IJperseli W eek blad.
voor stad 2,50.
geheel het land 3,00.
mijn vriend naar de stad kwam wonen.
OP 500 AFDRUKSELS
KUNST- EN LETTERNIEUWS.
WAAROM
Zondag" tl" December 1881.
5 centiemen het nummer,
2dc jaar N° 45.
DB KUNSTBODE VAN IJPEHEN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Charles Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De
inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad.fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verstegen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge
zonden worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemenReklamenden regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs.
Onze treurwilg.
{Eene ware geschiedenis
Er stond een prachtge boom voor onze klas,
Gelijk er nergens een te aanschouwen was
Een wilg met rechtopgaanden, flinken stam
Waarvan de krone bijna weer ter aarde kwam.
En krachtig zwaaiden zijne takken
Als reuzenarmen door de lucht;
Ze spotten dan, met hol gerucht
Wat storrem zou onz' kracht verzwakken
Ruk voort maar, wind.
Ge vlucht gezwind
In 't niet.
Doet uwe stem,
Uw forsche klem
Ons iet?
Doch ratten hielden wacht
Rondom de onwrikbre vest.
Ze keken slim en piepten zacht
Elkaar in 't oor die 't laatste lacht,
Die lacht gewis het best.
En op een goeden keer,
Ze waren in haar rust gestoord
En hadden van de takken weer
d' Hoogmoedgen toon gehoord,
Beraamden zij een heerlijk plan.
En of een rat er maken kan
Zij sprongen op en in den grond,
En draaiden met hun staartje rond
Van waar genot.
Ja, waarlijk, sinds heur droef bestaan
Was 't in het hol niet toegegaan
Als deze maal
door H. Van Beveren.
(Vervolg.)
Gelukkig zijn de menschen, Dolf, wier denkkracht
het toelaat, vooruit in de toekomst te zien. Zij rapen
alle daadzaken bijeen, vatten alle oorzaken te zamen
en overleggen wat later daaruit al voortspruiten zal.
Zulke lieden zijn veelal tegen groote rampen bestand,
wijl zij vóór het gevaar gevreesd en gesidderd hebben.
Onze vriend, de luitenant, bezat zulk een vooruitzicht
niet. Wanneer hij dit verpletterend bericht ontving, ge-
teekend door Klara zelf, op wier liefde en onkrenkbare
trouw hij geheel zijne toekomst gebouwd had, toen
overviel hem zulk eene sombere vlaag van wanhoop,
dat wij liern verscheidene weken achtereen niet meer
terugzagen, zonder dat wij ook wisten, wat de oorzaak
van zijn afblijven zijn mocht.
Toen ik mij eindelijk op zijn kwartier begaf, ten einde
het eigenlijke waarom van zijn gedrag te wete te ko
men, vernam ik daar, dat hij sinds eene week in verlof
vertrokken was en dat men niet meer hopen mocht,
hem n >g hier terug te zien, wijl hij bij het bestuur van
Oorlog eene aanvraag had ingediend, om als vrijwilli
ger naar Mexiko te mogen overzeilen. Mij i\ ader, die
hem zeer lief had, raasde van ontevredenheid, :oen hem
die mare ter ooren kwam en bereidde zich, hem bij
zijne familie te gaan opzoeken, wanneer de luitenant ons
juist per b. ieve weten liet, dat hij nog den zelfden
Ze waren allemaal
Van vreugde zot
De boom moest weg
De boom zou weg
Benam hij niet de zachte zoii
Ze zouden zich wreken,
Zijne ijdelheid breken.
En hebben zij geen handen,
Ze hebben scherpe tanden
Geen wilg die ooit weerstaan haar kon!
En zij knaagden
En zaagden
De wortels vaneen.
En rolden
En bolden
Er vrij over heen.
De wortels waren af
En als de wind nu kwam,
Dan zou de fiere stam,
Die immer recht bleef staan,
Met eenen slag, pardaf
Ten gronde gaan.
En 't waaide fel
't Was leelijk weer daarbuiten.
De regen zweepte op onze ruiten,
En g' hadt het spel
Der bladeren moeten zien.
Verwachtingsvol
Zijn ratten
In 't donkere hol.
Daar beeft op eens de grond.
Geen ratte piept in 't rond.
En, krak krak krak
Schreeuwt blad en tak.
Daar lag hij nu ter aarde,
Die vóór een stond
Van uit de hoogte staarde.
avond met den stoomboot Rhone» van Antwerpen af-
vaarde. Wij waren er allen ten zeerste om bedroefd en
wij beklaagden den ongelukkigen jongeling, want hij
zelf nu had ons, in bittere klachten, zijn verwoest le
vensgeluk afgeschetst.
Nog een, wiens heenderen over zee zullen blijven,
zuchtte mijn vader.
Dat vrees ik ook, zegde ik hem, maar hij ware
gelukkig, de arme jongen; waarom ook moest het gril
lig lot zoo vreeslijk met hem spelen?...
Ha, zoo denkt gij allen, driftige lieetkoppen, ant
woordde hij mijIets slaat u tegen in uwe ondernemin-
genen daar! onmiddellijk wilt gij niets meer te lijden
hebben en zet, ais onzinnige waaghalzen, uw jeugdig
leven op het] spel. Hadt gij mijne jaren en mijne onder
vinding, gij zoudt er zoo niet over oordeelen. En dat
hij jandorie! de waarheid sprak, kan ik nu best onder
vinden, mijn goede Dolf, want wij zagen onzen vriend
nooit meer weèr, neen hij was nu voor altijd van
liefdesmart verlost: een vreemde grond heeft zijn bloed
gedronken...
Een jaar later vernam zijne familie, dat hij op den
noodlottigen dag van 13 April 1867, toen generaal Lopez
de stad Queretaro aan de mexikaansche opstandelineng
overgaf, met het gevolg van Keizer Mavimiliaan werd
voorden kop geschoten.
Daar hebt gij nu gans Ti de geschiedenis der eerste, ik
mag zeggen, der eenige iefdesbetrekking van de zuster
des pastors. Want een einig na het omkomen van den
luitenant, vertelde mij -n handelsreiziger van Brugge,
die in de buurt baars ooms woonde, dat Klara half
krankzinnig geworden as en men haar in een gezond
heidshuis had opgesloten. Wat daar ook van waar ge
weest zij, acht jaren lang heb ik haar toch niet weèrge-
zien, tot zij over een paar zomers hier is teruggekomen,
maar zoo veranderd en verouderd, dat ik haar schier
De ratten hielden feest.
De kindren waren thuis
En stoorden ze nu niet
Door ongastvrij gedruis.
De knagers liepen op den reus
En op zijn krone, naar hun keus,
Alsof 't hun leven was,
Dat hij niet meer kon treuren
Nu er te treuren was.
En toen de kindren kwamen,
Dan waren ze allen weg
Ze waren schelms en vlug
In 't zwarte hol terug.
En ieder stond verbaasd en zei
Wat kracht de wind toch heeft.
Slechts hier en daar dacht m' aan de rat,
Die wortels afgebeten had.
Een hovenier kwam na een wijl
Met eene scherpe bijl,
En hakte d'armen boom in stuk
Als was hem dit een waar geluk.
En toen weer alles stille was,
De man at nu zijn boterham
Er plots een ratte kijken kwam
Hoe alles afgeloopen was.
Ze piept en wandelt rond
De plaats waar hij eens stond.
Haar jubelzang
En duurt niet lang.
De man die had ze vlug in 't zicht;
En daar de rat geen vrienden telt
Omdat ze menig stervling kwelt,
Was 't nu met haar gedaan.
De tuinman nam zijn' kloef,
Een grooten, zwaren kloef;
Hij snorde door de lucht.
En gaf den rat, die vlucht,
niet meer erkende. Men zegt, dat zij zeer somber en
soortnaast menschenschuw geworden is, want bij dage
ziet men haar nooit op straat; enkel 's avonds wandelt
zij, naar het schijnt, nog wat landwaarts, doch spreekt
nooit iemand aan en antwoordt zelfs niet, wanneer men
haar het woord toestuurt. Doch, dat zij nog zeer wel
ter tale is en in hare luimige oogenblikken niets van
haar vroegere koutlust verloren heeft, dat getuigen de
personen die met de pastorij in eenige betrekking staan.
Ik geloof dat zij lang en veel moet geleden hebben;
maar ja, wie weet daar nog het fijnste van: eene vrouw
speelt goed komedie, Dolf.
Dit laatste gezegde deed Adolf heel verwonderd naar
M-. Lintmans opzien en hij had het woord in den mond
om eene geheele tegenstellende meening' te uiten, doch
hij bedacht ter zeiver tijd, dat hij met een verstokten
jonggezel te doen had en antwoordde derhalve:
Ja, m. Lintmans, dat zijn zoo van die alledaagsche
treurige voorvallen, waarmede de nieuwsbladen ons meer
dan genoeg vergastenzegde hij; ik ook heb een vriend,
die om gelijke redenen het land verlaten heeft. Doch
gelukkiglijk niet om zich te laten doodschieten, want
ik hoop wel, hem eerlang tot den terugtocht over te
halen.
Nu zij dicht bij het spoorbaanhof gekomen waren,
wenschte de handelsreiziger niets minder, dan het
odyssee van Adolfs vriend nog te moeten aanhooren,
aangezien de in de verte fluitende trein hem reeds luidop
toeriep, dat liij zich haasten zou. Zij kwamen juist bij
tijds aan en m. Lintwans nam afscheid van Adolf met
de belofte, hem in het vervolg nog dikwijls te komen
bezoeken. Wij willen in ons verhaal hem ook goede
reis wenschen, geachte Lezers, en onzen jongen vriend,
nadat deze zijne zaken heeft afgemaakt, weder naar B.
vergezellen.
(Voort te zetten.)
DE KUNSTBODE
-.4