IJ perseh W eek blad
geheel het land 3,00. voor stad 2,50.
Zondag 3" December 1882. 5 centiemen het nummer. 3dfi jaar N' 44.
DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsseistraat, 59, IJperen. De
inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge
zonden worden Aankondigingen den regel 5 c. Reklamen 15 c. Voor alle aankondiging buiten de Vlaanderen, wende men zich tot het Office de Publidté, Madeleine-
straat, 46, te Brussel.
Onze Taai.
Lieve lezers, gij zijt geene liefhebbers noch van de
Chroniquenoch van andere schimp- en schandbladjes
welke dagelijks spot en smaad op onze edele, schoone
moedertaal trachten te werpen. Gij weet dus niet wat
verfoeilijke artikels die waalsche, ja vlaamsche, doch
verraderlijke pennelekkers durven schrijven om ons
werken, ons pogen voor natuurlijk recht en rede te
bevechten en belachelijk te maken.
Doch, 't zal u misschien wel hier en daar gebeuren
van in gezelschap te zijn in koffiehuizen, herbergen,
kringen of maatschappijen met lieden welke hunne
wijsheid uit die verpeste bron halen. Vele menschen
zelve zult gij ontmoeten, die alhoewel vlaamschgezind
bij naam en... kwansuis, alhoewel in Vlaanderen, van
vlaamsche ouders geboren, opgevoed en grootgekweekt,
hunne eigene taal niet als de hunne gebruiken, welke
het fransch vooraan stellen en denken veel te doen als
zij in de keuken met de meid, in eene kiezersvergade
ring voor wat boeren of in eene zoogezeide redevoering
bij groote omstandigheden, wat vlaamsch den nek bre
ken. Die menschen spreken noch schrijven hunne taal
niet, al wat zij doen is in 't fransch, zij denken redelijk
te zijn en handelen geheele dagen tegen de eenvoudigste
voorschriften van de natuurlijke rede.
Om hun gedrag uit te leggen en te verrechtveerdigen,
vinden zij duizend drogreden uit; zij zullen u over het
vlaamsch, zijne voornaamheid, zijne weerde, zijne niet
zoo verbazende dwaasheden uiteendoen, dat gij er zelve
zult van stom staan, dat gij soms niet weet wat ant
woorden en dat elkeen, die slechts eene dagelijksche
geleerdheid bezit, niet altijd in staat is die mannen op
hunne plaats te zetten.
Om u daarin te helpen, om u krachtige, slaande wa
pens tot verdediging uwer taal ter hand te stellen, en
ter zelfder tijd om u uwe taal meer te doen waardeeren
en schatten dan gij liet tot nu toe deedt, zijn wij van
gedacht uit de werken van Lebrocquy, Delfortrie,
Vleescliouwer, Duvillers, Willems, Snellaert, Destan-
berg, David, Ledeganck, enz. nu en dan eenige oude
dingen uit te zoeken. Wij zijn verwonderd dat in de
vlaamsche dagbladpers men er niet dikwijlder op terug
komt op al die schoone, fijne, welberedeneerde pleitre
dens die door bovengemelde Vlamingen vroeger in het
licht zijn gegeven. Wel is waar, zijn hunne boeken in
alle vlaamsche bibliotheken te vinden, (en nog?) doch
elkeen heeft den tijd en de bekwaamheid niet om daar
al het fijne en het kluchtige, het beste, het meest pas
sende uit te halen. Wat die kloeke strijders over twintig
dertig jaar schreven is nu nog zonneklaar en ten volle
toepasselijk. De geleerde lieden die in onze artikels al
die péreltjes terugvinden welke zij reeds bewonderd
hebben zullen aan anderen den raad geven dit te lezen,
uit te schrijven, van buiten te leeren; deze welke dezel
ve nog niet kenden zullen verblijd zijn dezelve te mogen
leeren schatten. Onze poging, wij betrouwen er op, zal
dus goed stichten. Elk nieuw goed gedacht dat verspreid
wordt is een zaadje dat moet en zal vruchten voort
brengen.
Om nu weder op ons onderwerp te komen, wij zullen
dichtjes, rijmtjes, zoowel als prozastukken uitzoeken,
en zij zullen u bevallen, dat beloof ik u!
Nogtans, bij wijze van inleiding en uitlegging, zal 't
soms noodig zijn eenige regelen taal- of volkerkunde of
andere wetenschappelijke bemerkingen bij te brengen.
Lieve lezer, dat zulks u toch niet vervele. Wist gij hoe
nuttig, ja hoe noodig het is, om goed te kunnen redene
ren, van alle dingen een klein gedacht te hebben! Wij
hebben de pretentie niet hier als leeraar of als geleerde
navorscher te spreken, neen, enkel zullen wij trachten
zoo eenvoudig mogelijk te handelen over de wetenschap
pelijke punten die met ons onderwerp in betrek zijn.
Ja, wij weten het wel, de dv azerikken die geen an
der verstand hebben dan tusschen kannen en glazen
wat zouteloozen rimram, die noch kop noch steert heeft,
uiteen te doen, mannen die geen vier boeken in hun
leven gelezen, en zoo zij er lazen ze niet verstaan heb
ben, vinden liever in eene gazet kluchtjes en prullen.
Maar deze die overwegen, die geerne hunnen geest oe
fenen en vatbaar zijn voor 't schoone, 't ware, zullen
tevreden zijn.
Vandaag hebben wij reeds te veel plaats genomen
om hier te beginnen, doch wij zullen voor slot van dit
en inleiding tot de andere artikelen een oud dichtje
mededeelen van den abt Duvillers, dat eikendeen aan
vele mannen kan toepassen en dat een allerbest dekla-
matiestukje is voor kinders en groote menschen.
Wat men niet kent, veracht men.
S.
La voix d'un Ange.
A AP et Me Dumortier-Delannoy, a la mort de
leur fllle bien-aimée, Albertine.
leis over hei jagen.
De nieuwe wet op de jacht van 28 februari laatstleden,
onder voorwendsel de wildstrooperij te beteugelen,
behelst zulke strenge bepalingen, dat men moeite heeft
te gelooven hoe het mogelijk is dat volksvertegenwoor
digers die hebben kunnen stemmen.
Het art. 8 zegt .-
Het vervoeren, overbrengen en bezitten van jacht-
tuigen, zooals netten, strikken, stroppen, lokaas en al
ander tuig, dienende tot het vangen of vernielen van
konijnen of wild, wordt met eene boete van 100 tot
200 frank gestraft. Deze tuigen zullen mogen opge-
zocht en in beslag genomen worden, overeenkomstig
met de voorschriften van het wetboek van rechtsple-
ging in strafzaken.
Zoo! het is voldoende dat agenten bij zekere personen,
door het openbaar gerucht dikwijls aangeduid om in
bezit te zijn van verboden tuig, het recht hebben aan
den onderzoeksrechter de vereischte toelating te vra
gen om de noodige opzoekingen te doen en gezegde
tuigen in beslag te nemen.
In geval men, bij voorbeeld, een haas ving, door
middel van een net of strop, is het voldoende door eene
huiszoeking van eenen gendarm, om eene veroordeeling
te bekomen van 100 of 200 frank
Nogtans zijn wij zoo fier alle oogenblikken het art.
10 der Grondwet in te roepen, dat zegt dat de woon
onschendbaar is; echter door het vangen van een konijn
verliest het artikel veel van zijnen glans
Dat de personen, welke die wet doen stemmen heb
ben, bezorgd waren en de beste gevoelens koesterden
voor degenen welke van tijd tot tijd eenen kwakkel of
eenen waiervogei schoten, blijkt uit art. 18, dat luidt
als volgt
Elke der verschillige straffen zal, wanneer er her-
valling is, verdubbeld worden. Zij zal verdrijdubbeld
worden in geval van derde veroordeeling en dezelfde
opklimming van straf zal toegepast worden voor de
latere veroordeelingen.
Die straffen zullen echter geene 1,000 fr. boete en
acht maanden gevangzitting mogen te boven gaan
Hoe menschlievend
Het art. 21 spreekt over de verantwoordelijkheid der
ouders en meesters voor de misdrijven, begaan door
hunne kinderen of dienstboden.
De verantwoordelijkheid is geregeld overeenkomstig
met art. 1384 van het Burgerlijk Wetboek.
De wetgever heeft daarin zijn goed hart getoond, na
melijk den lijfsdwang te weigeren!
Dat zou er nog aan ontbroken hebben!
DE KUNSTBODE
Wie zijt gij die lacht met de taal uwer vadren?
Onkundige rechter!... Wie zijt gij die lacht?...
Is u wel eens 't wezen verbleekt bij 't doorbladren
Der vloeiende schriften van 't vorig geslacht?
Gij zijt gereed om zoo maar alles te hoonen
Waarvan uw verstand het geheim niet bevat;
Gij kent hier noch wijze, noch mate noch toonen,
De taal is voor u een verborgene schat
En gij durft spreken
Van haar gebreken
En 't is een ruwe, lompe taal
En voor mijnheer is zij te plat en al te kaal?
't Is goed alleen voorlager standen!...
Ei! Vrienden, groet en buigt en klapt eens in de handen
Mijnheer heeft wel een week of drij
Nu onlangs te Parijs verbleven
Wij moeten 't hem vergeven
Draagt hij zulk aardige leivrei,
Ligt onze taal zoo wat ter zij,
En is hij zoo wat overdreven.
En dan, wie weet of 't licht niet eens uit 't zuiden daagt,?
De zon is lang genoeg gerezen in het oosten.
Zijn wij thans nog met dikke duisternis geplaagd
Wij zullen 't ons getroosten;
Eerlang zijn wij verlicht: en als de fransche zon
Aan onze kimme rijst, en reus Napoleon
Verrezen... andermaal de volken komt beschaven
Dan zullen wij bij 't licht van 't flikkrend oorlogszwaard
En roem en zeden, taal en aard
En wat maar vlaamsch is, als of niet, of luttel waard,
Met daverend gejuich en fransch gevloek begraven!
O dan, jazeker, valt ons 't waar geluk ten deel.
Zijn wij gebreideld, kromt het ruw en zwaar gareel
Het drukkend Fransche jok, der Belgen stijve nekken,
En moet alweer ons kroost naar 't koude Moskou trekken
En schier alom met bloed Europa's grond beplekken.
Dan ook toch roepen wij, met vlaamsche liberteit,
Dat ons het groote volk tot volksbeschaving leidt...
F. A. Duvillers, priester, [De Franskiljona.de).
Dit is genoeg voor vandaag niet waar?
Oui 1 regardez-la bien encore,
L'enfant qui cause votre deuil;
Baisez ce visage incolore,
Que bientöt cache le cercueil
Versez des larmes abondantes,
Oela vous soulage le coeur;
Caressez ses mains innocentes,
Et laissez parler la douleur
Mais, qui m'impose done silence?
N'est-ce pas une voix des cieux,
Qui dit, que la réjouissance
Doit nous tous rendre radieux?
O! e'est l'enfant qu'icil'on pleure!..
C'est Elle, qui nous dit des cieux.
Que c'est la-haut qu'elle demeure,
Au sein béni des Bienheureux
Cessez vos larmes, Père, Mere,
Dit-elle, riez, chères Soeurs;
Bénissez le céleste Pére,
En ornant mon cercueil de fleurs!
lei, je vis avec les anges;
Je prie le Seigneur pour Vous,
Chantant d'éternelles louanges!..
O! que mon nouveau sort est doux!..
Séchez done vos améres larmes;
Je vous attends en ce séjour,
Oü jamais, on n'a vu d'alarmes,
Oü tout est paix et pur amour
Comines, Novembre 1882. P. P. Denys.