STADSNIEUWS. SOCIÉTÉ DE GARDES CIV1QUE3 D'YFSES. Société Royale des Francs Arbalétriers. van den advokaat Bernays te zijn; maar hij beweert dit zonder hoegenaamde voorbedachtheid gedaan te heb ben. Hij werd, zegt hij, door Bernays herkend, die hij als 't ware voor zijnen aanvaller wil doen doorgaan, en schoot in zijnen schrik, bijna buiten zijnen wil, den advokaat dood. Men kent overigens de vlucht van Leon Peltzer en de aanhouding der twee broeders, die wij in den tijd hebben medegedeeld. De dag waarop Leon en Armand Peltzer rekenschap zullen moeten geven, over de schrikkelijke misdaad, die hun ten laste wordt gelegd, is eindelijk aangebroken. Er zijn omtrent 10 maanden verloopen, sedert de mis daad werd gepleegd. Als men den beschuldigingsact leest, moet men bekennen dat het gerecht eene buiten gewone werkzaamheid aan den dag gelegd heeft; hon- derde getuigen zijn moeten gehoord worden. Leon Peltzer, eerste beschuldigde, heeft het voorko men van een onderscheiden jongman; zijn voorhoofd is buitengewoon verheven; zijn neus klein, eenigzins rood; mond klein en dichtgesloten; hij draagt eenen vollen baard en knevel, bleekblond, gelijk zijn haar dat kort gesneden is; hij heeft wat men noemt, zakken aan de oogen, gelijk iemand die vermoeid is. Hij draagt een zwarte.redingote en heeft zwarte handschoenen aan; rechtstaande halsband. De uitdrukking van het gelaat des eersten beschul digde is zacht; het zou degenen teleurstellen, die op het gelaat de slechte neigingen der menschen willen lezen. Armand Peltzer heeft dezelfde trekken van zijnen broeder; hij zou hem goed gelijken, indien hij niet zwart van haar en baard ware; zijn baard is eenigzins zwaar der dan die zijns broeders. Er ligt eene uitdrukking van misnoegdheid op zijn gelaat. Hij draagt eene pince-nez. Hij is gekleed met donkerblauwen paletot van wat men noemt mopjesstof; hij heeft geene handschoenen aan. Hij heeft het uitzicht niet van eenen man der wereld; hij gelijkt aan een gewoon bediende. Ziedaar, de beide mannen die sedert bijna een jaar de wereld bezig houden met hunne dadenwij zeggen de wereld. Inderdaadhet gerucht van hetgeen zij gedaan hebben overschreed de grenzen van ons land en liep de wereld rond. Dat getuigen de dagbladen die hier verte genwoordigd zijn, uit België, Frankrijk, Engeland, Duitschland, Amerika. De pennen, die eenigen tijd ge rust hadden, zijn nu op nieuw los gegaan. Wat zal er over geschreven wordenheele boekdeelen Er moeten 104 getuigen ten laste worden gehoord en 195 ter ontlasting. Dinsdag, 28 November, is men begonnen met de ondervraging van de beschuldigde Leon en Armand Peltzer. Ter dezer gelegenheid maken wij onzen Lezers ken baar dat men ten bureele van dit blad HET PROCES PELTZER kan bekomen, aan 10 centiemen het num mer. Dit is eene schoone geïllustreerde fransche uitgave, verschijnende alle dagen, en versierd met de portretten van Leon en Armand Peltzer, het portret van Willem Bernays, de zaal van het assisenhof, het lokaal der beschuldigden, de overtuigingsstukken, het plan en het huis der Wetstraat, het portret en de aanhouding van Vaughan, en verscheidene andere teekeningen die bij het einde van 't proces een fraai album zullen uitmaken en eene belangwekkende lezing zullen verschaffen, daar men er niet slechts den beschuldigingsact, maar ook de ondervraging der betichten, hunne antwoorden en deze der getuigen aantreft. Tooneelnieuws. Eene der puikste vertooningen, welke wij hier door vreemde maatschappijen te zien kregen, is wel voor zeker die van jongstleden Zondag, door Onder Ons van Oostende, in stadsschouwburg ten tooneele opge voerd. Deze bestond uit het zoowel geschreven als tref fend drama Elisa des heeren Delacroix, en het zoo koddig, op meesterlijke wijze vervaardigd blijspel met zang De Duivel op 't dorp van den alom gevierden en onvergetelijken Van Peene. Om Onder Ons recht te laten wedervaren, hoe ven wij, als onpartijdige criticus voorwaar een niet aangenaam stieltje, willen wij tooneelisten en publiek ten volle bevredigen, en niet zooals sommige anderen de slechte gewoonte hebben hun zwartgallig en te voren berekend venijn te spuwen op al wat niet naar hun grilligen en nooit voldanen zin afloopt -zijn beide tooneelstukken met eene juistheid, een gevoeleen samenhang weêrgegeven, de houding en gebaren zoo onberispelijk wel nagekomen, de eigenaardige typen meesterlijk vertolkt, de costumen zoowel geknipt en uitgekozen, behalve eenige licht te herstellen misslagen, dat de schrijvers zeiven, hadden zij hun gewrocht kun nen zien spelen, het niet beter wensclien zouden. Uit dien hoofde hebben wij dan ook geen oogenblik geaar zeld er den heer tooneelmeester, die eene niet al te lich te taak op zijne schouders torscht, er al onze bewonde ring over uit te drukken en hem van harte geluk te wenschen. MUS Met genoegen hebben wij bestatigd en dit is geene geringe verdienste dat de taal dezer liefhebbers-too- neelspelers, welke men soms groot ongelijk heeft te verwaarloozen en eventwel als hoofdvereischte op den eersten rang zou behooren te staan, op weinig uitzon deringen na, die licht te verhelpen zijn, geenszins in strijd was met de regels eener beschaafde uitspraak. Zij was ontdaan van dien oorkwetsenden plaatselijken tongval, waaraan artisten van beroep zich wel eens plichtig maken. Zou de heer doctor Van Oye, eerelid van Onder Ons om zijne gemoedelijke gedichten en zangerige liederen in de letterkundige wereld gunstig gekend, van tijd tot tijd daartoe niet een handje toege- steken hebben? Wat er ook van zij, het heeft ons uiter mate goed aan 't hart gedaan onze schoone en zoetlui- dende Moedertaal zoo zuiver te hooren uitspreken. Eveneens hebben wij bemerkt, dat alle de spelers zonder onderscheid rolvast waren,. Van hen mag in der waar heid gezegd worden, dat zij, zooveel zij maar konden, het hunne bijgedragen hebben om beide tooneelstukken als op wieltjes te doen afloopen; niet de minste hapering hebben wij aan te stippen. Men kan wel denken dat de inblazer het lastig moet gehad hebben, hij toch, die slechts de tooneelisten te volgen had! Dat de goede man het ons niet euvel opneine, hij was er door zeker niet weinig in zijn schik. Men mag er van zeggen wat men wil, maar die post is dikwerf alleronaangenaamst. Degenen die zich in 't Drama bijzonder onder scheiden hebben, zijn: Mevr. Devestel, in de hoofdrol van Elisa Barkels. Deze tooneeliste mag zonder over drevenheid een echt pareltje van 't zuiverste water in Vlaanderen's tooneelwereld genoemd worden; zij bezit alleszins een benijdenswaardig talent. Dan volgen: Doctor Dewitte, Van Duren, Mevr. Dewilder, dochter van Van Duren; Alfredhoewel in 't eerste bedrijf wat koud, maar die in de drij opvolgende zijne liefde tot Elisa Barkels wellicht naar 't voorbeeld van zijn aanvallig meisje, wat meer vuur wist bij te zetten en zich daardoor goed uit den slag trok. Dan hebben wij Dewilder, schoonzoon van Van Duren, die als vader wat ernstiger zou dienen te wezen, wat meer klem en kracht aan zijn woord geven en meer doen uitschijnen dat hij een onverzettelijken wil en alléén te gebieden heeft. Dan komen Laura Dewilder en Fritz, haar broeder, waarin stof genoeg zitten om er mettertijd uitstekende tooneelisten van te maken. Van Jan, de kamerknecht van Van Duren, en zij die de overige bijrollen vervul den, zullen wij de getuigenis afleggen dat zij zich gewetensvol van hunn eopgelegde taak gekweten hebben In het blijspel is het wederom Mevr. Devestel, in de rol van Felicitas, die den eerrang verdient. Clemens, de dorpsschoolmeester, scheen ons voor die rol als 't ware geboren en beviel ons even goed. Ambroos speelde dit maal ook onberispelijk. Wat Wanne en Kobe betreffen, zij hebben het publiek hertelijk doen lachen: men zou nergens betere boeretijpen te vinden krijgen. Vooraleer ons wellicht al te langdradig verslag te ein digen, hebben wij geenen dank genoeg over voor den heer Voorzitter Hubert, die zoo kundig en wijselijk zijn voortreffelijk genootschap met raad en daad leidt en onderschraagt. Men vergete niet dat Onder Ons slechts uit werklieden samengesteld is. Wanneer men bedenkt, dat deze eer- en treffelijke arbeiders, na een heelen dag zwoegens, evenals onze knappe, voorbeelde- lijke Sterrelingen, 's avonds moê en afgemat, de weini ge rusturen, welke hun gegund worden, ten offer bren gen op het outer van volksbeschaving en volksverede ling dan mag men met rechtmatige fierheid in de toekomst blikken, want Vlaanderen's nazonen staan nog heilvolle en zegerijke dagen te wachtenBesluiten wij met te zeggen dat die Oostendenaars waarlijk goê jongens van het onbevlekt gebleven kerelenras zijn; dat het IJpersch publiek met hen zeer ingenomen is en hun alle mogelijk geluk toeroept. Mochte hun heden, te Gent, in den tooneelwedstrijd door het "VanCrombrug- ghe's genootschap uitgeschreven, waar wij niet dan oude, trouwe vrienden tellen, zooveel bijval als hier ten deele vallen onze IJpersche volks- en burger klassehebben het hun door herhaald handgeklap genoeg bewezen is onze ongeveinsdeen vurige wensch! Althans durven wij verhopen dat zij met geene ijdele handen zullen huiswaarts keeren. Guido Rotiers. Het is den Zondag, 24 dezer, bij veertien dagen dus, dat de Vlaamsche Ster hare derde vertooning van 't abonnement geeft. Het programma, dat zeer goed samengesteld is, belooft ons eene zeer schitterende ver tooning, zooals de Sterrelingen gewooon zijn te geven. Het bevat de volgende stukken: KOSTERLIEFDE, Blijspel in één bedrijf. DE POSTILION VAN it'lARIA-ÏHERESIA, Blijspel met zang in één bedrijf. DE ZOON VAN DEN GEHANGENE, Drama in één bedrijf. Sinie-Barbara. Maandag 11. waren de artilleurs der halve batterij onzer burgerwacht volop in feest. Zij vierden immers hunne Patrones, Sinte Barbara. Ter dier gelegenheid begaven zij zich allen, om 5 ure, naar 't hotel Het klein IJper, waar een prachtig en lekker banket hen verwachtte. Zoodra zij plaats geno men hadden rond de goed opgedisclite tafel, begon het feestmaal, en men vermaakte zich zoo vrolijk, men at en dronk zoo hartelijk dat de tijd vervloog als rook. Bij het nagerecht stelde de luitenant-bevelhebber der halve batterij eenen dronk vóór op de gezondheid van den Majoor-Opperbevelhebber der burgerwacht, en dit voorstel werd met de grootste geestdrift toegejuicht. De gulhartigste broederlijkheid (&eerschtc gedurende het feest, en het was reeds laat ivuEURsnacht toen men het hotel verliet en tot malkandïr STTPT"" Mochten wij ter jare nog zoo eene feest vieren ïhéafre d'fpres. La représentation qui devait avoir lieu Mercredi, 3 Décembre, a diï être remise au Mercredi 13, par suite de l'indisposition de M. Sens. gme Tjr (je }a période d'Hiver. 3 Décembre 1882. AUX CARTONS. Dumon A. 20 25 15 15 20 95 Leclercq Th. 20 10 15 10 25 80 Juncker A. 15 20 20 15 10 80 Juncker F. 1 5 1 5 1 13 Tir du Lundi 4 Décembre 1832. AU CERCLE. P'Prix: M. Dezutter. 2e Prix: M. Toussaert. lr Prix: M. Yandevyver. 2e Prix: M. A. Brunfaut. AUX OISEAUX. lr Oiseau: M. Yanlerberghe. 2e Oiseau: M. Hennequin. AU BLASON ORDINAIRE. F Prix: M. Ote, 6 points. 2e Prix: M. Mailliaerd 7 3e Prix: M. Liégeois 7 1/2» Tlr du Mercredi 8 Décembre 1882. AU BLASON ORDINAIRE. M. A. Brunfaut, 24 points, barrage 39 p. M. H. Bafcop 24 38 p. M. Vandendriessche, 5 points. Dit hei Seven van ons Volk. Een Nov ellenbundel door Teirlinck-Stijns. In zijn prospectus voor dit werkje, zegde de uitgever de heer Deseyn-VerhougstrateBloemenleven zal verre overtroffen zijn». Nooit grootere waarheid is hem voorzeker uit de veder gevloeid; Bloemenleven is honderdmaal overtroffen. Wil hij spreken van zijn werk, van de uitgaaf, dan nog verdwijnt onderhavig schriftje diep in den achtergrond. Bloemenleven geeft wel is waar voor ongunstige kritiek weinig greep, doch des te meer voor eene juiste bepaling en schatting'zijner waarde. Dwars door de lijnen van ieder stukje hierin vervat vloeien, hoe verdoken ook, een paar dikke zweetdruppelen, die voorzeker van het voorhoofd der auteurs erop zijn afgedropt. De vertaalde en origineele dichtstukjes, als metrum beschouwd.... Doch waartoe hierover gesprokende firma Teirlinck-Stijns is voor zeker in de prosodia meer ervaren dan de steller dezer letteren. Rechtzinnig, Bloemenleven is mij geen steen des aanstoots, en hoe graag ik hier nog een woordje tegenpraten wou, toch vind ik de kolommen van den Kunstbode te beschrankt, en heb te veel haast wat wieroek te brande i voor het altaar, waarvan mijn opstel den naam draagt. Een altaar? en wierook branden? Ja, want zelden in buitenlandsche of inheemsche litteratuur ontmoet men een gewrochtje, dat beter dezer uitdrukking waar dig is. Vervoerend dichterlijk realismus is het, een HAUT TOTAL. NON PRIMÉ. BAS TOTAL. TIR AU HAUT TOTAL. BAS TOTAL. BAS TOTAL. HAUT TOTAL. BAS TOTAL.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1882 | | pagina 2