STADSNIEUWS.
De Vlaming werd in het fransch beticht en
gevonnisdalle inlichtingen en openbare acten werden
alleen in 't fransch opgesteld. Onberekenbaar is het
nadeel dat deze onrechtvaardige handelwijze aan het
Vlaamsche volk hééft berrokkend
In 1878 en later in 1878 werd er gedeeltelijk einde
gesteld aan dien noodlottigen toestandTwee wetten,
welke het gebruik der Vlaamsche taal regelen, de
eerste in strafzaken; de tweede in bestuurzaken,
werden alsdan gestemd. Volgens de bepalingen
der wet van 17"" Ocigst 1873 moet 'bijna alles wat op
onze Vlaamsche gerechtshoven, en wanneer het eenen
Vlaming geldt in onze Moedertaal gebeuren. Volgens
de bepalingen der wet van 1878, 22sten Mei, moeten
alle inlichtingen, bestuurlijke maatregels, enz. van
hetzij welken dienst van het Staatsbestuur uitgaande,
in het vlaamscli en in het fransch worden opgesteld.
Alle ambtenaren, van dit bestuur afhangende, zijn
verplicht den Vlaming, welke zich in zijne moeder
taal tot hun wendt, ook in die taal auiwoord te geven.
Doch onkunde en vooral kwade wil van hen, die
gelast zijn de wet uit te voeren, en diensvolgens haar
meest moeten eerbiedigen zijn oorzaak dat de voor
noemde wetten, niet alleen niet stipt en ernstig worden
uitgevoerd; maar dat zij al te dikwijls teenemaal
verkrachten weggecijferd worden.
Hiertegen dienen alle oprechte Vlamingen zich te
verzetten! Wij moeten onzen tegenkanters toonen,
dat wij Vlamingen zelf willen dat onze Moedertaal
zooveel recht geniet dan de andere landtalen. Ons heil
en de toekomst onzer beweging ligt in de stipte
uitvoering dier twee wetten. Daarin ligt voor ons het
middel om der regeering de noodzakelijkheid en
dringendheid van het Vlaamsch in te richten in alle
graden van het onderwijs, te doen gevoelen.
Laat ons dan hand in hand werken om die stipte
uitvoering te vergen. Elke overtreding moet bekend
gemaakt en aan het hooger bestuur worden aan
geklaagd.
Te dien einde en om met gemak daartoe te komen
is er in den schoot der Volksmaatschappij de Veldbloem
eene afdeeling gesticht onder den titelGrievencomi-
teit. Het zal zich gelasten met het verzamelen aller
feiten in strijd met de vlaamsche taalwetten; het zal
ze aan het hooger bestuur bekend maken en ook de
gegrondheid der Vlaamsche grieven van allen aard
doen uitschijnen en er door alle mogelijke middelen
de volledige verdwijning van bewerken.
Het Comiteit richt zich dus openlijk en met volle
vertrouwen tot alle oprechte Vlamingen en Vlaamsch-
gezinde kringen en bidt ze hem alle inlichtingen over
het slecht of wel niet uitvoeren der voornoemde wetten
te willen toesturen. Het durft ook rekenen op de krach
tige medehulp van alle Vlaamsche dagbladschrijvers
en vragen hun om tot het kleinste feit toe in strijd
met de wetsbepalingen te willen verkondigen en hem
telkens een nummer te laten gewordenop het volgende
adres: Veldbloem. Grievencomiteit, Handeslgaan-
derij, 78, te Brussel.
Voor het Comiteit:
De Schrijver,
C. VANWILDER.
De Winterbode!
misverstand!...
Mij beschuldigen?... en van wat, mijn beste heer
commissaris?...
Ja, men beschuldigt u van... moordpoging en
brandstichting!...
Moordpoging en brandstichting?... Komaan, laat
ons eens ernstig wezen.Wie heeft u die fraaie leugens
op de mouw gespeten... of wie houdt er u voor den
gek?...
Integendeel, men zegt dat gij een gek zijt!
Nog beter!
En dat gij M. Frankels hebt willen vermoorden.
Ik?... M. Frankels?...
En dat gij op uwe kamer een meisje houdt, die gij
Laura noemt.
Maar... M. de commissaris...
En dat gij morgen, met den eersten trein, in ge
zelschap van die juffer, naar Amerika gaat vertrekken.
Lieve deugd!...
En dat gij dezen nacht dit huis in brand gaat ste
ken...
En M. De Vlier begon nu eens, tot groote verwonde
ring van den commissaris, hartelijk te lachen.
Ah! ah!... lachte M. De Vlier, wel, mijn goede
vriend, dit alles wat ge daar zegt is heel en gansch
mijne rol, die ik morgen moet vervullen in het nieuwe
drama... Ah! ah! wie heeft u dit alles toch wijsgemaakt?
Wel! M. Frankels zelf... en zijne vrouw ook!...
Ah! ah!... voor den donder!...
M. Frankels heeft mij verklaard, dat hij en zijne
vrouw nu en dan aan uwe deur kwamen luisteren, en
gij dan telkens zoo iets zonderlings zegdetdat ge
Tooneelvertooning der Vlaamsche Ster.
De eerste vertooning van een tooneeljaar veroorlooft
dikwijls de opmerking: de rollen niet vloeibaar ge
noeg, zouden Eloquentia en de maandschriften ab hoe
zeggen. Ik voor mij kan mij deesmaal zoo niet uitdruk
ken. De Maatschappij heeft met recht gedacht, dat het
niet noodig is, jaarlijks trapsgewijze der volmaakt
heid te naderen; dat men zoowel den eersten als den
laatsten keer heel voortreffelijk spelen kan en zij
heeft het ook gedaan.
Er werd uitgevoerd
Een stimme Trek, eene Misgreep, de Violier, alle
drij blijspelen met zang. in één bedrijf.
Onnoodig te zeggen, dat de hoofdrollen er schitterend
vervuld waren: de namen MM. Mailliard, Deweerdt,
Yandendriessche, Delmotte, Deraedten Mej. R. Deterre,
spraakt van moorden, branden, en meer andere schrik
kelijke dingen, en op verzoek van M. Frankels kwam ik
eens naar hier, om te zien wat er van de zaak was...
Ziedaar alles!
En men heeft u eens prettig bij den neus geleid...
Ah! ah! ah!...
En M. De Vlier begon nu toch zoo luidruchtig te
lachen en M. de commissaris ook, over die goede grap,
zoodanig luidruchtig, dat mijnheer en mevrouw Fran-
kels-Patat, die beneden gebleven waren, naar boven
kwamen, om te zien wat er gaande was... En deze
begonnen nu ook op hunne beurt, toen M. de commissa
ris hun alles had opgeklaard, zoodanig te lachen dat ze
hunnen buik moesten vasthouden!
Wat was er nu eindelijk van die schrikverwekkende
zaak?...
t Was M. De Vlier, die nu en dan eens zijne
rol repeteerde
M. De Vlier heeft dit lief tooneeltje aan al zijne vrien
den eens plezierig verteld, en die, men kan het den
ken, - hebben er op hunne beurt, zich half lam om
gelachen.
M. Frankels zal nooit meer om eenen commissaris
gaan.
Mevrouw Frankels zal zich wel wachten, even als
haar man, nog ooit aan de deur van den tooneelspeler
dezes rol te gaan afluisteren.
Wat zonderlinge mannen, die artisten, zei M. de
commissaris in het heengaan!
EINDE.
staan hier borg voor. Waar zou men zich een beteren
napoleonistischen ordehandhaver (excuus voor de om
schrijving) aanschaffen dan Brigadier Koolbak was; en
lachte niet menigeen bij zich zelf, toen het zien van Kap-
mans hem den hooggevreesden schampetter van 't ge
boortedorp voor den geest riep? Voor een malle klucht
weet de heer Deraedt altijdraad! Mej. Deterre, die wij
reeds gunstig genoeg kennen, heeft de rol Wantje haar
zeiven overtroffen. Die rol is veel moeilijker dan men
wel eens denken zou, en den luchtigen, natuurlijken
toon dien zij aannam is veel kunstiger dan de lamenta
bele exclamaties (om onze stadstaal te spreken) van een
drama.
Zij zingt ook heel wel en verstaanbaar en niet als
zoovele étoiles tombées van ons gewoon fransch
theater, die schreeuwen in iet hooge register en in den
mezza-voce schier onhoorba.ar zijn, maar die men trots
alles met handen en voeten toejuicht omdat het er (in de
taal der groote natie) gaat van gloire, victoire, Fran
ce, délivrance, en anderen rimram van denzelfden
deeg.
Mocht ik eene opmerking maken aan eenige leden,
zoo raadde ik hun aan, zoo wat meer op z'n jongens
af te loopen.
Pedanterie op 't theater
is ongezond voor 't handgeklater
las ik eens m een slecht kluppelvers, en nogtans vind
ik den grond dezes gezegdens veel beter dan den vorm.
Niet dat onze Sterrelingen hierin falen, of' het ooit zul
len doen, zoolang de huidige Voorzitter en Tooneelmees-
ter aan het roer der zaken staan. Enkel veroorloven
wij ons dit gezegde, omdat vele rhetorijkers uit de nabu
rige oorden, zoo geweldig taai zijn in het aflaten van
den ouden slenter.
Kortom eene heel degelijke vertooning, waar de ge
noten bijval en het handgeklap gansch niet ongepast
noch onverdiend waren!
De naaste vertooning, hoorden wij zeggen, zal den 3n
December plaats hebben: dat belooft voor het loopend
tooneeljaar.
Zij zal samengesteld worden uit
ELISA,
Drama in 4 bedrijven, doorD. Delcroix.
De Duivel op 't Dorp,
Blijspel in één bedrijf, door H. Van Peene.
't Is de Maatschappij Onder Ons, van Oostende, die
deze tweede vertooning geven zal.
Moed dus, waarde Sterrelingenuwe medeburgers
weten uwe verdienste naar waarde te schatten en zullen
die telkenmale komen toejuichen.
Burgerwacht.
Woensdag 11., ter gelegenheid van's Konings feest
dag, waren de heeren officieren, de onder-officieren,
kaporaals en brigadiers op een prachtig banket verga
derd; de eersten in het hotel 't Gouden Hoofd, de
tweeden in het lokaal hunner maatschappij Bronzen
Hoofd.
Het grootste vermaak lieerschte in het lokaal der
heeren onder-officieren en kaporaals; en niet zonder
redenzij vonden er eene wel opgedischte tafel, lekkere
spijzen, en de gulhartigste broederlijkheid.
Een heildronk aan den Koning en een andere aan den
Majoor-Bevelhebber der Burgerwacht werden door den
Voorzitter, M. Dumon, voorgesteld en dapper toege
juicht. Kortom het was een dier feesten welke men
niet gauw vergeten kan, en het duurde vrij lanc eer
onze burgerwachten aan 't scheiden dachten.
Het banket der heeren officieren heeft insgelijks wel
gelukt,- verscheidene heildronken werden voorgesteld
en met geestdrift toegejuicht.
Wij bestatigen met voldoening de eendracht die
onder onze burgerwachten bestaat, en wij zijn overtuigd
dat zij des noods hand in hand zouden werken voor het
welzijn van Vorst en Vaderland
Heden avond ten 7 ure juist, heeft in het hotel het
Klein IJperen, het banket plaats, aan den heer J
lweins aangeboden door de leden der Cijbelsehutters
maatschappij der burgerwacht.
Alles voorspelt eenen aangenamen avondstond.
Sirst Cecilia.
Ter gelegenheid van het Geciliafeest geven de heeren
muziekanten der Pompiers morgen een banket in het
hotel het Klein IJperen, onder de zorg van Me We
Joye.
Naar men zegt zal hun een prachtig maal opgedischt
worden, en wij twijfelen er niet aan, vreugde en
broederlijkheid zullen daar ook elkander de hand geven
en eenen aangenamen avond doen doorbrengen.
- (KINDERDICHTJE.)
Toejongens lief, daar is de kraai, de zwarte kraai 1
Zij roept: Al zijt gij voor de koude taai,
Zorgt ras
Voor jas,
Voor sjerp en baai
Zooals de zwaluw ons de Lent kwam melden,
Voorspelt de kraai den sluimerdood der velden;
Gij ziet het wel, de boomen staan reeds bloot,
En voor hun voet, valt alles kwijnend dood.
De noordwind blaast door bosschen, hagen
Als voorbó van de wintervlagen
Sa, jongens lief, zorgt ras
Voor jas,
Voor sjerp en baai!...
Daar is de kraai, de zwarte kraai
Heur pluimen zijn van 't grofste zwart,
Het zinnebeeld van leed en smart!..
De Winter koos zeer wel zijn bode,
Want haast komt hij hier alles dooden
De beekjes zelfs slaat hij in boeien vast;
Dus jongens lief, maar opgepast:
Daar is de kraai, de zwarte kraai;
Zorgt ras
Voor jas
Voor sjerp en baai
Men denke nogtans niet, dat alles leed en smart is,
Wat ons de Winter brengt, omdat zijn voorbij zwart is
De Winter ook vermaken biedt,
Die dan de jeugd met vreugd geniet.
De sneeuwbal, dien ik eerst zal noemen,
Maar wiens misbruik njen streng moet doemen,
Is 't eerst vermaak van 't guur getij.
Den sneeuwman, stel ik tweeds daarbij,
Een standbeeld door de jeugd verheven
Welk bij een sneeuwbal zal begeven
Op eene derde plaats,
Komt 't rijden op de schaats
Het winterleed verzachten I
Maar 't zoetste is nog, als gij het weet,
Dat. men, na wat verdriet en leed,
De Lente weder mag verwachten
Nogtans, laat ons geen wijzen raad verachten,
Al kwam hij zelfs van eene kraai
Ja, zorgen wij nu ras
Voor jas,
Voor sjerp en baai,
En houden wij ons taai!
Komen, November 1882. P. P. Denys.
co>