IJ per sell W eekblad geheel let land 3,00. op boo afdruksels. voor stad 2,50. Zondag 15n October 1882. 5 centiemen het nummer. 3de jaar Nr 37. DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan liet bovengemelde adres ge zonden worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Reklamenden regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs. Belangrijk Bericht Daar wij ons ernstig bezighouden met het drukken van den Wegwijzer van IJperen voor 1883, bidden wij de personen, handelaars, bedienden, enz., die ver leden jaar niet opgenomen werden, of die sedert dit tijdstip van woonst veranderd zijn, hun adres ten bureele van dit blad toe te zenden, het zal kosteloos in den Wegwijzer opgenomen worden. Annoncen en berichten worden er aan zeer genadige prijzen ingelijfd. Boeren. Gij hebt wel gelezen niet waar, over eenige dagen dat te Charleroi, drie huwelijken, te samen een twintig tal personen, op 't bureel van den burgerstand kwamen en dat er geen een kon lezen of schrijven. 't Was te Charleroi, maar hadde 't in Vlaanderen geweest, gij hadt wat geboord. Immers, het is tegenwoordig een punt van 't be schaafd geloof, dat de Vlamingen, of de Vlaamsche boeren, dwaze ploegen, domkoppen en ezels zijn, ach teruit in alles en voor niets .goed. dan.om. belasting te betalen, hoe meer hoe beter. De Walen, dat zijn verlichte, fijn beschaafde heertjes, vol verstand en genie, maar wij, wij moeten nog zoo lang werken eer wij op hunne offleieële hoogte, geraken. Versta wel, stedeling, dat, als men van Vlaanderen i spreekt, dit Brugge, Gent en Antwerpen alleen niet beteekent, dat de steêbewoners wel Vlamingen zijn, maar de boeren, de buitenlieden evenveel, en dat, terwijl men onze landlieden uitscheldt en misacht, dit misprijzen op onze gansche nationaliteit neêrvalt, waarvan de boeren die men zoo geerne uitlacht, een der beste gronddeelen van uitmaken. De boeren, of beter gezeid, de landbouwers van Vlaanderen zijn, wel is waar, sedert eeuwen vermaard voor het wonder vernuft waardoor zij Vlaanderen tot den heerlijksten tuin van Europa herschiepen, zij gaven wel is waar les aan Denemarken, Duitschland, Nor- mandië, Spanje, Engeland en Amerika, hun naam hier miskend, schittert wel nog in 't verre Zuid-Afrika, maar wat maakt dat al Zij willen geen fransch spreken. Zij willen de nieu wer wetsche blaaskakerij maar niet naderen. Zij werken met kalm gemoed, met vasten wil, ge zond verstand, wijs-oordeel, Zij redeneren met wondere scherpzinnigheid, verdoken onder eenen lichten zweem van goedaardigen twijfel, doch, als zij eens overtuigd zijn dat iets goed is; dan doen zij het; zij gaan vooruit met zekeren, doch tragen stap. Zorgende voor 't wel zijn van vrouw, kinderen en huishouden, altijd vroeg op de been, op tijd in de rust, door hagel en regen, slijk en sneeuw, in zweet en koude, volbrengen zij eene nuttige, edele loopbaan. Zij spreken die zoete Wes't- vlaamsche taal; zoo rijk, zoo schilderachtig, zoo eer- biedweerdig. Zij blijven getrouw aan de voorbeelden, de lessen die zij -in de dorpskerk, in de school, te huis van vader en moeder hoorden. Men vindt er wel eenige, vooral onder de jonge, wiens bloed te warm is, die te geerne zwieren, vechten, steken en slaan, maar, geluk- kiglijk, 't is de uitzonderingmet de jaren worden zij gewoonlijk beier en meer gezet van zinnen. Zeg mij, st&dsche -lezer, wat ik kom te zeggen, is dat niet waar Waarom dan dien spotlust, waarom die dwaze vooroordeelen tegen de vlaamsche boeren. Waarom? omdat gij ze niet goed kent. Ga leef eenige dagen buiten, op't groene veld, tus- schen koolzaad, tarwe, vlas en weiden, bij den huïse- liiken heerd, tusschen 't brave pachtershuisgezm, >zie daar hoe wijs de vader, hoe zorgvol de moeder, hoe neerstig en gehoorzaam de kinderen zijn. Ge zult daar wat betere lessen vinden als in de stin kende straatjes en impasses van onze groote steden. Ja achtingsweerd is de goede, vlaamsche boer, Vlaan deren mag blij en fier zijn nog dat oud, kloek ras van boeren te bezitten, die zijne sterkte, zijn welzijn uitma ken. Zij zullen 't redden als 't dreigt te vergaan. Wat valt er op dat kapittel nog veel te zeggenWij zullen er op weêrkeeren. S. Een voorwoord a. u. b. Kritieicsch praatje. Vervolg. Waar hij nogtans meest waarheid sprak, was in zijne beweering dat hij zijn troetelkind de convenances zoo trouw naleeft. Beeldt u in, dat hij op geene plaats hoegenaamd 't is bijna ongeloovelijk! van Ammon en zijne zuster spreekt, noch van Jozef en de vrouw Putiphar's. Niets! zelfs geene eenvoudige liefdever kla ring uit eenen onbekenden.... Racine, om aan de vlaam sche jongens, die op school hun eerste boek komen stukwrijven, de genegenheid voor den evennaaste in te planten. 't Is wel waar dat de taal ook hare convenances heeft, de schrijftrant hare regels, maar daar maakt men kort spel mede: Een instructieve, morale en convenabele titel, en de reste komt van zeiven. Men beproeve slechts met het volgende, (bladz 182): HET AANWEZEN VAN GOD. Wat de schrijver heeft willen zeggen in dit stukje, is klaar als de zon: God bestaat, maar blijft immer onbe-s grijpelijk. Bewonderen wij eerst de talrijke en onweêrlegbarer bewijzen van Gods bestaan: 1° Men moet enkel de sterren schouwen loopen. 2° Vervolgens op de wet schouwen uit ons godsdien-s stig strafhoek. Welke wet? 't Is duister, dus... onweerlegbaar. Wil hij van 't geweten spreken, dan begrijp ik eens recht: waarom men, volgens het H. Schrift, God dient te vree-f zen. Heeft men in zich niet eene altijddurende strafdie men nooit ontgaat 3° Eindelijk moet men maar het heilig blad, voor zich, open schouwen. Welke krachtige uitdrukking toch om de volstandige heid der aandacht af te schetsen! Eene aanbeveling voor de leerlingen der Akademie van schoone Kunsten: Om voortgang te doen, dat zij zich beijveren de model len open te schouwen (niet zooals de Sirene van Van Beers, bij voorbeeld!) Het blijft dus onbetwistbaar: God bestaat! 't Wordt hooge tijd dat de schrijver tot het tweede punt overga: Er blijven maar twaalf verzen meer over, op zestien. Wij zijn zoo gelukkig te kunnen bestatigen dat bij hier even welsprekend is als te voren. Bemerken wij eerst terdeeg de harmonische zinsnede: Dan, de klare voorstelling van dit beeld, dat hij u vlekloos bood. Het ware wel dom daarin eenige dubbel zinnigheid te willen zien, en te vragen: is het de zoon of het onderricht dat hij bood? Verder het weinig gebruikte, dus het krachtvolle: Van een onbegrijplijk Wezen stamelen. En vervolgens dit lot welk bestaat in een kinderlijk geloof? Die rede en spraak, welke in onmacht vallen, of bezwijmen zoo ge wilt. Hetgene wonderwel afge schilderd wordt door de immer kortere zinsneden: Niets denkt Hem. God is God. Die laatste trek bovenal is lief. - In den tijd schreef iemand: La femme est un énigme. Hij rekende zeker niet eenen M. Ote vinden, die hem als - nee plus ultra zegevierend zou toeroepen: La femme, c'est la femme! Enfoncé, mon petit Romain de Cicéron! N. B. Bede aan den lezer dezes, dit nieuw voordeel dat de Nederduitsche Kindervriend aanbiedt, bij de twee bovenaangehaalde te voegen. Ik zou te dikwijls moeten stilstaan, wilde ik al het buitengewone aanstippen, dat in dees dichtstuk vervat is. Het zij genoeg de aandacht te trekken op eenen laat- sten volzin: waar de schrijver zoo behendig twee vliegen in één klap treft, doorzijn dubbelzinnig: Beslaat die star de vlakte der aarde, of beslaat zij hare eigene vlakte? In het eerste geval hebt gij een grootsch gedacht van de afmetingen der star; in het tweede, komt u de zaak heel onverklaarbaar voor; en zoo wint zij natuurlijk nog in geheimzinnigheid en dich terlijke waarde. Spijt is het, dat men alzoo noodzakelijk de Almacht eenen bril moet leenen, om ons arm wereld bolleken achter dien vervloekten hemeldiamant nog eenigszins te kunnen ontwaren. Uit dit alles besluit ik dat dit stukje overwaardig is in den Neder duit schen Kindervriend te prijken. Zoo zal de leerling een juist denkbeeld hebben van de schoonheid en den rijkdom onzer moedertaal; hij zal zeer ingenomen zijn voor alles wat aan onze letterkunde verbonden is, en zeker zal het grootste deel zijner be wondering en zijner dankbaarheid den edelmoedigen heer Oten deel vallen, die zich met de pijnlijke taak gelastte, al die lieve dingen bijeen te rapen. En als de pronkzieke vreemdeling ons voortaan met hoogmoed zal aanwijzen naar eenige ellendige bladzijden waarme de dit puikmuseumtje van... vlaamsche oudheden door- zaaid is, zullen wij, onze taal vooruitdringende, den vermetelen Franschman toeduwen: Verstomt, valt neêr, en bidt haar aan! Een- laatste bloempje voor den gedienstigen heer O Zijn prachtig voorwoord behelst nog eenige lijnen die mij nadenkend doen worden. Les Hollandais ont per- fectionné leur idiome, schrijft hij met magistrale tournuren, tandis que les Flamands sont restés long- temps stationnaires; maïs enfin ils ont compris qu'ils devaient suivre l'exemple de leurs voisins du Nord. De verschijning van den Nederduitschen Kindervriend was reeds een groote stap daartoe, en het zal zeker eenige maanden later ten volle waar geweest zijn, wat hij een weinig hooger zoo wel verklaarde: Celui qui saitle Flamaud sait le Hollandais, et vice-versa. II n'y v a qu'un ignorant ou un liomme de mauvaise foi qui puisse soutenir le contraire. DE KUNSTBODE Schouw boven u 't gestarnt' naar stoorlooze orde loopen; Schouw in u op de wet, wier straf gij nooit ontgaat; Schouw voor u 't heilig blad van 't Evangelie open; En twijfel, zoo gij kunt, o menschl of God bestaat. Erken hem, door getrouw naar uwen plicht te leven En op zijn' liefde en macht te steunen in den nood; Berust in 't onderricht, u door zijn Zoon gegeven, En vorm u naar het beeld, dat Hij u vlekloos bood. Maar stamel verder niet van 't onbegrijplijk Wezen. Tot kinderlijk geloof bepaalt zich hier uw lot. De seraf poogt vergeefs zijn naam voluit te lezen. Hier zwijmen rede en spraak. Niets denkt Hem. God is God. Gij, die deze aard' bewoont tot aan haar dorste stranden, Gij, die de verste star haar vlakte ziet beslaan Gij wereldenl gezaaid in 't ruim door zijne handen; Zegt: God is God! Verstomt, valt neêr, en bidt Hem aan! Erken hem door getrouw naar uwen plicht te leven En op zijn' liefde en macht te steunen in den nood. Gij, die deze aard' bewoont tot aan haar dorste stranden Gij, die de verste star haar vlakte ziet beslaan; Gij werelden! gezaaid in 't ruim door zijne handen. Zegt: God is God! Verstomt, valt neêr, en bidt hem aan! Gij, die de verste star haar vlakte ziet belaan.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 1