Uperscii Weekblad, geheel let land 3,00. op 500 exemplaren. voor stad 2,50. KUNST- EN LETTERNIEUWS. Zondag 28n Augusti 1881. 5 centiemen het nummer. 2de jaar N° 30. DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men abonneert zich bij Charles Deweerdt, drukker, Rijselstraat, 59, IJperen De prijs van het abonnement is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land'. Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvry-aan het bovengemelde adres gezonden worden. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamenden regel 15 centiemen. Insertien bij akkoord aan geringen prijs. Realisme in de Kunst en Emile Zola. (3de Vervolg.) Hier komen wij aan het A ssommoir, het groote suc ces van Zola!... Het heeft reeds 50 uitgaven beleefd!... Ook bewoont Zola reeds een kasteel op den buiten! Indien gij het mij toelaat, geachte lezer, ik zal u in korte en eerlijke woorden verklaren waarin dit won derstuk bestaat. Ik moet u voorop zeggen dat het groote succeg van Zola met het Assommoir van den beginne geene plaats heeft gehad. Dit gewrocht werd eerst als mengelwerk in een repu- blikeinsch dagblad, le Bien public, opgenomen; en na een tiental dagen moest deze manier van uitgave onder broken worden, omdat het feuilleton zoo vervelend was als de regen. De uitgaaf in boekwerk was voor Zola eene schitte rende wederwraak. De 50 uitgaven zijn daar om zulks te bewijzen. Nu, in korte woorden den inhoud Lantier, een bedorven en geslepen leeglooper van uit de provincie, is op de fransche manier getrouwd met Gervaise. Zij zijn naar Parijs geloopen met hunne twee kleine kinderen en bewonen een ellendig vertrek in een klein hotel, Bon Coeur geheeten. In hetzelfde klein hotel woont een jongeling, Coupeau geheeten, een gotemaker, werkzaam, gedienstig, maar zonder religie. Ook wonen daar twee fransche wildloop- sters van meiden, die ergens in stad op eenen winkel werken. Lantier, de medewoner van Gervaise, loopt weg met eene der twee wikeldochters en Gervaise staat daar in de uiterste ellende alleen met hare kleinen. Gervaise verneemt de vlucht van Lanlier, wen zij in het lavoir (waschplaats) bezig is met hunne slunsen te wasschen. be lange Virginie, zuster van de weggeloo- pen winkeldochter, is daar ook gekomen, als om te lachen met Gervaise, en daar grijpt tusschen beide vrouwen een gevecht plaats, welk meesterlijk beschre ven is en eindigt met de overwinning van Gervaise. Deze Yirginie zullen wij verder nog ontmoeten. De gootmaker, Coupeau, is een habitué van het As- sommoir van Père Colombe, waar het werkvolk, zooals; Mes Bottes, Bïbi-la-Grillade, Bec-Salé, dit Bois sans soif, enz., komen drinken, en smooren, en vloeken en vechten! Het is daar dat Coupeau Gervaise eens binnenroept, als zij wederkomt, van eene boodschap voor hare mees teres gedaan. Gervaise is nu op goeden voet, zij werkt als waschege in eenen strijkwinkel en wint genoeg om hare kleinen op school te plaatsen. Coupeau vraagt ze ten huwelijk en, na eenige aarze lingen wordt het voorstel van den gootmaker aanvaard. Het huwelijk is regelmatig voor wet en kerk en eindigt met een banket in het Assommoir, waar de plechtigheid weder door een gevecht onder de dronken genoodigden gesloten werd. In den beginne gaan de zaken goed. Coupeau is naar stig, Gervaise stelt zich in eenen winkel en houdt zelf werkmeiden. Coupeau valt van een dak en, gedurende zijne gene zing van eene beenbreuk, neemt, hij de gewoonte aan van in het Assommoir te gaan drinken met Mes Bot tes enz. Een zekere Gouget, van Rijsel, die te Parijs als smid woonde, en die een oog op Gervaise had, leende haar 500 fr. om den winkel in te richten. Hij kreeg nooit niets meer weêr Te midden der weelde in den winkel moest de kleine Nanadochter van Coupeau, hare eerste communie doen;, en te dier gelegenheid was er een groot noenmaal waar al de vrienden van Coupeau en Gervaise tegen woordig waren. Zelfs de weggeloopen Lanter, die sedert eenige dagen in de nabijheid van Gervaise's strijkwin kel woonde, werd in de hitte der feestelijkheid door Coupeau binnengebracht en als vriend ontvangen. Later woont Lantier in het huis van Coupeau. De moeder geeft daar in dat leven met twee mannen een voorbeeld aan de kleine en reeds bedorvene Nana, welk zij later zal te baat nemen. Met het drinken van Coupeau, het bijwonen en uit eten van Lantier, komt de wanorde met al hare gevol gen binnen en doet den winkel van Gervaise te niete. Het huisgezin valt in de uiterste ellende. De lange Virginie is getrouwd met eenen stads-agent en is nu in schijn bevriend met Gervaise. Bij den ondergang van den strijkwinkel neemt Virginie het huis ever en opent er een klein magazijn van suiker- bollen, koffij, enz., enz. De schijnheilige en bedriegelijke Lantier behoudt zijn kwartier en bewerkt door zedeloosheid en wanorde den ondergang van den stads-agent. De ijselijkste ellende heerscht nu in het ongelukkig gezin van Coupeau. Deze drinkt en loopt.... en Gervaise lijdt en rolt voort in ondeugd en schande. Hare dochter Nana, die sedert hare eerste communie op eenen bloe menwinkel werkt en die, te huis gekomen, niets dan ellende ziet en schoppen en slagen ontvangt, loopt weg en wordt later door hare arme ouders in het Assom moir, in eene schandelijke danspartij teruggevonden, en bij de ooren naar huis getrokken! Eenige dagen nadien is zij weder verdwenen en dat voor goed. De ouders sterven van ellende en gebrek in een hok; Coupeau in een delirium tremens, en Gervaise te mid den der vuiligheid. Dat is de inhoud van het Assommoir. Ja, dat is de inhoud van het Assommoir, noch min, noch meer! En dat zoo gezegd wonderstuk heeft men op 't tooneel gebracht, ja zelfs in ons land vertaald, zoo ik mij niet bedrieg. Om deze lange reeks van eentoonige verslagen tot drama samen te binden, heeft men de intrigue (inwik keling) moeten zoeken in de wraak van de lange Virgi nie, die de onderlaag in liet lavoir (waschplaats) niet verzwelgen kon. Ik denk dat men op geene andere manier het Assom moir tot drama kon brengen. Nogtans de intrigue is flauw ja, ongegrond, aangezien Virginie de vluchti ge weelde der Coupeau's niet kon vermoeden, tot na de ontmoeting met Gervaise, als de ondergang van den strijkwinkel door de tegenwoordigheid van den wegge loopen Lantier en door het slecht gedrag van Coupeau reeds te blijken stond. Met deze valsche intrigue staan de personen van het drama als j vervolgde lieden, welke medelijden verdie nen, op het tooneel, dewijl in het verhaal dezelfde per sonages als verachtelijke, afzichüge lieden optreden. In liet drama dus wordt het huisgezin Coupeau door vervolging en haat in de ellende gestort, hetgeen on waar en hier onmogelijk is; en in het boek zijn ondeugd, wanorde, luiheid en dronkenschap de logische oorzaken dezer ellende! (Wordt voortgezet.) P. P. Denys. De Zomerwandeiing. Haar Beeld. (Aan mijnen Vriend Em. Cuvelier-Ameel) La Fête du hameau. Quadrille en chceur Musique de FGouvion I. DE KUNSTBODE (Heengang. Het Veld. De Avondklok. Goede Nacht. I. HEENGANG. Mijn jHeisje, geen wolk heeft 't azuur overhangen, Het windje ruischt vreugdig, de hemel is blauw Te lang mocht de drukkende huislucht u prangen, 't, Is onder het frisschende loover zoo lauw. Dosch, Roosjen, uw kleed aan zoo zorgvol gevouwen, Dat grijze met bloempjes, dat mij zoo behaagt. Met zeeblauwe boordsels aan naden on mouwen. En dat naar uw opgerand lioedeken vraagt. In 't bleekrooze schoen sluit uw'triplende voetjes, Wij treden op graszoó, het za;;d is te warm; Wij praten zoo lustig, wij wandlen zoo zoetjes. Ja, richtig, wij zijn er; kom geef mij uw arm! Hoor, Roosjen, hoe luimig de rietmusschen zwettren, Bemerk hoe de vlinder den'vlinder bejaagt, Hoe goudgele vischjes op 't zilvervlak klettren, Hoe 't roodborstje een worm aan zijn blocdekens draagt! Verstaat gij niet, Lieve, wat taal zij mag zingen, De bloeme die wieglend ter bloeme zich neigt? 't Is het heimvolle raadsel der eeuwige dingen, 't Is het lied dat den geest van het stoflijke ontrijgt.... En hoort gij den wind, die de kruin der abeelen Komt kussen en trillend aan 't tortelken vraagt, Waarom onder 't blad haar geen vriend meer komt streelen, Waarom het zoo pijnlijk en hopeloos klaagt?... Ja, Roosjen, een aam van de Godheid woei neder, En 't landschap herleefde, de zomer was daar; De heuvel zong liefde en de vlakte zong weder, En 't veldhoen doorfladderde 't elshout bij paar. Ik minde u, lief kind, en gij vraagt mij vergevens Waarom ik alleen niet gelukkig kan zijn. Waarom druipt de smart in de wijnschaal des levens Waarom dofte schaduw naast helderen schijn? Waarom streelt het klimop de stammen der eiken? Waarom nam de woerd zijn wit eendje tot bruid? Waarom zoekt de treurwilg zijn beeld te bereiken, In 't droomende woter, wen de avondklok luidt? Natuur, gulden boek, den geslachten geopend, Zoo duidelijk schoon en toch nimmer verstaan! Neen, de stift die u maalde, door 't eeuwenruim loopend, Heeft van 't groote geheim ons geen konde gedaan. Ik vroeg Haar, waarom mij het harte zoo klopte; Zij zegde; Bemint en geen silbelten meer, Waarom op mijn wang soms een weemoedstraan dropte, Om Mij en u Roosje en dan sprak zij niet weêr.... Heeft, Lieve, ook die stem u het harte doorklonken? Ik voel dat uw hoofd op mijn boezem zich helt Wat scheelt ons de druif, haren honig gedronken; Kom, zoen mij eens feeder, 't is stil in het veld H. Van Beveren. Als 's morgens vroeg zich de Oosterkim Bekleurt met rozezonneglim, En alles wekt tot lust en leven, Voel ik mijn hart van de aard geheven Want in dien glans daar heimelijk speelt Haar minlijk lachend engelbeeld Als geur en kleur op 't zwierig veld Natures rijkste schoonheid meldt, Laat ik mijn hart daar droomend zusten Want iets baart mij zoetste lusten, De Liefde op aarde eens heeft geteeld Het is heur ïpinlijk Engelbeeld Als 't nachtlijk zwart op do aarde ligt, En "t weiliend star- en manelicht Alleen nog leven hier komt spreiden, 'k Betreur zoover te zijn gescheiden Van 't geen mij in mijn droomen streelt Van heur aanbidlijk Engelbeeld Al 't geen mij duurbaar blijft op aard, Heeft heur bekoorlijk beeld bewaard, En nu is zij in de Engelkoren Want zij mocht m'hier niet toebehooren; Doch, 't geen mijn harteleed nog heelt Is hour betoovrend Engelbeeld Komen. pp. Denys. Allons belle Lisette Mets tes plus beaux atours C'est aujourd'bui la lëte, La fête des amours

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1881 | | pagina 1