondstof zou zelfs heel ondiep voorkomen
en gemakkelijk door pipe-lines aan de
kusten worden overgebracht.
Dat de Keizer van Abessinië deze ver
bintenis heeft aangegaan juist op het
oogenblik dat de verhoudingen met Italië
zoo sterk gespannen zijn, heeft in alle
kringen groote beroering gebracht en in
Italië groote verbolgenheid. Gezien Engel
sche en Amerikaansche kapitalen erin
zouden betrokken zijn, vreesde Italië dat
dit een grootere aanleiding zou wezen van
wege Engeland en Amerika om in moge
lijke oorlog met Abessinië zich te kanten
tegen Italië om de nieuwe aangegane ka
pitalistische belangen te verdedigen.
De Engelsche en Amerikaansche Regee
ringen hebben hierop gemeld dat de af
gesloten zaak is afgedaan buiten hun weet
en dat ze ook geen invloed zal uitoefenen
op hun houding in het gerezen geschil.
Mussolini werd aldus de petroleumvel-
den die hij beoogde voor den neus wegge
haald.
De Europeaan die de zaal. afsloot is ze
kere Heer Rickett, een bskVaam zaken
man maar die ook een slimme vos schijnt
te zijn.
Intusschen stuurt Italië altijd maar
nieuwe troepenmachten naar Oost-Afrika
wijl Abessinië forten bouwt en groote kui
len doet graven om de Italiaansche tanks
bij mogelijken aanval er te doen invallen.
Op de grens worden van weerszijden groo
te troepenmachten samengetrokken.
In Italië zijn de groote legermanceuvers,
waarbij ongeveer een half millioen solda
ten bij betrokken waren, afgeloopen na
bij den Brennerpas, maar niettegenstaan
de zal Mussolini opnieuw een 200.000 man
eener afgezwaaide lichting terug onder de
wapens roepen.
Engeland concentreert een groote vloot-
macht in de Middellandsche zee,bijzonder
lijk rond het Suez-kanaal, en versterkt
het eiland van Malta. Nieuwe troepen
machten werden ook naar het eiland ge
zonden alsook naar de haven van Aden.
Dit bewijst dat Engeland bereid is om het
hoofd te bieden aan alle mogelijke om
standigheden en dat het niet zou terug
deinzen voor het sluiten van het Surz-
kanaal, waar alle schepen moeten door
trekken die gaan naar Oost-Afrika, willen
zij niet langs den Kaap der Goede Hoop
gaan.
Woensdag 11., 4 September, werd de
zaak voor den Volkenbond gebracht.
De Kommissie die belast was om de
verantwoordelijkheid vast te stellen der
incidenten van Oeal-Oeal, had met een
parigheid van stemmen besloten dat geen
der twee betrokken landen kon aanspra
kelijk gesteld worden voor het gebeurde.
Intusschen werd gemeld dat de Ameri
kaansche Regeering tusschen gekomen
was bij de Standard Oil Vaduum Cie
van dewelke een onderafdeeling de uit
bating der grondstoffen in de helft van
Abessinië had verkregen om het kon-
trakt te doen opzeggen. De Engelsche Re
geering van haar kant had ook stappen
aangewend bij den Keizer van Abessinië
om het kontrakt te vernietigen. Eerst
werd bericht dat dit gebeurde van weers
zijden, wat groote verlichting bijbracht
in de onderhandelende middens. Later
evenwel zou een Abessijnsch minister ver
klaard hebben dat zijn Keizer het kon
trakt niet wou opzeggen. De juiste toe
dracht is dus nog onbekend.
Italië heeft een memorandum aan de
leden van den Volkenbond voorgelegd om
zijn houding uiteen te zetten. Benevens
dit memorandum werden enkele honder
den fotos neergelegd tot staving van de
gegevens van het memorandum.
Italië wil bij dit memorandum bewijzen
dat Abessinië niet waardig is deel uit
te maken van den Volkenbond. Italië be
weert dat Abessinië herhaaldelijk be
staande verdragen heeft geschonden,
Italiaansch grondgebied op onrechtma
tige wijze heeft bezet in Oost-Afrika, de
afbakening der grenzen heeft geweigerd,
Italië heeft behandeld als de minst be
gunstigde Natie, de Italianen op alle ma
nieren heeft geweerd en tegengekant, de
Italiaansche produkten heeft geboycot-
teerd, de vrijheid van handel heeft gewij-
gerd, in 1914 en volgende jaren troepen
gezonden heeft tegen de Italiaansche le
germachten in Oost-Afrika, de oproeren
van Lybië en Somaliland heeft gesteund,
aanslagen laten plegen tegen Italiaan
sche consuls, Italianen van hun goed la
ten berooven, enz., allerlei redenen om
te pogen te bewijzen dat Abessinië den
naam van beschaafd land niet waardig
is en geen deel zou mogen maken van den
Volkenbond.
De openbare zitting van den Volken
bond werd zeer talrijk bijgewoond.
Eerst werd het woord verleend aan den
Engelschen Minister Eden, die de stelling
der Engelsche Regeering uiteen zette. De
Heer Eden verklaarde dat de wereldopinie
de Volkenbond gadeslaat, dat Abessinië
onafhankelijk blijven moet, maar dat er
in dit land niettemin groote hervormin
gen noodig zijn. Deze hervormingen zou
den moeten toevertrouwd worden aan
Italië, Frankrijk en Engeland, wijl er re
kening zou gehouden worden met de bij
zondere belangen van Italië.
De Heer Laval, Fransche Eerste Minis
ter, gaf dan een kleine toelichting aan de
rede van den Heer Eden, rede waarmede
hij akkoord ging. Frankrijk wil ook de
onafhankelijkheid van Abessinië handha-
ven, maar een regeling moet worden ge
vonden, onder de hoede van den Volken
bond en waarbij met de rechten van
Italië wordt rekening gehouden.
Na de Heer Laval kwam de Heer Aloïsi,
Italiaansch Minister, aan het woord c.n
het standpunt van zijn land uiteen te zet
ten. Dit standpunt is vervat in het me
morandum, waarvan wij hierboven een
korten inhoud*geven.
Dan werd het woord verleend aan den
H. Jeze, afgevaardigde van Abessinië. die
zijn verbazing lucht gaf over het rekwi-
sitorium van Italië, er protest tegen aan-
teekende en zich het recht voorhield later
op al de punten te antwoorden en ze te
weerleggen. De tijd is evenwel dringend
en een oplossing is allernoodzakelijkst,
wil men een uitroeiingsoorlog vermijden.
Na nog enkele woorden van den afge
vaardigde van Spanje ten gunste van den
Vrede, besloot de raad uiteen te gaan, tot
later te bepalen datum.
Intusschen zijn Dinsdag en Maandag,
in 48 uren tijds, 10 Italiaansche schepen
met soldaten en oorlogsmateriaal, door
het kanaal van Suez gevaren.
DE VOLKENBOND VERGADERDE
OPNIEUW DONDERDAG
De Italiaansche Afgevaardigde verlaat de
zaal bij de rede van den Afgevaardigde
van Abessinië.
Alhoewel eerst werd gezegd dat de Vol
kenbond eerst op onbepaalden datum zou
vergaderen, werd de Raad Donderdag
avond samen geroepen om het antwoord
van den afgevaardigde van Abessinië te
hooren.
Er weze hier nog terloops gezegd dat
in zijn rede van Woensdag, baron Aloysi,
Italiaansch afgevaardigde, verklaard heeft
dat Italië g^invaardt het vraagstuk te be
spreken met den Volkenbond, maar niet
met Abessinië, land dat Italië beschouwt
als buiten de wet. Verder nog hield hij
staande dat het vredespakt Briand-Kel-
logg niet toepasselijk was voor Italië in
verband met een oorlog in Afrika.
Donderdagavond nu heeft de Heer Jeze.
afgevaardigde van Abessinië. de thesis
van Italië willen weerleggen. Bij de rede
van den Heer Jeze heeft de Heer Aloysi
zijn plaats verlaten om het tegenwoord
van de andere partij niet te moeten aan-
hooren. De Heer Rocco, lid van de Ita
liaansche afvaardiging, die de plaats van
den Heer Aloysi had genomen, verliet zijn
plaats opzettelijk toen de Abessijnsche
afgevaardigde vroeg dat de Volkenbond
zijn verantwoordelijkheid zou opnemen.
Na de Heer Jeze heeft de Heer Litvi-
noff, afgevaardigde van Rusland, het
woord genomen om de houding van Italië
af te keuren.
Intusschen werd gemeld dat Abessinië
weigerde het olie-akkoord op te zeggen.
De andere partij zou evenwel het recht
hebben zulks te doen.
Alleen veel goeden wil kan hier nog
een oplossing brengen.
ALLE INVLOEDEN DER KATHOLIEKE KERK ZAL WORDEN GEBRUIKT
OM DEN OORLOG TE VERHINDEREN
Zaterdag morgen had de 118» trekking
plaats van de Leening der Verwoeste Ge
westen 4 pet 1921. De loten werden door
de volgende obligaties gewonnen
Reeks 73932 Nr 9 wint 250.000 fr.
Reeks 44456 Nr 15 wint 100.000 fr.
Reeks 47495 Nr 12, Reeks 144456
Nrs 8 en 9, winnen elk 50.000 fr.
De andere nummers dezer reeksen, als
mede al de nummers van de reeksen 16798
en 133138 zijn betaalbaar met 258 frank.
De H. Vader heeft den 27 Augustus jl.
in zijn zomerresidentie te Castel-Gandol-
fo, twee duizend verpleegsters ontvangen
uit acht en twintig verschillende landen,
die hadden deel genomen aan het inter
nationale congres voor katholieke zieken
verpleging dat dezer dagen te Rome ge
houden is.
Tijdens de audiëntie heeft Zijne Heilig
heid zooals gebruikelijk ook een toespraak
gehouden, waarin Hij terloops ook te spre
ken kwam over het Italiaansch—Abessy-
nisch geschil.
De Heilige Vader zeide letterlijk het
volgende:
Men spreekt in het buitenland over
een veroveringsoorlog, van een aanvals
oorlog: dit is evenwel een veronderstelling
waarbij Wij onze gedachten zelfs niet
willen laten stilstaan.
Een veroveringsoorlog zou waarlijk een
onrechtvaardige en afschuwelijke oorlog
zijn.
In Italië zegt men, dat het hier om een
rechtvaardigen oorlog zou gaan, wijl het
een verdedigingsoorlog is, om de grenzen
te beschermen tegen voortdurende en on
ophoudelijke gevaren, ten oorlog, noodza
kelijk geworden voor de expansie van een
met den dag toenemende bevolking. Zulk
een oorlog acht men juist daarmee ge
rechtvaardigd.
WIJ kunnen ons niet wederhouden te
bedenken, dat Indien deze expansiebe
hoefte bestaat, eveneens de noodzakelijk
heid bestaat om de veiligheid der grenzen
te verzekeren.
Wij wenschen, dat men er in slagen zal
de moeilijkheden door alle andere mid
delen dan een oorlog te regelen. Wij ge-
looven dat zulks niet onmogelijk is.
Ben ding waarmede men rekening moet
houden Is, dat, indien de behoefte aan'
expansie een feit is waaraan men aan
dacht dient te schenken, het recht van
verdediging, beperkte maat en grenzen
heeft, welke men in acht moet nemen, op
dat men door de verdediging geen schuld
op zich iade.
In ieder geval bidden wij God. dat Hij
de activiteit en ijver van scherpzinnige
mannen, die de eischen van het ware ge
luk der volkeren en van de sociale recht
vaardigheid begrijpen, moge steunen.
De o Osservatore Romanopubliceert
thans een officieele nota in dewelke de
juiste beteekenis der pauselijke verkla
ringen wordt aangetoond. De Italiaansche
pers In het bijzonder had slechts een
korte inhoud van deze toespraak medege
deeld en o. m. volgende belangrijke zin
snede weggelaten:
Een zaak schijnt ons buiten twijfel te
staan, namelijk dat, indien de noodwen
digheid van expansie een feit is waar re
kening dient mee gehouden te worden,
het recht van verdediging grenzen en ma
tigingen heeft die ze moet behouden, wil
de verdediging niet schuldig worden.
Het officieele blad van het Vaticaan
schrijft omtrent deze verklaring het vol
gende:
De woorden van den Paus zijn duide
lijk. De behoefte aan expansie is geen
recht «in se» (in zich zelf). Het is wel
iswaar een feit, waar rekening dient meê
gehouden te worden, doch dat geenszins
met het rechtmag vereenzelvigd wor
den. De verdediging daarentegen is een
recht. Zij geeft onmiddellijk het recht, dat
staat buiten twijfel, maar de uitoefening
van dit recht is niet vrij van schuld, in
dien zekere grenzen en matigingen niet
worden in acht genomen. Dit beteeken'
dat de noodwendigheid aan expansie nie»
op zichzelf de krachtinspanningen ka:
rechtvaardigen, welke worden aangeven*,
om, zelfs ln strijd met het gebeurlijk
recht van anderen, de dingen te verwer
den, die men als noodwendig beschouwd.
De verdediging daartegen kan in zich
zelf werden gerechtvaardigd en met het
recht vereenzelvigd worden, maar slechts
op voorwaarde dat zij niet te ver wordt
doorgedreven, een daad die door alle codca
van de wereld wordt veroordeeld.