EEN ZONDERLING MAN. IJpersch Weekblad, geheel het land 3,00. op 5öo afdruksels. voor stad 2,50. Zondag' 12" November 1882. 5 centiemen het nummer. 3do jaar N!' 41. DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad.fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge zonden worden vóór den Vrijdag avond. Aankondigingen den regel 5 centiemen. Keklamen den regel 15 centiemen. Inlijvingen bij akkoord aan geringen prijs. Hef vlaamsch tooneel naar waards beoordeeld. Aan de hoeken der bijzondere straten, in de herber gen en maatschappijen, op den buiten ziet men plak brieven, voor titel voerende: Vlaamsche Sier. Eerste luisterlijke vertooning van liet abonnement, bestaande uil de volgende stukken: Een slimme Trek, de Vio lier, eene Misgreep. Naar het eerste opzicht dezer titels, moet men veron derstellen dat deze vertooning puik zal zijn en dat de aanwezigen hunne kleine geldelijke opofferingen niet beklagen zullen. wij twijfelen geenszins of de moedige leden der Vlaamsche Ster ons met eenen aangenamen avond stond gaan verrassen, omdat wij overtuigd zijn dat zij geene moeite sparen om het volk te onderwijzen in het- gene zijnen stoffelijken en zedelijken welstand betreft; om den blinddoek van zijne oogen te rukken en hetzelve klaar te doen zien, daar waar het te voren niets dan duisternis onimoet heeft. Hoe kan het tooneel de oogen van het volk openen? Hoe kan het al die voordeelen verschaffen? Hoe kan men in hetzelve die heilzame lessen putten, waarvan hierboven gewag is gemaakt? zal men misschien en met recht denken. Van den eenen kant ziet men in het tooneel de on deugden, die den mensch verlagen en hem gelijk stellen met het redeloos dier, bestrijden. Van den anderen kant de burgerdeugden, die hem verheffen en hem zijner bestemming waardig maken, aanprediken. Hoeveel too- neelen uit het dagelijksch leven getrokken, ziet men er nief te berde brengen: de nadeelige gevolgen der dron kenschap der verkwistingder losbandigheid des hoogmoeds, des bijgeioofs en der vooroordeelen, die helaas zulke diepe wortelen in het hart van het onge- NOVELLE DOOR EMIEL CALLANT. (Vervolg.) II. Och! ze waren zoo teleurgesteld, mijnheer en me vrouw Frank els-Patat! Zij, die goede vrouw, had het zich zoo goed ingebeeld, nu en dan met den nieuwen inwoner, natuurlijk in gezelschap van mijnheer haren echtgenoot, een fraai partijtje met de dominos of met de kaarten te spelen; doch, tot hiertoe, en M. De Vlier woont er reeds twee' maanden, heeft zij nog nooit het gelukkig oogenblik mogen beleven, het spel op tafel te brengen, en met mijnheer van boven en met M. Frankels een uurtje in plezier aan tafel door te brengen. Eilaas! En hij, die brave ziel Frankels, had het reeds meni- o-en nacht' zoo lieflijk gedroomd, om 's avonds, onder liet rooken eener heerlijke Hollandsche pijp, een aangenaam praatje te kunnen slaan met M. De Vlier, over de Turk- sche renten, Ottomansche effecten, verkochte en nog ledigs taande huizen, Oostersche schulden, Nijverheid en Wetenschappen, erfenissenPanama-aandeelen en meer andere dingen, waarmede alle plichtbeseffende gewezene notarisklerken zich bezig houden of plachten bezi0" te houden.... En nu, van dit alles niets! welke teleurstelling! Eilaas! eilaas! Ook hebben zij weinig genoegen van hunnen inwo ner- integendeel veel ongemakken, ja, zelfs jaagt hij hun soms schrik en vrees op het lijf! leerde volk geschoten hebben en de heilzame inwer kingen van een geregeld, matig leven, van de spaar zaamheid, de nederigheid? Ja, daar sticht, ontwikkelt men in het volk de liefde tot den vadergrond, de eoht nationale instellingen en leert men het zijne burgerdeugden kennen en naar waarde schatten. Wie neemt op zich de taak tot het volk te spreken? Wie offert de beste uren van den dag op om zcih be kwaam te maken zich van die gewichtige doch moeie- lijke taak te kwijten? Is het misschien de zoon van den rijke, die niets te doen heeft dan gerust te leven met het inkomen zijner fortuin? Neen, het is de nederige werkman, die eerst en vooral moet zorgen om zijn bestaan te verzekeren; de werkman, die voor alle onderwijs een lager onderricht genoten heeft, waarin hij de noodige kennissen heeft weten te putten om zijne stadsgenooten nuttig te kun nen zijn,- de werkman, die in zijnen boezem mannelijke fierheid en eigenwaarde genoeg voelt kloppen om zich uit de vernedering op te helpen; de werkman, die zich door studie wil volmaken en aan het menschdom too- nen, dat, is hij uit den nederigen, doch eerlijken en onbevlekten werkmansstaat gesproten, hij zich door onderwijs en zelfvolmaking verheffen kan en dit alles om zijnen medebroeder te helpen laven aan de onuit putbare bron van vooruitgang en beschaving. Het doel dezes werkmans is heilig. Zijne strekkingen, zijn streven naar zedelijke volmaking verdienen dat hij aangemoedigd worde. Wordt hij om deze heldendaden aangemoedigd? Neen! hij wordt nog bespot, met minachting beje- chend, omdat hij slechts werkman is en deel maakt van Wilde hij maar naar eene andere woning uitzien, ze zouden er wel tevreden over zijn! 't Is zoo een zonderling man; och! 't is niet te noe men! Hij spreekt weinig of niet, bij het in- of uitgaan; komt zelden of nooit de menschen beneden gezelschap houden, of eens het hoofd binnensteken, om te zeggen: 't is goed weer vandaag", of 't zal vandaag een beetje regenen of iets anders; men zou zeggen dat hij altoos boosgezind is, en er hem iets tegengaat. Daarbij is hij steeds zoo kwalijk aangedaan: een hoed, die ver is een nieuw stuk te zijn, een echt pronkjuweel uit een voddenmagazijn. En kleeren... och!... Wat als eene verzachtende omstandigheid kan ingeroepen worden, is dat hij geregeld zijn maandgeld betaalt. Dat is alles! Maar.... Och! neen; 't is niet te noemen, wat al verschrikke lijks, wat al huiveringverwekkends, wat al haartenber- genrijzends die zoogenaamde heer De Vlier begaat! Neen! 't kan zoo niet meer blijven duren, zei meester Frankels,- de geburen zelf beginnen er over te spreken. Wat! de menschen zouden wel beginnen gelooven, dat wij onze kamers verhuren aan deugnie ten losloopers eclrtverbrekers meisjesbedriegers ellendelingen... Neen, neen! Zoo waar als mijn naam Frankels is... neen, daar moet een einde aan komen... Wat! voor eene kleiniheid, die hij voor zijne kamer maan delijks geeft, zouden wij alle dagen onze rust moeten laten storen; ons huis laten aanzien als ëèn... slecht huis; de geburen kwade verdenkingen in het oor laten fluisteren! Neen, zeg ik, dat moet veranderen! Wat! ik in mijn eigen huis vrouwen laten onteeren, hooren spreken van vechten, brandstichtingen, valsche mun ters.... Ik zeg neen, honderdmaal neen... dat moet, dat zal veranderen!... Zóó klonk het nu alle dagen, het sermoentje van M. Frankels, zonder de jammerklachten van zijne betreu renswaardige gade mede te rekenen. eene maatschappij,slechts samengesteld uit mannen van zijne soort. Ongelijk, ja, groot ongelijk hebben zij degenen' die dezen moedigen Vlaming, dien onvermoeibaren kamper voor vlaamsche taal en vlaamsche zeden, den stichter van zooveel goeds niet meer waardeeren, met hem in zijne moeielijke onderneming, zoowel stoffelijk als zede lijk te ondersteunen en hem in staat te stellen zijne vooruitstrevende en leerrijke lessen voort te zetten. In IJperen alleen, in die verfranschte stad, waar alles op zijn fransch moet geschoeid zijn, telt hot vlaamsch tooneel geene aanhangers, geene beoefenaars onder de bevoegde en door de fortuin begunstigde burgerij. In alle andere steden en bijzonderlijk in de volkrijkste ste den van vlaamsch België worden de tooneelmaatschap- pijen in groot aanzien; men rekent het zich eene eere aan in dezelve als werkend lid aangenomen te worden; ja de grootste vlaamsche schrijvers, hoog geplaatste personen, die eene groote bediening in de samenleving bekleeden,maken er deel van Waaraan zulks toe te schrijven? Omdat die verdienstelijke, wel ingelichte en vader landslievende mannen doordrongen zijn van de waar heid, dat met het volk het zedelijk voedsel, welk hij in het tooneel moet putten, te verschaffen, men zijnen zedelijken en stoffelijken welstand bevordert. Ingezonden. öe Briefdragers. De Times, liet voornaamste der Engelsche dagbla den, spreekt met den grootsten lof van de Belgische briefdragers. Wij zijn hoovaardig op onzen postdienst, zegt Maar, 't ging nu toch wat al te erg met onzen gast. Verleden Maandagavond, toen de echtgenooten Fran kels gerust aan 't praten zaten in de keuken, hoorden zij eensklaps het zonderlingste gesprek in de kamer van M. De Vlier. Hoor! sprak M. Frankels, hij is weer aan den gang! Kom, ik wil eens gaan luisteren wat die ver vloekte kerel daar weer uitricht. En dit zeggende, klom M. Frankels stiltjes aan de trappen op, om aan de deur van M. De Vlier te gaan hooren wat er gaande was. O, 't was afgrijselijk! Nog vijf minuten, en 't slaat middernacht?... hoor de hij M. De Vlier zeggen. (Watmiddernacht zei M. Frankels tot zichzelven, en hij keek naar zijn zakuurwerk, waar het nog maar half zeven op stond. Nog vijf minuten, ging De Vlier voort, en dan is hij, die heden nog groot en machtig is, niets meer dan een koude lijk!... Nog vijf minuten, en de wraak is vol trokken; mijn vijand is van deze wereld verdwenen, en ik ben. rijk en almachtig!... M. Frankels gevoelde liet hart kloppen. Ja, bij den genadigen hemel! het bloed zal stroo men!... Ah! ah!... eindelijk zal er recht geschieden. maar het recht is aan mij... het recht is aan dit wapen., dat de genadesteek zal geven aan... (M. Frankels begon van schrik te zweeten). M. De Vlier voortgaande: Wat hoor ik?... het slaat middernacht! Ah!... (M. Frankels wilde naar zijn uurwerk grijpen, om zich te overtuigen of hij zich de eerste maal niet vergist had, doch, gansch ontroerd, nam hij zijne... snuifdoos in ste de zijns uurwerks). En M. De Vlier vervolgde Wat hoor ik?... (En M. Frankels stootte zoo on voorziens tegen de deur, en als M. De Vlier dan zegde): Ah! daar is hij!..(danmeen de M. Frankels dat M. DE KUNSTBODE

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 1