STADSNIEUWS, De vrije vogei. FABEL. Ik hield een vogelijn in eene muit. Het beestje wroette om ergens uit te kunnen. Op zeekren dag wou ik 't wat vrijheid gunnen, En liet het in mijn studiekamer uit. O Welke blijheid Om zijne vrijheid Oinneer, omhoog Al hier, langs ginder Zoo als een vlinder 'Nu rechts dan links Zoo vlug en flinks Maar ach wat is de vrijheid soms gevaarlijk Dat bleek hier nogmaals klaarlijk Mijn vogelijn in zijne vrijheidszucht Heel onbeducht, Begeerde straks de zomerlucht, En vloog met volle kracht naar buiten Maar ach het stuitte zich aan 't glas der ruiten Dat het den kop geheel doorwond, Daar dood viel op den grond Ik dachtwat wijze les moet dit niet bieden Aan menige onervaren lieden, Die wippen, vliegen hier en daar Heel onbeducht voor glasgevaar En die misschien God wil ze sparen Zooals mijn vogel zullen varen P. P. Denys. Stil u, mijn hart, klop zoo geweldig nietj ROMANCE. 'k Heb haar gezien, na jaren lang afwezen, Van haar helaas! vergeten en misacht! Ik ben niet meer hetgene ik was voordezen Haar boezemvriend, de man naar heur gedacht. In haren blik, dien ik met angst bespeurde, Ach! dat veroorzaakt thans al mijn verdriet! Heb ik gezien dat zij mijn liefde afkeurde, Stil u, mijn hart, klop zoo geweldig niet! 'k Heb haar gezien en ik begon te beven Wen ik haar sprak van onze vroegre min, Maar zij is koel, meêdoogenloos gebleven, Een spotlach zelfs vertolkte haren zin. Een ander man liet zich door haar bekoren En hij is het die mijn geluk geniet. Zij heeft hem trouw vóór Gods altaar gezworen, Stil u, mijn hart, klop zoo geweldig niet! Maar in dat hart, dat niets meer kan dan lijden, Bij het gedacht van zulk een groot verraad Vind ik geen vloek om haar te maledijden. Zelfs niet een woord vol misachting en smaad?... Maar neen, ik wil, ik moet die droefheid stelpen, Want haat of nijd bevat mijn boezem niet; De tijd wellicht zal mijne smarten helpen, Stil u, mijn hart, klop zoo geweldig niet! IJperen. Hendrik Creus. Bulletin artistique. Les appreciations que nous avons faites de la statue de M. Comein, ont mis le Toekomst de très-mauvaise humeur. II n'y a que la vérité qui blesse, dit-on, c'est bien ici le cas de le répéter. van al zijne landen en goederen, kwam van Brussel naar Antwerpen over, waar zij de staatsmannen van Braband ontboden had, om met hen te beraadslagen over den keus van eenen eclitgenoot. Hare aankomst werd door een menigte vermaken gevierd, die de Antwerpenaren gelegenheid gaven hunne prachtliefde en kunstzin aan den dag te leggen. Margareta De Brindt had, met al deze vrolijke bezig heden, den flinkschen nabuur een weinig buiten haar gedacht gesteld, tot dat een feest aan de overzyde der Schelde gegeven werd, waar de vorstin met de grooten van den lande gastery hield terwyl het volk zich ver maakte met vogel- en doelschieten, muziek en dansen, Magareta I)e Brindt, in feestelijken opschik, aan den arm haars vaders daarheen wandelde. Zij ging van het eene spel naar het andere^ en bleef alom een oogenblijk toezien. .De vader bemerkte met kunstenaarsoogen de physionomien der spelenden, hunne bewegingen, hou ding en gebaarden, keek naar licht en schaduw, onder de boomen en tenten, en zamelde als 't ware natuur in voor zijne schilderijen, terwijl zijne dochter met geene onopmerkzame ooren de loftuigingen inzamelde, die men alom haar verrukkelijk gelaat toezwaaide. Zij droeg een rozenkleurig kleed met spannende mouwen, die aan de schouders ellebogen en handen met vrongen van wit satijn waren opgesteken, een zwaren gouden keten om den hals, en een hoed van rood fluweel op de bruine lokken, waarover zwierige witte plui men bogen, en zoo wandelde zij door de rijen der aan- schouwers, die het schoone en kostbaar opgeschikte meisje vriendelijk nablikten. (Wordt voortgezet.) Loin de vouloir diminuer, comme ce journal le pré- tend, les dispositions artistiques de M. Comein, nous avons cru, au contraire, lui rendre un vrai service en lui signalant ses défauis, ses tendances et le mettre en garde contre les exagérations d'éloges, si mal placées, dont la plupart des journaux abusent parfois. Donnons a César ce qui revient a César. Si le Toekomst n'aime sortir de ses habitudes, que du möins, dans des appre ciations d'art, il donne a l'artiste ce qui lui revient. Le Toekomst prétend encore que les journaux de la capitale ont été unanimes a féliciter Vartiste de son oeuvre. Voila bien la preuve de l'exagération que nous avancons: aucun journal de la capitale n'a pas mème fait mention de la statue de notre concitoyen.... Par don, nous nous trompons, il en est un: La Commune de Schaerbe°k. Nous le répétons: loin de vouloir déprécier les apti tudes de M. Comein, nous espérons le voir flgurer un jour par mi les sculpteurs dont la ville d'Ypres s'honore a si juste titre. Reeds lang is er in onze stad spraak van de eertijds bestaande fontein, op de Groote Markt, tegenover het Gasthuis, te herplaatsen. Verscheidene stukken van dit oud monument zijn bijeenverzameld gewordeneenige kunnen dienen, andere moeten vernieuwd worden. In alle geval mag men verhopen dat binnen korten tijd onze Groote Markt een monument te meer zal tellen. In afwachting deze hoop zich verwezentlijke, heeft men, deze week, op de plaats der oude fontein, eene kom gemaakt en de noodige toebereidsels gedaan, ten ëinde heden, 10 April, te middag, eenen watersprong te openen, die een denkbeeld zal geven van de op te richten nieuwe fontein. Verscheidene proefnemingen zijn reeds gedaan ge worden met het nieuw stelsel van waterverdeeling in onze stad, ten einde de kracht van het water te laten zien. Zij zijn met goeden uitslag bekroond geworden. Hopen wij dat de watersprong op de Groote Markt zaj beantwoorden aan hetgeen men ervan verwacht. Eerste Communie. De eerste Communiekanten hebben geen aangenaam weder had. Sedert eenige da gen hebben wij een windig, schraal en koud weder dat het wandelen bijna onmogelijk maaktalle nachten vriest het nog. Wij hebben Maandag morgen ijs gezien van omtrent een centimeter dikte. Het onaangenaam weder is zeer nadeelig geweest voor de herbergen Dickebuschvijver, Muizenval en andere buiten herbergen, waar de ouders met hunne kinders gewoonlijk naartoe trekken. Cercle pédagogique de Comities. Nous apprenons que M. Lory-De Laet, professeur- calligraphe a Bruxelles, donnera aujourd'hui, 10 Avril, a 3 1/2 h. de relevée une intéressante conférence sur la méthode d'écriture, dite anglaise. Cette conférence aura lieu au Café de la Gare. Nous informons nos lecteurs que M. .T. Philippe flls, éleveur a Houdan, (Seine et Oise) France, tiendra a leur disposition, pendant toute la saison, des (Eufs a couver et petits Poussms de la race de Houdan. Sets over de Aardappelteelt. Vervolg. De natte kanker is. de eigentlijk gezegde aardappel plaag. Elkeen weet hare kenmerken, doch niemand legt hare oorzaak uit, -noch weet een ontfeilbaar redmiddel aan te geven. Het is algemeen bekend, dat zij zich in het begin der jaren veertig, het eerst in België vertoon de doch lang vóór dat tijdstip, hadden de Vereenigde- Staten hare verwoestingen te betreuren. Sommigen willen haar als de vorige, aan zeker kleefgewas toe schrijven anderen beweren daarentegen, dat zij aan sommige afwijkende weerverschijnselen haar ontstaan verschuldigd is. Merkenswaardig is het, dat in de zieke vrucht, door natte kanker aangedaan, het zetmeel (féciüe) ongeschonden blijft, iets waarvan men zich gemakkelijk overtuigen kan. Men hoeve slechts den aardappel in kleine stukskens te snijden, en dezelve in een grof linnen handdoek, in klaar water door te spoelen. Het zetmeel wordt door die bewerking uitge- wasschen, en vindt zich wèer, in den Vorm van een bezinksel, op den grond van het vat. Door aftapping van het water en uitdróoging des bezinksels, bekomt men .een fijn poeder, dat toe voedsel van mensch endieren strekken kan. Ten einde de aardappelplaag te voorkomen, heeft men verscheidene middelen aangewend, welke met min of meer goeden uitslag zijn bekroond geweest. Ziehier de bijzonderste dier préservatieven In Engeland, Ier-en Schotland kalkt men de zaad knollen voor de planting in. Men legt ze gedurende een half uur in een bad, saamgesteld nit 5 deelen water, 1 deel kalk, 0, 1 keukenzout in 0,005 kopersulfaat. Een fransch hofbouwkundige (Masson) schrijft, gedu rende 2 uren, een bad voor van 500 gram zwavelzuur op 100 liters water, waarna men do aardappelen in fijn gestampt, ongebluscht kalk rolt en ze vervolgens plant. De natte kanker vertoont zich gewoonlijk op het einde van Julij of aanvang Oogstdus zijn de vroegste soorten aan die plaag weinig onderhevig. Ook wordt zij in drooge, goedbewerkte gronden zooveel niet aan getroffen dan in zware kleigronden, en bijna nooit aan planten welke van groote, kloeke zaadknollen voort komen. De aardappelkever, die het blad der plant vernielt, is ons onlangs uit Amerika overgekomen. Veelvuldige plakbrieven hebben hem sinds een paar jaren, genoeg doen kennen ik oordeel dus onnoodig en verder over uit te wijden. Het opaarden of oplanden der aardappelen kan in zware gronden veel voordeel doen (meest bij regen achtige zomers,) wanneer men door het maken der voren, het haarweefsel der wortelen niet beschadigt. Ten dien einde delve men ze hoeksgewijs, en geve hun zooveel diepte mogelijk. In drooge, zandachtige gronden is het opaarden gansch onnoodig, un moet in heete zomerseizoenen, meer kwaad dan goed te weeg brengen. Eenige lichte gruppels tusschen de reien, voor den afloop van het water, zijn hier hoogst voldoende. Als meststof, is dierlijke boven plantaardige vette aan te prijzen, alsook goede Peruaansche guano, doch telkens in kleine hoeveelheid en in water opgelost. Eene bekwaam landbouwkundige, de heer Deleu, geeft als chemisch mest voor aardappelen, de volgende samenstelling op Phosphoorzure kalk 400 kil. Salpeterzure potasclx 300 Zwavelzure kalk 300 1000 In ons arrondissement treft men eene fabriek aan, waar eene meststof, op weinig na, volgens dat formuul wordt vervaardigd. Degene die haar op hunne aardappelvelden hebben gebezigd, verzekeren mij, dat zij de beste uitslagen levert. D. Q. H. Boekbeoordeeling. Wij denken den heeren Ondei-wijzers van dienst te wezen, met hun het verschijnen eens, onder vooruit strevend oogpunt, verdienstelijken werks aan te kon digen, dat slechts over weinige weken het licht zag, en voor opschrift voertGids voor het teekenonder- wijs in de lagere gemeente- en oefenscholen aan de Normale scholen en Normale sectiën toegevoegd, naar het nieuw programma bewerkt, door Al/ons Robelus, leeraar bij de normale scholen voor onder wijzers en onderwijzeressen, van den Staat, teGent, en P. Cl. Robelus, gemachtigd het teekenonderwijs te geven in lagere, middelbare en normale scholen, alsook in atheneums en collegiën. Thans dat het teekenonderricht in ons land aan het orde van den dag is en op alle volksscholen aangeleerd wordt als verplichtend leervak, zal, wij twijfelen er geenszins aan, deze teekenmethode, daar ze aan het programma, door ministerieel besluit van 20 Juli 1880 voorgeschreven, ten volle beantwoordt, bij het onder wijzend personeel in de hoogste mate welkom wezen. In volle vertrouwen mogen wij het, onder metho disch opzicht, geniaal gewrocht der heeren gebroeders Robelus, waardige zonen des achtbaren heeren Jan Robelus, niet onverdienstvol hoofdonderwijzer bij stads- kostelooze school, N° 3, te Gent, en vereerd met het burgerkruis van eerste klas, bij wien wij eertijds als onderwijzer werkzaam waren en nog op heden eene onbegrensde genegenheid toedragen, aanbevelen. Wij doen dit met des te meer genoegen, niet slechts omdat wij met hen sinds lange jaren bevriend zijn, maar ook omdat zij, ie Gent, als bekwame onderwijzers te boek staan en wij hen, voor wat ons persoonlijk betreft, als dusdanig hebben mogen waardeeren en hoogschatten. Inderdaad, de heer A. Robelus oud-leer ling der Academie van Schoone Kunsten zijner geboor testad, alwaar hij, in de hoogste klas van bouwkunde als primus werd uitgeroepen, een alleszins knappe bouwkundige, zoo wij ons niet vergissen, thans repe titorbij deGentsche hoogesclio'>l,en zijn broeder Pieter, j gediplomeerd onderwijzer en teekenleeraar, zijn beide mannen, die door hunne veelzijdige kennissen en kun- j! digheden, meer dan eiken anderen, opgewassen zijn om iets degelijks in het leven te roepen. Vele onderwij- 1 zers hebben ons gereedelijk verklaard en dit is de ■13-Cl

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 2