IJpersch W eek blad.
geheel het land 3,00. op 500 afdruksels. voor stad 2,50.
Zondag 27n Augusti 1882.
5 centiemen liet nummer.
3de jaar N1S 30.
DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De
inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge
zonden worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamen den regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs.
öe Prijsdeelingen.
De tijd der prijsdeelingen is daar, men ziet reeds wat
jonge heertjes en juffertjes door de straten trippelen,
gefriseerd, gepommadeerd en gekostumeerd lijk mode
popjes. De prijsdeeling is eene schoone zaak, eene roe
rende plechtigheid, als zij wel verstaan wordt, maar
hierin, zooals helaas, in vele andere punten die opvoe
ding en onderwijs aangaan, is de onverbiddelijke slenter
heer en meester. Men doet wat er altijd is gedaan
geweest, zonder verder te zoeken of't goed is of slecht.
En waarin bestaat die oude slenter? Oh! in zooveel bij
zonderheden, dat men zou schrikken en beven met
eraan te beginnen roeren.
Vooreerst, uitnoodigingsbriefjes in 't fransch! Ja, dat
is natuurlijk. Anders zou men peizen dat de school niets
beteekent. Vous êtes prié d'emmener les membres
de votre familie. Zoo schreef een dier wijze kostschool-
heeren! Had hij niet beter vlaamsch geschreven? Och
Heere! eene school waar niet alles op franschen leest
geschoeid is, dat ware immers niet cQmme il faul! Wie
zal dat beteren? Wanneer zullen professors, priesters
zoowel als wereldlijken, verstaan dat wij in Vlaanderen
zijn en dat 't gebruik der eigene taal ons natuurlijk
recht, onze eenige wijsheid en onze redding is?
Dan fransche stukjes en fabeltjes. Oh! zoo zeemzoet,
zoo knoddig, volgens de ijpersche uitdrukking. Gij ziet
daar een bubbeltje van twee voet hoog, dat u komt La-
fontaine of florian opdisschen, zonder er zelf iets van te
verstaan. Gij weet wel, wat ik wil zeggen met ver
staan. Zoo volgt er eene processie van een stuk of zes,
al ware suikerachtig erl fieemend. De mamas of de pa
pas die daar op de eerste banken zitten, vagen de tranen
uit hunne oogen. Wel! 't is Edgard! of Agathoch! of
Palmyre of Aspasie! Wat zijn ze bevallig! wat zijn ze
wel opgebracht!
Ja, in die school is er neltecatie! 't gastje groet wel
misschien keeraafsch, of loopt weg zonder uil zijn fa
beltje te kunnen, maar dat schijnt zoo naïf! Binst
dien tijd zitten dé andere menschen schrikkelijk te ga
pen. Zij wachten naar het stukje!
Oh! wat speelt men? Een operette, of een vaudeville,
duos, trios, chceurs, drama's, waar men Duguesclin
en S' Louis, Chevalier Bayard en Louis XIV, la France,
sa gloire et ses victoires, patrie honneur et liberté hoort
kraaien in si bemol majeur op de maat van drie voor
zesse.
De jongens komen op met roode panen mantels en
gouden kragen, of in blekken man gekeleed; zij gaan
weg en weêr, spreken en declameren, zingen wonder
hoog en hard, zwoegen en zweeten tot dat voor slot een
donderend clioor de zegepraal der fransche wapens be
zingt.
Is 't niet waar, misschien? Maar gij, zooals ik, hebt
dat honderdmaal gezien en gehoord. Is dat wel toegela
ten? Moet men daarom de jongens twee maanden te-
voren doen hunne studiën verwaarloozen, repeteren en
van buiten leeren?
Er is ook een vlaamsch stukje! Ja en zelfs, als het
kan zijn, een kluchtlied in 't vlaamsch, maar alles is
kluchtig, boertig. Men verbeeldt boeren en schapers,
bedelaars en schobbejakken, 't Vlaamsch is maar goed
daarvoor. Dat is voor 'tvolk. De heeren en damen die
in de prijsdeeling zijn, laten dat toe, zij spreken ook
vlaamsch in de keuken. Dat comprometteert het etablis
sement niet. Zoo toont men dat men ook het vlaamsch
voorstaat en zijn. recht geelt. Hoe slim! Hoe dom!
Dan is er nog eene redevoering of tweein 't fransch
proclamation des prix in 't fransch choeurs en
liedjes in 't fransch. Daarmeê gaat elk naar huis,
de ouders voldaan over de goede fransche inrichting
dier school, en over den hoop kroonen of prijzen waar
onder hunne telgen gebukt gaan ook fransche vergul
de arlekijnkleurige boeken.
Dat noemt men eene prijsdeeling! Vriend lezer, denk
niet dat wij rechts en links kritikeeren, dat wij niets
goeds vinden, overdreven vlaamschgezind zijn in alles,
alles in 't vlaamsch eischen. Neen, weinige woorden j
zullen u ons gedacht, dat van veel verstandigere mannen
komt, uiteendoen.
Vlaamsch moet de grond zijn van 't onderwijs in ge
heel Vlaanderen. In 't vlaamsch moeten alle lessen
gegeven, op 't vlaamsch moeten alle leertakken geënt
worden. De luchtkring der school moet vlaamsch zijn,
dat is gezond, kloek en vooruitstrevend. Dus, zoowel
't schoolleven als de prijsdeeling moeten er vlaamsch
uitzien.
Leert de kinderen goed de vreemde talen, 't fransch
eerst van al, 't is eene der talen van ons land; dan het
engelsch en het duitsch. In de plaats van streng te doen
fransch spreken vroeg en laat, maar slecht fransch
savez-vous, une fois.... stelt uren voor't beoefenen
der verschillende talen, maar doet ze dan goed spreken,
verbetert de feilen en zuivert de uitspraak.
Oefent de leerlingen ook, van vroeg af aan, in de
declamatie. Maar in plaats van zouteloozen, vreemden,
antinationalen rijmram, doe hen fragementen uit
Vondel, Hiel, Bilderdyk, Tollens, Gezelle, Ledeganck,
enz. uitgalmen. Zoo ook voor't fransch, Atlialie, Es
ther, de grootsche treurspelen van Corneille en Racine,
de' blijspelen van Molière, de edele voortbrengselen
van J.-B. Rousseau, Lamertine, Hugo, Coppé, kiest
daar stukken en tooneelèn. Doe die goed verstaan voor
dat gij ze doet opvoeren. Zoo boezemt gij de leerlingen
het gevoel van het schoone- en edele gedachten in.
Klopstock, Schiller, Uitland, Goethe, Shakespeare,
Goldsmith, Sheridan en zooveel andere zullen er voor
wat duitsch en engelsch aangaat, ook wonderschoone
onderwerpen geven, getrokken uit 't ware schoone,
en in eene ware taal geschreven, maar niet op dien
caramellentoon die bijna alle de stukstjes kenmerkt.
Voert zoo iets op in de prijsdeeling; weinig, maar goed.
't Is waar, mama Strijkijzers en papa Blockmans zul
len niet moeten snot en kwijl krijschen, 't zal boven hun
verstand, zijn maar dat is goed. Men moet aan sommi
ge menschen bewijzen dat er iets boven hun verstand is.
En de wijze toehoorders zullen niet krimpen van onge
duld als zij voor de twintigste maal't zelfde refreintje
moeten hooren, maar 't zal eene feest zijn voor hen ook,
want een verstandig mensch vindt altijd diep genoegen
in 't bewonderen der letterkundige schoonheden, Daar
bij, de jongens of meisjes die geheel't jaar schoone
declamatielessen herhalen, zullen expres voor de prijs
deeling geen kostelijken tijd verspillen. Zij weten ge
noeg om een uitgelezen publiek te verzetten.
Indien men daarbij vlaamsche of fransche, engelsche
of duitsclie boeken tot prijs geeft, eenvoudig van buiten
maar leerzaam van binnen, niet bij de grosse gekocht
en bij de dozijne uitgedeeld, maar weiger en regelmatig
geschonken, dan zal de prijsboek bewaard blijven, goed
doen en de ogvoeding prijs bijzetten.
Daarop keeren wij weder.
Wij bidden alle ouders en de meesters vooral daar
eens op na te denken.
Aloude staat van Vlaanderen
ANSEGHEM.
Anseghem, in de provincie West Vlaanderen tusschen
Kortrijk en de Schelde gelegen, ontleent haren naam
van anse of hanse. dat eigenlijk eene maatschappij van
handeldrijvende lieden beteekentook zegt men in
Holland groole Kansen tegen heeren die grooten koop
handel drijven, en in Duitschland wierden eertijds
eenige steden die een koophandelverbond maakten, als
Hamburg, Bremen, Lubec, enz. Hanse steden ge
noemd. Zulke maatschappijen zetteden zich gemeenlijk
omtrent de rivieren en zeeën neder, om door dien
middel te beter hunnen handel te drijven, gevolgelijk
zal Anseghem in sommige oude landkaarten ook Han-
seghem genoemd, van zulk eene maatschappij haren
n aam ontleend hebben.
De kinderen van ili Hackyser, hun gaven
en gebreken.
Ve rvolg
Terwijl het lieve kind mij dien hoop verplettende
bewijsredenen, met een onwankelbaren ernst, laat ver
nemen, keert zij onophoudelijk de oogen van mij af,
en haar konen schieten soms een tintje, dat meer naar
de pioen dan naar de roos zweemt. Na ze uitgepraat is,
blikt ze door het venster en ik volg haar bij die hande
ling na, alsook bij diegene, stilletjes te zwijgen. Want
Kees geniet (stofferij ter zijde) alom de faam extra-tolé-
rant te zijn, en zou zeker het rechtvaardige dier goede
meening van den pitblieken geest, ten zijnen opzichte,
(kranttrant: veel geschrei, weinig wol) door zijn tegën-
kanten niet graag on bewaarheden. En nogtans! hij heeft
ongelijk, zal men zeer. terecht opmerken. Ja, maar weet
U ook wel, dat men, met een spekschieter zijn eigen
pijlen om de ooren te flappen, altijd eene goede zaak
verricht, maar ook altijd des slachtoffers wrok op zijn'
tien hals laadt en bij liet gezelschap veelal van egelacli-
tigheid beschuldigd wordt? (Kees wou niet graag, en
nog voor 't minst in Marthjens schatting, voor zoo'n
stekelbol doorgaan). Hij weet zoo juist en zoo stipt,
alsof het op zijn zakboek stond, dat hij, onderhavigen
zondagachternoen, met zijn viiend, Pol Hackyser, diens
egade en den jongen Hackyser, zevende, uit spancieren
is geweest, niet langs de Vlaskom, maar aan de Molen-
kaai: een heel tegenovergesteld lit van de stad. Hij
heeft dit zóówel onthouden, omdat juist die dag geen
van de gelukkigsten zijns levens was, wijl hij alstoen
in eene dubbele onaangenaamheid zijn début heeft ge
daan 1° het leeren spelen op den engelsolien biljart,
en 2° het eten van halfrotten paling. Beiden had hij
zonder veel tegenkanting aangenomen, nogeens om als
zeer tolérant geboekt te blijven. Daarbij, 't was ontzet
tend heet, zooals Marthjen wel heeft willen zeggen, en
regenzwangere wolken dreven zuidwestwaarts. Daarom
ook en in aanmerking genomen, dat des jongen
I-Iackysers bil, bij ongeval, door zijn broekpijp keek,
en dat des .ouden Hackysers liuisband zeer bezorgd
scheen met het vespermaal liaren thuisgeblevene telgen
daarom ook was men vroeg teruggetreden. Maar de
hemel was allicht opgeklaard, en Kees, die geen vrouw
thuis te leiden heeft, zooals de lezer reeds weet, (en die
verschooning vraagt zichzeiven zoo immer vooruit op
liet tooneel te brengen) Kees was nu ook den steenweg-
naar X. opgestapt, en hoopte er zich 'en avondje op
z'n jonggezelsch te amuseeren. Na, in 't puik gezel
schap van een onderofficier, een winkelier-dorpsprofeet
en een koopman in stroo, een paar of drij pot bruin
verbruikt te hebben, kocht hij zich een ingangsticket
op 't bal, maar toen bij boven op de danszaal kwam,
was er te veel volk en liet barbaarsche barbaarorkest
(piston -f- clarinet basyedel, min al wat gij wilt)
speelde, of liever huilde, bij poozen kattevalsch. Er was
dus geen middel om bij te springen: 't speet hem oim
zijn weggegooid half-sesje Doch nu juist ook bad
hij, in dat hijgend en smakkend gejoel, ons ravis
sant Marthjen ontdek t, dat aan of beter, zeg ik maar
in de armen van baar bovenbeschreven kozijn, als een
geitenlammeken rondsprong, en over scheen in aller
prettigste luim. Zou hij nu -een vriend haars vaders
en een kwart autoriteit bij de kinderen zou hij nu
die onschuldige vreugde storen, met zichzeiven als een
breekspel, te willen indringen? Ja, zijn hart is geen
steen, en nog veel min een distel, en dat kon er niet
door. Ten anderen, daar was extra-extra comme il
faut alias veel eerlijke lui in de zaal. (Men zagen
hoorde er Mme Troulepoutre en haar dertigjarige Juliets
DE KUNSTBODE
VÓÓR EN GEDURENDE HET LEENGOEDERIG BESTIER.