geheel het land 3,00.
IJpersch Weekblad.
voor stad 2,50.
QUINTEN fflÊTSYS.
OP 500 EXEMPLAREN.
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
Zondag 5" Juni 1881.
5 centiemen het nummer.
jaar N° 19.
Ode
DE KUNSTBODE VAN IJPER.EN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen
De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel liet land. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde
adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Insertion bij akkoord aan geringen prijs.
Redevoering van den heer Conscience.
2e Vervolg.
Laat ons vluchtig heenstappen over de vorsten van
het huis van Oostenrijk en de gouverneurs-generaals,
die gelast waren met de zaken der katholieke Nederlan
den in hunnen naam te besturen.
Eenige van hen hebben rechtzinnige pogingen aange
wend om de wonden van ons. ongelukkig vaderland te
heelen; maar de vrees dat-de godsdiensttwisten weer
zouden ontbranden, deed hun zooveel hinderpalen tegen
de uiting der persoonlijke^gedachten opwerpen, dat de
letterkunde, bij gemis van een weinig vrijheid, teene-
maal onmogelijk werd. Van een anderen kant waren zij
meer nog dan hunne voorgangers, blinde partijgangers
van dat ellendig stelsel, hetwelk hierin bestond, ons in
eene taal te regeeren. die door het volk n'el gekend
was.
Vóór het einde der eeuw vulde de groote franselie
omwenteling, als een volkaan losbarstend, Europa met
het vuur van hare bliksems, en zij beg'raafde onder hare
gloeiende lava vele dingen uit liet verledene, die onze
vaders altijd met eerbied hadden omringd.
De zegepralende en onweerstaanbare republiek over
weldigde onze provinciën, en ontzegde ons het openbaar
gebruik onzer taal.
Gedurende de regeering van keizer Napoleon, werden
wij niet beter behandeld.
Onder den invloed der denkbeelden van vrijheid en
ontvoogding, door de republiek in de verwonderde we
reld geworpen, en onder den glinsterenden stralenkrans
van den roem en de grootheid des keizerrijks, haastten
zich middelerwijl vele Vlamingen, tot de hoogere en
middelbare klassen behoorende, zich in taal en geest op
dezelfde lijn te plaatsen als de overweldigers van hun
pand, terwijl de burgerij en liet volk met naïever hunne
moedertaal bewaarden.
Alzoo ontstonden onder de Vlamingen twee gansch
van elkander afgescheiden klassen: deze, welke in liet
-
Negende Vervolg.
De jongeling zag hierdoor zijne kunde bestatigd, en
voelde tevens het ongenoegen zich verraden te hebben,
maar het was hem gemakkelijk zijne moeder iets anders
wijs te maken, want het vermoeden dat Quinten liefde
zou durven voeden hebben voor een meisje dat zooverre
boven hem stond, was verre van hare gedachten. Maar
in het toekomende besloot hij beter op zijne hoede te
zijn, en verborg zorgvuldig de menigvuldige proeven,
die hij in alle houdingen uitvoerde.
Hoe genoegelijk hem dit tijdverdrijf ook ware, hoe
voldoende kunst en liefde zijn gemoed opruimden, werd
echter bij hem elk schaarsch genoegen verbitterd dooi
de overtuiging dat een dergelijke staat van zaken niet
kon blijven duren, dat zijn onbekende weldoener zijne
milddadigheid heden of morgen moede kon worden, en
dat het nog zoo menige week zou geduurd hebben alvo
rens hij zijn werk zou kunnen hernemen. Ondertus-
schen had hij wel te overleggen wat hij moest aanvan
gen en zich het hoofd te doorgroeven: hij vond geene
uitkomst, want hij had in de gansche wereld niets an
ders geleerd dan zijn smidsambacht, en was thans buiten
staat hetzelve uit. te oefenen.
Intusschentijd waren de lustige, vastenavonddagen
bezit en in het gebruik van eene vreemde taal, het recht
vond alleen het gezag uit te oefenen en openbare amb
ten te bezetten; gene, die beroofd van alle aanmoediging
en onderricht, geen ander recht meer zou hebben dan
dat van te werken, te betalen en te gehoorzamen.
Kort voor den gekenkwaardigen veldslag van Water
loo. in welken het reusachtig napoleonistisch keizerrijk
ineen zonk, vereenigden de verbondene mogendheden
van Europa de belgïsche provinciën bepaaldelijk met
de bataafsche, om voortaan slechts een enkel konink
rijk uit te maken, onder liet stamhuis der prinsen van
Oranje.
Ik heb hier alleen den uitsla
aan te duiden, in wat betreft
vlaamsche letterkunde.
I van die vereeniging
zijnen invloed op de
Willem I deed groote pogingen om ons lager onder
wijs, dat zich in een schrikkelijken toestand van verval
bevond, herop te beuren. De vlaamsche gewesten had
den, zou men zeggen, met aandrift en erkentelijkheid
den oproep moeten beantwoorden van een gouverne
ment, dat hun met liet gebruik hunner taal, de middelen
teruggaf om zich te onderrichten en deel te nemen aait
den vooruitgang des menschdoms.
Dit had echter niet plaats. Het zij de maatregels, door
koning Willem genomen, om hunne snelle werking den
schijn van willekeur kregen; hetzij het zenden van een
overgroot gelal hollandsche ambtenaars in onze provin
ciën het nationaal gevoel kwetste; hetzij de geestelijk
heid den invoer der denkbeelden van het protestantism
vreesde, bij middel der lagere schoolboeken van het
officieel onderwijs zeker is het dat het vlaamsche
volk zich slechts weinig genegen toonde om de midde
len van onderwijs, die het werden .aangeboden, ter
hand te nemen.
't Is waar dat eenige Vlamingen, tot de geletterde
klas behoorende, de nederlandsche poëzie begonnen te
beoefenen en er zelfs in gelukten de aanmoediging en
de goedkeuring der hollandsche letterkundigen te ver
werven; maar het volk bleef teenemaal vreemd aan die
pogingen, hoe gelukkig deze dan ook mochten zijn.
Holland bezat eene letterkunde die, door eene ont
wikkeling van twee eeuwen, tot op een hoogen trap van
voor de welhebbende en gelukkige Antwerpenaren, met
al hunne vermaken, maskeraden, danspartijen en geest
rijke zinspelingen verschenen. Maar bij deze openbare
en huiselijke vrolijkheden werd ook de menschlievend-
heid niet vergeten; menigeen zocht een stil genot in eene
verborgene weldaad, en niet zelden was dit reine en
vrome gevoel met de luidruchtigste vreugde nauw
verbonden, even als volgens den geest van die dagen,
bij schouwspelen, feeststoeten en kunstwerken, men
zoo geerne het verhevene gevoel van godsdienstigheid
in zijne vermaken mengde.
Onder andere was liet. ook de gewoonte dat de ge-
brekkelijke en arme lieden, die zoo milddadig onder
houden werden in de gasthuizen welke de Antwerpe
naars-gesticht hadden voor hunne hulpelooze medebur
gers, in lange reken door de straten trokken, bont
opgepoetste poppen en grillige afbeeldsels met zicli
droegen, voor de rijke huizen stil hielden, gezangen
aanhieven en aan de kinderen, die hun aalmoesen ga
ven, allerlei heilige zemtjes schonkendie deze dan
met groote vreugde aan hunne ouders lieten zion.
Er was een groote voorraad van dergelijke beeldekens
noodig, en een vriend van Quinten, die hem dikwijls
bezoeken kwam en züjne gesteltenis kende, raadde hem
aan, eens dat hij eenige zijner niet slechte uitgevallen
teekeningen had te zien gekregen, meer dergelijke
beeldekens, zoo als de ommegangers er noodig hebben,
in bout te snijden en af te drukken, hem eenen goeden
opbrengst van dit werk belovende.
Half hopende, half twijfende, legde zich Quinten op
den raad van zijnen vriend toe, waarbij overigens niets
rijkdom en macht geklommen was. De namen van Bel
lamy, Van der Palm, Tollens, Helmers en vooral Bil-
derdijk schitterden, met een onhetwistbaren roem in
die letterkunde.
Ook was liet zeer natuurlijk dat de Belgen, die eene
poging deden om in het nederlandsch te schrijven, de
groote letterkundigen van Holland tot voorbeeld kozen
en zicli beieverden hen zoo nauwgezet mogelijk na te
volgen. De natuurlijke opwelling, de eigenaardigheid
ontbraken dan ook aan hunne schriften.
Er is nogtans eene uitzondering- te maken opzichtens
Jan-Frans Willeins, die zich in verstandelijkheid bo
ven het gewone verhefte, een krachtvol en onvermoei
baar strijder was ten gunste van de letterkundige zelf
standigheid der Vlamingen; doch hij was eerder een
wetenschappelijk man dan een dichter.
(Vervolg bij naaste.)
Aan Vlaanderen s grootsten schrijver, den tve-
reldberoemdèn Hendrik Conscience.
te verliezen was. Reeds van tevoren had hij zijne moe
der het hout van den haard genomen om er aan te
snippelen; en in de plankjes, die in het huishouden te
vinden waren, figuurtjes gesneden. Maar lietgene hij
zonder opzet en om den tijd te dooden gedaan had,
werd nu in ernst aangewend en liet lukte hem beter
dan hij het gedacht had. Zijne eerste proeven waren,
wel is waar, nauwelijks gebruikbaar, maar namate li ij
zich oefende, ontwikkelde zich, als 't ware, een hoogere
geest in Quinten. Het was alsof het hem nu klaar en
duidelijk te voren kwam wat hij wilde en waartoe hij
geschikt was. Gestalten, gebaarden en houdingen tee
llenden zicli zoo klaar voor de oogen zijner ziel af, dat
11 ij ze slechts op het liout of liet papier over te brengen
had. Nu was hij in staat om datgene, wat in zijne ver
beelding trad, lengte en breedte te geven. De vriend
stond verbaasd als hij terug kwam, nam den voorraad
mede riign Quinten bereid had, en na eenige dagen
kwam hij terug met eene som geld die Quinten's stoute
verwachting overtrof en voor de eerste maal een straal
van ongestoorde vreugde in zijn hart liet vallen; want
nu moest hij, wanneer hij maar vlijtig werken wilde,
nog zoo spoedig aan geen nood voor hem en zijne moe
der denken, en voor zijne inwendige neiging was een
gezichteinder geopend die hem menig verrukkelijk uit
zicht aanbood.
Hij zette zijn werk voort en zichtbaarlijk lukte altijd
de laatste poging beter dan de voorgaande; gestalte
van groepen schikten zich in zijnen geest, een stroom
van gedachten kwam hem te binnen; geestrijke betee-
kenissen vielen hem in: licht en schaduw, draperijea
KUNSTBODE
Daar-staat de Vlaamsche Lettervoogd nog sterk.
Schoon hij schier half een éeiiwe rustloos streed
Om bastaardij van onzen grond te weren
Met forschen arm schraagt hij zijn reuzenwerk,
En neemt ter hart zijn Vlaandrens lief en leed
Mocht ons zijn gi outsell genie nog lang beheeren
Daar staat hij recht nog, mot verjongde kracht,
De wijze Man, de onnavolgbare Lettervorst,
Te midden zijner koene legerknapen
Hij peilt de toekomst die zijn Ylaandren wacht
Van eedie fierheid zwelt hein hart en borst
Er is nog heil voor 't nageslacht te rapen!
Daar staat hij nog, met stout en vonklend oog-
En keerlenmoed, bereid tot nieuwen strijd
'Zijn Meidenblik doet nog den bastaard lieven
De Vrijheidsvaan houdt hij nog kloek omhoog
Zijn leven is aan Volk en Taal gewijd
Op 't veld van eer wou hij voor Vlaandren sneven
Ja. daar staat hij nog, Vlaandrens eedle zoon,
Aan eer en roem op 't. letterveld gewoon,
De gansche wereld door gekend, geprezen
Met klem en kracht geeft hij ons nog- den toon
Verheven is hij op een vorstentroon
Zijn loon zal onvergankelijkheid wezen
Ieperen, Mei 1881.
G. Rotif.ks.