geheel liet land 3,00,
voor stad 2,50,
Zondag 24" December 18S2.
5 centiemen het nummer.
3d<> jaar N1' 4T.
DE K UNSTBODE 'VAN IJPBRBN, verschijnt den Zaterdag avond; men:'schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsseisfcraat, 59, IJperen. De
inschri'vin«-sprijs ;s fr 2-50 voor sta.l.ff. 3-00 voor geheel het land. —Alle artikelen, verslagen of mededeelitigen moeten vrachtvrij aan het hovéngemelde adres ge-
7ouden wo rden Aankondigingen den regel 5 e. Reklamen 15c. Voor alle aankondiging buiten de Vlaanderen, wende men zich tot het Office de Publicüé, Madeleine-
straat, 46, té Brussel.
De drie Natuurrijken.
Iedereen kent de verdeeling der natuur in drie rijken
delfstoffen-, planten- en dierenrijk.
Maar wat men misschien niat weet, is dat die drie-
vuldige verdeeling haar ontstaan te danken heeft aan de
alchimisten en hun zelfs ontegensprekelijk toebehoort.
De alchimisten, zoowel eene secte van geheimzinnigen
als eene school van geleerden, hechten aan zekere ge
tallen een wonderlijk, hoog en misschien belachelijk
belang.
De numerieke uitdrukking was voor hen. niet de uit
komst van de opmerking, noch de zorgvuldig nagegane
wet der feiten, noch het authentieke karacter van de
wetenschappelijke zeker- en juistheid, maar eene ziens
wijze van den geest, als wezentlijkeid, onbetwistbare
waarheid voorgeschreven, en, van daar, buiten hun
weten misschien, eene hinderpaal aan opmerking,
waarneming en studie.
Indien men in onze dagen nog zekere, zelfs vermaar
de philoosphen ontmoet, die een ongeloofbaar misbruik
hebben gemaakt van op voorhand gevormde, numerieke
formulen, zal men misschien een weinig toegevend zijn
voor eene dergelijke zinsbegoocheling van wege de ont
dekkers der scheikunde.
Onder de tijpische getallen, die de alchimisten aange
kleefd waren, bevindt zich het getal drie. Overal zagen
of beter stelden zij de drievuldigheid. Geen wonder ook,
in de godheid zelve was zij tegenwoordig.
Dus niets aan te doen, de heilige wiskunde der kinde
ren van Hermes wilde dat de natuur drie groote klassen
van wezens, noch min, noch meer, bevatteden. Ook
ging de zaak wonderwel. Delfstoffen, planten, dieren,
wat is er klaarder?
Aan de politieke aardrijkskunde ontleenden zij eenen
naam die hun familier was, die aan hunne inbeelding
behaagde en iedere dier afdeelingen werd regnum
E.ea verhaaltje ter geheugenis, door H. Van Beveren,
I. Een Schoolmeester.
Toen wij, op 6 Oktober 1867, zeven jaren bereikt
hadden, werd ons de knapzak over den schouder ge
hangen, een aanbevelingsbrieven in de hand gestoken,
en verzocht ons vader heel gestreng, te willen ter school
toe zeilen. De school! ik wil ze u hier beschrijven,
lieve Lezer, opdat gij u inbeelden kunnet, wat eene
aangenomene school was onder de wet van 1842.
Ja, maar wat heeft die school met uw peterschap
te maken?
Geduld, Lezer, dat is eene 'ingewikkelde historie,
ik raad u dus geen woord te verhezen en ernstig mijn
geschrijf te volgen.
Het institut van meester August (of liever M'sieu
August, zooals hij zich door de leerlingen noemen liet)
was een zeer bevallig gebouw, dat, langs buiten,
veeleer voor den paardenstal van een voornaam heer,
dan voor een opvoedingsgestichtmochtgenomen worden.
Bovenmate hoog van verdiep was zij, of' beter zij had
geen verdiep, want het plafond was halfweg het dak
aangebracht. Kleine betraliede vensterkens, verre bui
ten het bereik van meester en scholieren geplaatst,
lieten eenige magere lichtstralen in het vertrek dringen,
doch verleenden der versche lucht in dat heiligdom der
geleerdheid geenen toegang. Dat de schoolbanken vete
ranen in hun soort waren heb ik nooit betwijfeld, daar
ik vader's en oom Karel's naam, in duimdiepe letteren
op de schrijfplank gesneden, er had aangetroffen. Waar
mede de vloer geplaveid was zou ik ook niet juist kun-
(rijk) genoemd. Maar daar er geene regnums zonder
koningen zijn, moest hunne fantazie op zoek achter
koningen. Voor het delfstoffenrijk was dat gemakkelijk:
zij vergaten geenszins het goud, geliefkoosd metaal,
voorwerp van al hunne bedoelingen, naar welke al de
pogingen der geleerden gericht waren en voor hetwelk,
in onze eeuw van vooruitgang en verlichting, nog zoo
vele personen al wat hun dierbaar en heilig is slacht
offeren. Men weet dat zij den naam van eau regale
(koninklijk water) gegeven hebben aan het vocht, met
welk zij hun meest opgezochte metaal ontbonden.
Ik weet niet door welken poëtischen inval zij aan den
wijn, voortbrengsel der menschelijke kunstvlijt, den
voorkeur gaven boven een gewas om er den koning des
plantenrijks van te maken. Eindelijk, overtuigd dat aan
de reden den schepter toekomt, kozen zij den mensch
als koning der dieren. De fabelvervaardigers hebben
liefst dat koningschap aan den leeuw te geven.
Wat er ook zij, deze drievuldigheid bleef' in de weten
schap lang voortbestaan en ging over tot Linnaeus, die
de rijken aannam zonder zich om de koningen te bekreu
nen.
Ziehier hoe een uitheemsche natuurkundige in weini
gs woorden het verschil, de hoofdkenmerken der drie
rijken deed uitkomen
Delfstoffen groeien,
Gewassen groeien en leven.
Dieren groeien, leven en voelen
Is het ons gegund, naar het voorbeeld van nieuwer-
wetsche natuurkenners en zonder eerbied voor bet ge
tal drie, ten gunste van den mensch een vierde rijk tot
stand te brengen: het menschenrijk; wij zullen er bij
voegen:
De menscli groeit, leeft, voelt en denkt.
Daar hebben wij de vier termen van eene 'progres
sion magniftque. Ieder dor drie lartste besluit in zich
al degene die haar voorafgaan. Het denken bevat het
nen zeggen, maar nog heugt het mij zeer we!, dat wij
onze knikkerputten, in de landlaag die hem bedekte,
slechts een half decimeter diepte geven konden.
Langs binnen zag er de school bijna uit als een staats
gevang, daar de hooge muur der speelplaats nog met
een bosch van flesch- en ruitensplinters bezet was, ten
einde het wegloopen der schoolblijvers te voorkomen.
Dat wij, mijn jongere broeder en ik er bizon
der gaarne naartoe trokken, kan men aan zijn elleboog
voelen. Doch vader's gestreng oog en moeders marti
net waren ons nog grootere schrikbeelden dan onze
school, weshalve wij er toch eiken morgen schoorvoe
tend lieên gingen.
Hoewel de klas om half negen begon, waren er reeds
op klokslag acht een honderdtal bengels tegenwoordig,
die voor de woning van M'sieu August een helsch la-
wijt maakten. Meer dan eens dreunde en zuchtte de
half vermolmde ingangspoort onder de talrijke vuist
slagen en stampen die haar werden toegediend. Bijna
dageliks greep er in de staatgruppel een tweegevecht
plaats, waar meest altijd de beide kampioenen met be-
bloedon neus of een blauw oog uit afkwamen. Dan trok
de meester al op eens razend de huisdeur open, greep
den eerste den beste schréeuwbakkes bij den kraag, en
wee clan zijne ongelukkige ooren en kneukels!
Toen de correctie voltrokken was, kwamen de
overigen wantrouwig op de speelplaats en traden zon
der taal noch teeken het schoolvertrek binnen. Dit ver
trek was in het midden door een houten muur geschei
den, waarin zich eene opening zonder deur bevond. De
twee afdeelingen bevatteden elk een categorie leerlin
gen, zonder eenige'orde van bekwaamheid door elkaar
gemengd. In Divjsie 1 was het M'sieu August zelf
die den schepter zwaaide, terwijl in Divisie 2 zijn
oudste zoon Richard, onder vader's hoog bestuur, den
kleinen deugnieten eene ware stokéducatie toediende.
gevoel, dit het leven en het leven het ruw bestaan met
de natuur- en scheikundige krachten, die aan dit laatste
eigen zijn.
De aardkunde leert en bewijst ons dat de opvolgings
orde der wezens in betrekking staat met hunne volma-
kingsördë; de gewassen ontstonden na de delfstoffen,
de dieren na de gewassen en de mensch, eindelijk, na
al het overige. Slechts dan, wa rneer de natuur, om zoo
te zeggen, de laatste hand a ah het heerlijk midden,
waarin hij leven moest, geslagen had.
Deze ingenieuse manier van alzoo de natuurrijken te
kenmerken en te bepalen is daarom niet vrij van alle
kritiek. Vooreerst de eigenschap van te groeien, kan
niet algemeen gebruikt worden voor al wat deel maakt
van het delfstoffenrijk. Daarenboven is het woord
groeien voor delfstoffen, van den eenen kant, plan
ten en dieren, van den anderen kant, gebruikt, ver van
in beide gevallen dezelfde beteekenis te hebben. Mis
schien had het verdienstelijker geweest van eenvoudig-
lijk aan de delfstoffen het onbepaalde en algemeen ge
zegde van bestaan te geven.
Wat meer is, wij zeggen dat de natuurlijke historie
lieden deze fameuse verdeeling der natuur in drie rijken
verwerpt. De afstand, die de delfstoffen van de gewas
sen scheidt, is wetenschappelijk veel grooter dan deze
die tusschen planten en dieren bestaat..
Zonder aan de beteekenis van het woord leven een
/Wel grootere uitbreiding te geven en zonder deze zelfs
te slachtofferen, moeten wij erkennen dat er tusschen
getgeen leeft en niet leeft een grondig verschil bestaat,
een verschil dat de overeenkomst gansch wegcijfert en
uit het oog verliezen doet. Het verplicht ons tot de
division dualistique van Aristotes terug te keeren. De
ruwe lichamen vormen het anorganische gebied; de
levende wezens, gewassen en dieren behooren tot het
organische gebied. Dit laatste splitst zich in twee tak
ken: het planten-en dierenrijk. Wil men nu voor den
M. August was een man van zoo omtrent de vijftig,
die een baard droeg als een sapeur, en oogen kon rollen
als een marmeren standbeeld. Hij was een geestdriftig
bewonderaar van den goeden ouden tijd,dat wil zeggen,
hij was de feniks der dorpspedanten en misschien
onvrijwilligde ieverigste der achteruitkruipers. Die
pe zelftevredenheid stonden den man in de oogen te
lezen en nimmer nam hij het woord, zonder het van een
veelbeteekenend kuchen te laten voorafgaan. Ziedaar
's mans portret naar de natuur geteekend. Dat het wel
de schoonste zaak eens oud-ieerlings niet is, zijn mentor
zoo over den hekel te halen, wil ik gereedelik aanne
men, doch daar de brave nu sedert iang den loon zijner
deugden geniet, zal ik, om der lieve waarheid wille,
toch maar alles.aan liet licht brengen.
Treden wij nu de school binnen en zien wij, hoe het
er toegaat. In de klas van M. August zitten de jongens
tamelik stil, doch in die van Richard zit slechts de eene
helft der bevolking op de banken de andere zit er
onder. Hét gebed vangt langzaam aan. Als ik zeg het
gebed, verbeelde men zich niet er van af te geraken met
een Vader-ons; alles wordt van naaldje tot draadje af
gerammeld, zonder zelf'het schietgebedeken der hei
lige Barbara te vergeten. Doch niet lang kunnen
beide klassen het samen volhouden: Divisie 1 - is
reeds aan - akt van geloof terwijl Divisie 2 nog
aan het symbolum te zagen zit. Dit oorverdoovend
geharrewar kan op 's meesters stalen trommelvlies niet
den minsten indruk maken; deftig wandelt hij de klas
rond, als een herdershond om de kudde, en deelt hiel
en daar, aan wie niet genoeg schreeuwt, een flinken
oorknip meè. Toch eindelijk heeft Divisie 1 uit;
Divisie 2 - zet nog gedurende eenige minuten den on-
beschrijfliken mengelmoes voort en.... alles zwijgt.
(Wordt vervolgd.)