Onze Beminde Koningin fen grave gedragen
De droeve tocht door de rouwende
hoofdstad
Onze Vorst volgt te voet zijn e J~'~ ftL
DE LIJKPLECHTÏGHEDEN
viicfnlfiatS
DE LIJKWAGEN VERLAAT HET PALEIS
DE LIJKDIENST
IN SINTE GOEDELE
DE KONINGIN OP HAAR
PRAALBED
1
EN RIJDT DE KONINKLIJKESTRAAT IN
Da rouwlcoeUen, waar de hooge personaliteiten plaat* samen, begeven zich naar da kerk van
Laken.
Bi ,w*B
schoone Koningin, die zoo oneindig veel
hield van het volk dat het hare gewor
den wa* en die door datzelfde volk op de
handen gedragen werd, toen schoten de
gemoederen voL Vrouwen en kinderen
snikten luidop, mannen wilden zich kra
nig houden, doch konden niet béletten
dat een traan hun oog ontglipte en een
krop hun in de keel schoot.
Toen zagen ze den man, die omdat hij
Koning is, thans in dit moment, wellicht
het zwaarste uit gansch zijn leven, het
recht niet heeft mensch te zijn. Den arm
in een zwarten doek dragend, een verband
aan het aangezicht, en in het hart nog
diepere, niet te heejen wonden, stapte hij
achter het lijk van zijn jonge, zielsgeliefde
vrouw, moeder van zijn aangebeden kin
deren.
Het volk zag toe en weende. Weende
zooals men slechts weent om een moeder
of om een kind, omdat het begreep, om
dat het besefte in het diepst van zijn
gemoed, het leed van den man die zijn
Koning is.
En de stoet trok voorbij. Naarmate de
sombere doodenwagen voorttrok voelden
de menschen dieper en sterker wat hij
eigenlijk van hen wegvoerde, voor eeuwig.
Niet Koningin Astrid is het slachtoffer
van de ramp van Kusznacht, Koning Leo
pold, de Prinsjes en het Prinsesje, en het
Belgisch volk zijn de slachtoffers en de
wonde die ze in hun hart sloeg is niet te
heelen.
Wie Dinsdag te Brussel tusschen het
volk stond, het volk van Hare Majesteit,
heeft dèt gevoeld tot in 't diepste vezeltje
van het hart.
«os
DE LIJKSTOET
Deze was opgesteld in de Koningstraat
ten minste alvast gedeeltelijk, am. dit
dat den lijkwagen zou voorafgaan. Voor
aan bevond zich eene afdeeling der be
reden rijkswacht. Daarop volgde het mu
ziekkorps der gidsen, een afdeeling lan
ders, een afdeeling bereden artillerie,
vier afdeelingen infanterie met vaandel
en de muziekkapel van de grenadiers. Ver
der afdeelingen met vaandel, de koloniale
veteranen, de burgerlijke gedekoreerden
1914-1918, de weggevoerden, de politieke
gevangenen, de oud-strijders, de bond van
reserve-officieren, de oorlogsweduwen en
tenslotte een afvaardiging van alle regi
menten, met vaandel. Dan volgde het
vaandel van Tabora.
Op het Paleisplein stonden ook twee rij
en politieagenten opgesteld. Zij zouden
mede den lijkwagen omringen.
HET AFHALEN VAN HET LIJK
9.45 uur. De geestelijkheid kwam toe
op het paleis. Vooraf het Kruis en dan
de E. H. Deken Mgr Marinis van Ste Goe-
dele omringd door de geestelijkheid der
dekenij.
Reeds kwam de lijkwagen ter plaatse,
dezelfde welke eertijds het stoffelijk over
schot van Koningin Marie-Henriette en
Koning Leopold II naar hunne laatste
rustplaats heeft gevoerd.
Een doodsche stilte hing over het plein
waar zich nochtans duizenden menschen
bevonden.
Plots weerklonken korte bevelen, solda
ten namen de houding. Het volk werd zoo
mogelijk nog stiller. Aller blikken waren
gevestigd op den uitgang van het paleis
langswaar het stoffelijk overschot der ge
liefde Koningin zou gedragen worden
naar hare laatste rustplaats.
Door de lucht zindert het gelui der
klokken van St Jacobs-op-Koudenberg. De
geestelijkheid verscheen, traag bazuinge
schal van het eerste linieregiment weer
klonk; de droeve vracht -werd uit het pa
leis gedragen.
DE LIJKKIST 17
Deze was uit donker mahoniehout en
versierd met een groot zilveren kruis en
toppen. Het deksel der kist draagt de Ko
ninklijke kroon en eene plaat met het
opschrift: Hare Majesteit Astrid, Konin
gin der Belgen 1905-1935.
De kist werd in den lijkwagen gescho
ven.
Het was een pijnlijk oogenblik. Aan
menig oog der aanwezigen ontsnapte een
traan. Ieder hoofd was ontbloot. Alle ge
laatstrekken stonden gespannen. De vaan
dels bogen.
Onder het gebeier der klokken en de
trage tonen der trompetten trok de lijk
stoet traagzaam voort voorafgegaan van
het kruis.
De Koning volgde achter den lijkwa
gen. Zijn rechterarm rustte in een zwar
ten doek. Hij was gansch alleen.
Achter hem volgde prins Karei, broeder
van den Koning omringd door den vader
van de Koningin en door den prins van
Piemont.
In groep volgde dan de groep der
vreemde prinsen.
De troepen presenteerden het geweer.
Het lijk van de Koningin werd van de
eeretrap gedragen door twee ploegen van
acht onderofficieren van het eerste gre
nadiers.
DE DROEVE TOCHT
Langs den weg welke de droeve stoet
volgen zou werd de eerehaag gevormd
door linietroepen, karabiniers, grenadiers,
geschut, wielrijders en vliegenierstroepen.
Ook bevonden zich daar de oudstrljders-
vereenigingen me hun vaandels en de
schoolkinderen.
Alles in het teeken van den rouw, was
In het zwart of het donker gekleed. Vaan
dels en trommels met rouw omfloersd. Ce
officieren droegen den rouwband om den
arm en een rouwstrik om den sabel.
Te midden eene doodsche stilte, enkel
verstoord door het getrappel der paar
den,trok de lijkwagen voorbij.
Zwaar dreunde het kanon in de verte.
Slag op slag tot drie en dertigmaal toe
en ondertusschen trok de droeve stoet
langs de Koningstraat, over Treurenberg
naar Ste Goedele.
DE LIJKWAGEN
De indrukwekkende praallijkwagen
werd getrokken door acht paarden. De
paarden werden ir it zwart laken gekleed
en getooid met een zwarten vederbos op
den kop.
Van af de zware baldakijn hingen
zwarte draperieën opgehoord met gouden
franjen omlaag. Op die draperieën was ln
het goud geborduurd de Belgische leeuw
onder de Koninklijke Kroon.
De zware mahoniehouten kist was be
dekt met een Belgische vlag, een grooten
fluweelen mantel waarboven eene groote
koninklijke kroon. Daarover lag een wolk
van rouwfloers uitgespreid.
Aan beide zijden van den lijkwagen
stapte eene eerewacht gevormd door een
detachement van het 9* linieregiment.
De tippen van het baarkleed werden
gedragen door de voorzitters van Senaat
en Kamer, den eerste minister, de minis
ters van Justitie en Binnenlandsche Za
ken, den voorzitter van het Hof van Ver
breking, de twee overlevende generalen
groot-lint Biebuyck en Rucquoy.
De wagen was omringd door leden van
de koninklijke huizen.
Dan volgde als een beeld van rouw en
leed, den zwaar getroffen Koning, thans
nog alleen de geliefde echtgenoot, die met
van smart verwrongen gelaat, bleek als
de doode zelf die in de lijkkist rust, het
stoffelijk overschot zijner teerbeminde ga
de, naar de laatste rustplaats uitgeleide
deed.
DE ROUWSTOET
De Koning droeg het kaki-uniform, de
borst versierd met talrijke eereteekens. Hij
trok nog licht met het rechterbeen en
draagt den rechterarm in een zwart ver
band. Ook op de rechterwang bemerkt
men een pleister.
Naast hem gaat prins Karei van Zwe
den. vader van de Koningin, in blauw
uniform.
Dan volgden prins Umberto, prins Ka-
rel van België en de jonge prins Karei van
Zweden, broeder van de Koningin. Dan de
buitenlandsche prinsen en bijzondere zen
dingen van Zweden, Engeland, Frankrijk,
Italië, Nederiand, Luxemburg, Noorwegen,
Oostenrijk, Duitschland, Monaco, Albanië,
Polen, Bulgarië, Denemarken, Egypte,
Guatemala, Letland, Tcheko-Slovaklje,
Roemenië, Hongarije, enz.; de leden van
de orde van Malta; de hoofden van de
diplomatieke zendingen met Mgr Mlcara,
den pauselijken nuntius, de ministerraad,
de ministers van Staat, de Senaat, de Ka
mer, de generalen, het Hof van Beroep,
de andere gevestigde korpsen, overheden,
burgerlijke ambtenaren, aalmoezeniers,
enz.
DE TOCHT NAAR SINTE GOEDELE
Traag vorderde de rouwstoet tusschen
de zware menschenzee. Waar men ook
keek, men zag niets dan volk, overal volk,
op de voetpaden tot dicht tegen de hul
zen gedrongen, aan de venstqjs, op de da
ken. Zij zijn geklauterd op de gaslan
taarns, op alles wat maar eenlgszins kans
geeft op een beter uitzicht op den stoet.
Op het Koningsplein was het standbeeld
van Godfried van Bouillon een menschen-
tros. Het dak van het Paleis van Schoone
Kunsten was bezet door eene dichte me
nigte, ook op de daken der ministerieele
gebouwen in de Wetstraat.
De stoet trok door de menigte te mid
den eene doodsche stilte. De menigte
weende en zwaar dreunden de klokken van
Ste Goedele hun rouwzang.
Een gegons van stemmen dat zich voort
plantte als een wind die voorbij gaat, kon
digde de komst aan van den rouwstoet.
Uit 'hofauto's stapten gesluierde gestal
ten welke men niet herkennen kon: het
waren Koningin Elisabeth, de zwaar be
proefde moeder van de ongelukkige Vor
stin, vervolgens de prinsessen.
Het hoofd van den stoet bereikte alsdan
het Ste Goedeleplein.
Ste Goedele in rouw. De zwarte drape-
rijen bedekten wanden en zuilen van aan
den ingang tot aan het hoogkoor. In het
midden der dwarsbeuk stond het katafalk
geplaatst, omgeven door drie rijen kaar
sen trapsgewijze opgesteld en met aan de
vier hoeken zwaarder kaarsen. Boven op
het katafalk de Belgische driekleur en
daarop de koninklijke kroon onder een
rouwfloers. Van aan den nok kwamen van
eene rouwkroon vier zware draperijen
naar beneden langs de vier zuilen van de
dwarsbeuk, waartegen ter hoogte van het
katafalk schilden met het Belgische wa
pen aangebracht waren.
Bezijden het hoogaltaar aan de zijde
van het Evangelie de Koninklijke troon,
gansch met rouwfloers omhangen en met
als achtergrond warm roodfluweel met het
koninklijk wapen en aan de zijde van het
Epistel de troon met paarschen fond voor
Zijne Eminentie Kardinaal Van Roey en
de ofllcieerende geestelijken.
Het altaar in volle ontglooiïng schitterde
Önze Koning, den arm In een verband en met een pleliter op bat gekwetst gelaat,
Volgt, met bewonderenswaardige!» moed, het Hoffelijk overschot van rijn duurbare
fade. Dat wa* wel het treurigste van heel den rouwstoet. Achter hem volgen
vader en broeder van Koningin Astrid. - 1 -
Na de aankomst van de lijkkist 'óp het
Koninklijk Paleis werd het stoffelijk over
schot van H. M. Koningin Astrid door
vrome handen uit de kist gehaald voor den
laatsten optooi.
Zij werd gelegd op een hagelblank
praalbed, midden een weelde van bloe
men. Een rozenkrans in de handen. Het
praalbed werd opgesteld in de zaal van
den Denker.
Vier hoogere officieren hielden de wacht
bij het bed.
Het gelaat van H. M. Koningin Astrid
bad bijna zijn gewone tint bewaard. Een
rozen blos bleef op de wangen. De oogen
Lwaren gesloten. Het hoofd was omwon
den met witte zwachtels over de rechter
zijde van het gelaat en onder den kin.
Het lichaam was in een wit gewaad ge
huld. Jeugd en lieftalligheid spraken ieder
een nog tegen van uit haar gelaat. In de
dood was zij nog zoo schoon.
Aan den voet van het bed een ivoren
kruisbeeld tusschen twee kaarsen.
EEN TALLOOZE MENIGTE BRACHT
HAAR EEN LAATSTEN GROET
Vrijdag, even vóór 5 uur, werd het volk
toegelaten een laatste maal het gelaat der
feliefde overleden Koningin te groeten.
en ontelbare menigte verdrong zich reeds
voor de deuren van het Paleis en de po
litie had het druk om het volk in rijen
te houden. Het volk gehoorzaamde even
wel zeer gewillig, niettegenstaande allen
eeds uren en uren wachtten om toegelaten
te worden.
Uren en uren duurde het defilee, tot in
iden nacht.
Naast den burger vond men er de dame
en de volksvrouw; mannen, vrouwen, kin
deren, allen waren even ontroerd en inge
togen toen hun beurt gekomen was om
een laatsten blik te werpen op hun afge
storven Koningin. Honderden personen
trokken voorbij per minuut.
Gansch den Zaterdag, den Zondag en
nog tot den Maandag in den avond werd
liet volk toegelaten, dat steeds even tal
rijk het oogenblik verbeidde om bij het
praalbed toegelaten te worden. Menig
traan werd er weggepinkt en ontelbaar wa
ren de bloemengarven die op het Paleis
Werden aangebracht.
BRUSSEL IN DEN NACHT VAN
MAANDAG OP DINSDAG
Brussel bood in den nacht een onge-
woncn aanblik. Achter de houten afslui
tingen, die sedert Maandag middag de
voetpaden van de eigenlijke straat scheid
den, langs den weg van den rouwstoet,
hadden reeds duizenden personen een
plaats ingenomen.
Uit de volksbuurt waren stoelen, tafels
en ladders aangesleept, die weldra het
voetpad geheel versperden. De politie had
dan ook alle moeite om het verkeer gaan
de houden. Hier en daar deed zij eenige
ai te volumineuze tafels en banken ver
wijderen, wat niet zonder tegensputteren
ging.
Later in den nacht, toen de laatste trams
waren voorbijgekomen, werd het rustiger
eu dommelden velen in, wachtende op het
ochtendgloren van 'den treurigs'ten 'dag,
dien Belgie sedert den dood van Koning
Albert heeft gekend,
TE BRUSSEL ONDER HET VOLK
DINSDAG MORGEN
Gansch den nacht door was de dunne
streep menschen, die van avonds reeds
langsheen de nadar-barreelen op de door
tocht gelijnd was, aangedikt.
De Noordstatie begon menschenmassas
op 't Rogierplein op te sturen. Ononder
broken vanaf 6 uur, zou de begankenis
aanhouden, de Kruidtuinlaan opwaarts,
naar de Koninklijkestraat, toe.
Onafgebroken rijen van menschen, dicht
opeengepakt tusschen de gebouwen en de
afsluitingen. Om 9 uur was er geen mid
del meer zich langs de voetpaden der
Koninklijkestraat naar de Paleizenplaats
te begeven.
Midden de straat stapten de oud-sfrij-
ders-vereenigingen en vuurkruisen achter
hunne vlaggen op, om de plaats te gaan
innemen waar ze de haag moesten vor
men.
Langs de volksstraatjes die den achter
kant der Koninklijkestraat vormen, tracht
ten telaatkomers te vergeefs nog een plaats
op den doortocht te bereiken.
Aan Sinte Goedele ongeveer het zelfde
schouwspel, het voetpad en rijweg volge
propt met een duizendkoppige menschen
zee.
's Nachts reeds had de politie razzia
gehouden in de zijstraten van den door
tocht en de sjouwers van ladders, kramen,
stoelen en dergelijke verjaagd en hun tuig
in beslag genomen.
's Morgens zijn die lui met ander ma
teriaal komen aanzetten, versperden den
weg, timmerden kramen op, verhuurden
één sport van een ladder aan 20 frank.
Herhaaldelijk kwam de politie hen weg
jagen.
De balkons en vensters, vooral in de
straten die uitgeven op Ste Goedele, za
ten volgeduwd met -pakken menschen.
Men vroeg honderd, twee honderd frank
voor een plaats. In de Koninklijkestraat
méér nog.
Honderden venters verkochten fotos der
Koningin. Primitieve periskopen werden
druk verkocht.
Langs den kant van Laken toe, waar
de rouwstoet eerst rond één uur toeko
men zou, groeide het volk tot een massa,
waar om 11 uur reeds geen doorkomen
meer aan was. En nog steeds kwamen uit
alle straten menschen toe. Ten allen kante
moesten menschen weggedragen en ver
zorgd worden.
Uit de opene vensters klonk langs tien,
twintig verschillende kanten het volle ge
luid der luidsprekers de menschen tegen.
Men hoorde de kanonschoten, het kla
roenen, men volgde met het woord der
radioreporters de droeve, stoet die traag
het paleis verliet.
Steeds intenser drukte zich de stem
ming op het volk. Gesprekken verstom
men. Men volgde over gansch den weg
den wagen met zijn droeven last. Elke
seconde die voorbijging neep feller en
feller op het hart van elkeen en wan
neer dan eindelijk de wagen verscheen,
dragend het doode lichaam van die jonge,
De indrukwekkende stoet der rouwkronen op weg naar de kerk van Laken.
voor het rouwfloers dat er echter uitge
spannen werd.
Een zacht licht drong door de gekleur
de glasramen, er verspreidend een ge
dempte klaarte die tot Ingetogen bidden
stemde. In de mlddenbeuk staken de le-
vensgroote witte beelden, de apostelen
voorstellend, scherp tegen het zwarte
rouw tooisel af.
Aan den Ingang van Godes tempel
heeft een eerewacht plaats genomen.
In de mlddenbeuk waren rechts enkele
stoelen afgezonderd, voorbehouden aan
M. Lebrun en gade, persoonlijke vrienden
van den Koning, aan de chauffeur, die onze
vorsten tijdens den noodlottlgen autorit
vergezelde en die ondersteund tot zijne
plaats geleld werd en aan een viertal
kloosterzusters.
Het werd vijf minuten vóór elf uur. Bul
ten hoorde men paardengetrappel. De
stoet was ln aantocht.
Onderwijl de lijkkist uit den staatsie
wagen genomen werd, weerklonk statig
hoorngeschal.
Acht onderofficieren der grenadiers
droegen de kist op de schouders.
Traagzaam kwam de lijkstoet de kerk
binnen en trad naar het hoogaltaar tus
schen eene dubbele haag leerlingen van
de militaire en van de oefenscholen.
Even tevoren waren H. M. Koningin-
Moeder, prinses Ingenborg en de prinses
sen voor de begrafenis overgekomen, vor
mend een dieptreffende groep gansch in
zwaren rouw, Ste Goedele langs de sa
cristie binnengekomen. Bij hen de kleine
prinses Josephine-Charlotte, gansch in
het wit, die naast prinses Ingenborg en
den Koning onder den koninklijken troon
plaats nam.
Het was voor de aanwezigen in de kerk
een moment van diepe ontroering. Het
Prinsesje met rood geweende oogjes,
staarde verdwaasd op de indrukwekkende
rouwversiering, en barstte weer in tranen
los, zoodat de lieve kleine in de armen
van Prinses Ingenborg moest opgevangen
worden.
Toen de kist met het stoffelijke over
schot der Koningin onder de lijkbaar ver
dwenen was, trad de Koning door het koor
naar het hoofdaltaar toe. Een beeld van
oneindige smart, moedig gedragen. In zijn
oogen parelden treinen die hij met be
scheiden gebaar met lichte aanraking der
witte handschoen bijwijlen even weg
drukte. Hij werd gevolgd door prins Karei,
de ongelukkige vader der Koningin, zijn
broeder, zijn schoonbroeder, de afgevaar
digde prinsen.
Op het koor, onder den troon namen
plaats, in het midden de Koning, hebben
de links prinsesje Josephine Charlotte,
prinses Ingeborg, prins Karei, rechts, de
Koningin-moeder, prins Karei, schoon
broer van den Koning en prins Karei
van België.
Voor den troon bevonden zich prins
Umberto van Piemont eri prinses Marie -
José, prinses Margaretha van DeMmsr-
ken, prins Bertil van Zweden, prinj Aid
van Denemarken, kroonprins Olaf vaa
Noorwegen en zijn gemalin prinses Mar«
tha, de groothertogin van Luxemburg
die plaats genomen had wat afgezonderd
vooraan, prins Pellx, de hertog van York,
tweede zoon van den Korting van Enge
land, kroonprins Gustaaf Adolf van Zwe
den en zijn gemalin prinses Louiza, da
hertogin van Vendóme, prinses Stefani»
en prinses Napoleon en haar zoon, prins
Cyriel van Bulgarije, broeder van Koning
Boris, kroonprins Frederik van Denemar
ken en zijn gemalin prinses Ingrid, prins
en prinses René de Bourbon-Parme, prim
en prinses Xavler de Bourbon-Param
groothertog Dimitri van Rusland, de her
tog van Nemours, hertog Ludwig Wilheit»
van Beieren, ex-keizerin Zita, hertog ft
Bar, prins Christiaan Schoenburg-Lippe,
De familiën de Ligne, de Croy, de Me-
rode, d'Uursel, de dignitarissen van ca
orden van Malta en van het Heilig Graf,
in groot ornaat, namen plaats tegenover
den koninklijken troon.
Voor den troon vn Kardinaal Vaa
Roey namen plaats: de voorzitters der
Wetgevende Kamers, M. Van Zeeland en
de leden der Regeering, de staatsminister!
en de hofdignitarissen.
In het koor, in de gaanderij er langs ea
in den dwarsbeuk, de leden van het di
plomatiek korps en der buitenlandse.!
zendingen, de leden van het Verbrekings
hof, van het Rekenhof, de hoogere gees
telijkheid, de oud-ministers, de leden vaa
Senaat en Kamer, de Hoogere Kolonial!
Raad, de Belgische gevolmachtigde minis
ters, de leden van het Beroepshof, da
Mijnraad, de leden der Bestendige Depu
taties en van den Provincieraad, de Ar
rondissementscommissarissen en de lui
tenant-generaals.
De plechtige requiemmis .werd opgedra
gen door Z. Em. Kardinaal Van Roey, bij
gestaan door Mgr Van Olmen, deken vaa
het Aartsbisschoppelijk Kapittel, door da
eere-diakens EE. HH. De Jonghe en Dens,
den diaken Mgr Marinis, deken van Brus
sel, door den onderdiaken E. H. Kanunnik
Cocheteux, pastoor van St Jacob op Kou-
denberg.
Onder de hoogere geestelijken Mgr Her
mans Jos. Swerts, algemeen abt der Trap
pisten van Rome overgekomen.
Gedurende de Heilige Mis voerde het
Sint-Romboutskoor de Gregoriaanscha
zangen uit.
Menschen baden, vroom, terwijl da
Heilige Mis voortging. De Koning ver
borg thans zijn smart, weerspiegeld op
zijn aangezicht, achter zijn gehand-
schoende hand, af en toe wlschte hij op
zeer bescheiden wijize zijn tranen weg.
De droefheid van den vader van da
arme Koningin, van haar broeder, ea
vooral van prins Karei van Belgte wa>
diep aangrijpend.
(Zie vervolg verder in ons blad),