geheel het land 3,00. IJ perscli Week blad voor stad 2,50. Mijn eerste Peterschap. Zondag 21" Januari 1883. 5 centiemen het nummer. 3de jaar -N' 51. DE KUNSTBODE VAN IJPEREN, verschijnt den Zaterdag avond; men schrijft in bij Karei Deweerdt, drukker, Rijsselstraat, 59, IJperen. De inschrijvingsprijs is fr. 2-50 voor stad. fr. 3-00 voor geheel het land.Alle artikelen, verslagen of mededeelingen moeten vrachtvrij aan het bovengemelde adres ge zonden worden Aankondigingen den regel 5 c. Reklamen 15 .c.Voor alle aankondiging buiten de Vlaanderen, wende men zich tot het Office de Publicité, Madeleine- straat, 46, te Brussel Vaderlandsliefde en Moedertaal. (Vervolg.) In 't jaar 1S28, dus twee jaar voor dat de revolutie uitborst, vertrok ik naar Amerika. In New-York aan gekomen, hoorde ik niets meer dan engelsch. Mijn oor werd met geenen enkelen vlaamschen klank meer ge streeld. Ik kan u niet zeggen, hoe blij ik was, toen ik vernam dat er alle oogenblikken een stoomboot vertrok naar Hoboken. Hoboken, dacht ik, dat is eene vlaam- sche plaats, en ik er naar toe. Hoboken ligt bij New-York aan den overkant der rivier, juist gelijk het Vlaamsch Hoofd te Antwerpen. Het voorkomen der plaats was ook geheel vlaamsch. Tegenover de ligplaats van den stoomboot zag ik een huis, met 'nen gevel met trappekens, en op het uit hangbord stond te lezen VAN ANTWERPEN Inn Inn wil herberg zeggen, in 't engelsch. Ik trad bin nen. Achter de schenktafel stond een dikke baas met een edel vlaamsch voorkomen. Mij dunkt, ik zie hem nog staan. M. Van Antwerpen, zei ik, gé' m'eens een glas bier. En hij schonk mij een glas bier in. Schoon weêr, zei ik. Sir? kwam hij.Versta'de geen vlaamsch? vroeg ik Can 't understand, zei hij. Waarom heet ge Van Antwerpen, vroeg ik hem in 't EngelschThat ivas my father's namezei hij, and he was a Dutchman. Een verhaaltje ter geheugenis, door H. Van Beveren. (Vervolg.) Frans kreeg nu ook de volmacht, om na den noen, zooals de meester het heette, den deugnieten de kaak te stoppen 'tgeen hij beloofde te zullen beproeven en waarin hij, hoewel niet zonder groote moeite, ten deele gelukte. Hij kwam een kwartier voor het schooluur aan, opende de poort en liet de leerlingen allen binnen treden. Eenigen der grootsten, die er het schelmachtigst uitzagen, werden tot bewakers der openbare veilig heid aangesteld, terwijl hij zelf boven allen het opzicht hield. Dit bleek geen slechte inval te zijn, want hij had, zooals het spreekwoord zegt, den grootsten dieven de bewaking van den schat aanbevolen. Toen elkeen tegenwoordig was, werden verscheidene rangen gevormd, en de gansche drom, de kleinen aan het hoofd, moest leeren op stap gaan. Dit kostte den jongen onderwijzer de grootste moeite, daar menige kerel van bijna manlike gestalte het rechter uit het lin ker been niet te onderscheiden wist (1). M. August, die uit zijne lange goudsche pijp dikke rookwalmen voor zich blies, bezag dit alles met licht hoofdschudden en zegde niets. Gaat hij er soldaten van maken? dacht hij. Nu, nieuwe bezems vagen goed; straks knagen zij hem de ooren af! - Maar toch moest hij met of tegen dank bekennen, dat de leerlingen nooit met zooveel orde en eensheid de klas waren inge stapt. 's Avonds trok de gansche schoolbevolking op twee rijen geschaard door de groote dorpsstraat, iets wat voorheên nog nooit was te zien geweest. De klappeien staken nieuwsgierig den neus buiten de huisdeur, en Ik dronk mijn glas uit en keerde mismoedig naar New-York terug. Zoo ontdekte ik, hoezeer ik, zonder het zelf te weten, verkleefd was aan de taal van mijn geboorteland. Kan er wel eene zuivere vaderlandsliefds bestaan, mijne Heeren, zonder de liefde voor de moedertaal? Die vraag zal ik niet beantwoorden; maar een ding kan ik u zeggen en dat is, dat ik nooit in den vreemden zulke innige aandoening gevoelde, zelfs bij het vernemen van tijdingen van huis, als bij het hooren van een enkel vlaamsch woord uit den mond van eenen landgenoot. Op 'nen zekeren keer, lang na mijne aankomst in Amsrika, ik was toen in Savannah viel mij een boek in de handen geschreven door Washington Iwing. Het was Knickerbockers New-York, eene boertige geschiedenis van die groote stad, beginnende eenige millioenen jaren vóór de schepping der wereld. New- York, gelijk ge weet, -mijne Heeren, werd door de Hollanders gesticht (men noemt die oude Hollanders Knickerbockersen droeg oorspronkelijk dgn naam van Nieuw-Amsterdam. Daarom had de schrijver ge meend het titelblad van zijn werk met een nederduitsch opschrift te moeten versieren, zoodat ik daar, in gothie- ke letters, de twee volgende regels las? Gij zult mij misschien uitlachen, mijne Heeren; maar ik had in geen zes jaren een woord vlaamsch gehoord of gezien, en bij het lezen van die twee eenvoudige regels schoten mij de t ranen in de oogen en ik weende als een kind. taterden onder elkander ten goede of ten kwade op 's nieuwen meesters rekening. Welnu, Fians, jongen, hoe gaat het in den wijn gaard des heeren? vroeg hem zijn oom, de schepene, toen hij dien na het schooluur een bezoek bracht. Hoe 't gaat, Oom, wel, zachtjes aan -, ant woordde de neef. Onder ons gezegd, 't is niet alles manna en honig, wat ik hier te gemoet zie; doch met wilskracht en aanleg kan men verre komen, en ik hoop ook wel, langzamerhand en zonder veel ophefj de schooljeugd op eene andere leest te schoeien. Zoetjes, zoetjes aan, man En de meester dan? zei Oom met een veelbeteekenenden oogknip. O, die zal ik wel aan mijn koord weten te krij gen, hernam Frans. Weet gij wel, Oom, te veel veranderingen op eens zouden den meester niet beval len,- daarom zegde ik nu zoo even: langzamerhand en zonder veel ophef. Doch dit is onder ons, niet waar? Verstaan! zei de schepeneen lachte tevreden. III. Ik word peter. Frans hield woord: de school van M. August werd langzamerhand zooals zij werkelik behoorde te wezen.- opvoedend en onderwijzend. De oude meester werd welhaast op pensioen gesteld, Frans bekwam de plaats van Hoofdonderwijzer in de nieuw gebouwde Gemeente school; en Richard, die door eene jeugdige ondervinding voorgelicht en met buitengewonen aanleg begaafd, een phenoinenaal geestrijk student was geworden, en dit jaar met de schitterendste onderscheiding zijn laatste examen had afgelegd, werd tot hulponderwijzer be noemd. Onder de leiding dier twee bekwame jongelin gen, rees de school ongelooflik in waarde, en bekwam in gansch den omtrek een hoogst gunstigen naam, die ze kerlik niet afnam, toen de talentvolle zoon des ouden meesters als leeraar aan een normaal-onderwijsgesticht benoemd werd, en dat een van Franses eerste leerlingen hem vervangen kwam. Op heden wordt zij nog, trots de hinderpalen van allen aard, welke aan het dagorde zijn, door een groot getal Men zegt dat de zwitsersche landlieden als zij in het vreemde zijn, tamelijk goed de afwezigheid van hun vaderland kunnen verdragen, zoolang zij de kuhreihen niet hooren blazen. Maar als ongelukkigerwijze een muziektoon hun de ooren treft die aan de kuhreihen gelijkt, dan krijgen zij heimwee. De bergen en velden van hun geboorteland spiegelen gedurig voor hunne oogen! zij kwijnen, en, vinden zij geen middel om terug naar huis te keeren, dan sterven zij Zoo erg zou het waarschijnlijk met mij niet afgeloo- pen zijn, maar de sluimerende vaderlandsliefde ont waakte en ik kon de drift niet weêrstaan, om mijn geboorteland weèr te zien. Daar zijn menschen die beweren, dat men de moeder taal kan vergeten. Ik geloof het niet. Ik begrijp dat, als men van kindsbeen af, zijn vaderland verlaat, dat men dan na eenigen tijd, zijne taal niet meer spreekt, maar dan is het, omdat men ze nooit heeft gekunnen. Ik begrijp ook dat men, met zijne moedertaal te verachten, ze slecht leert spreken, en eene soort van brabbeltaal gebruikt? dat is mij zeer begrijpelijk; maar dat iemand die zijn geboorteland verlaat nadat hij tot de jaren van verstand gekomen is, alle kennis zou verlie zen van de taal zijner vaderen; dat kan geen mensch mij doen gelooven. En die taal die ons zoo eigen is, die taal die als het ware, een deel maakt van ons zeiven, en die ons vader land doet beminnen, die taal wil men ons ontrukken men stelt alles in het werk om ons te verfranschen. In de administraties, in de scholen, in de gerechtshoven, in het leger, in de kerken, overal neemt eene vreemde leerlingen bezocht. En Roosje?... vraagt menig jonge lezeres, waar is die bevaren? Sluit gij zoo, heer schrijver, een perso- naadje uit uw verhaal om ze der vergetelheid overste leveren? Of is zij misschien op zijn romantisch?... enfin... heeft Frans?... -> Wel, mijne schoone, waarom zoudt gij niet juist ge raden hebben? Roosje kon Frans goed lijden, en Frans vond welhaast, dat de dochter van M'sieu August niet alleen een welgevormd iatsoentje, een bekoorlik mond je en twee onvergelijkelike blauwe oogjes had, maar dat tevens een beminnend en kinderlik hartje in heur boezem woonde en dat de moeder er een zorgzaam keu kenduifje van gemaakt had. Roosje had op een warmen morgen zich de mouwen opgerold, en met Richard's behulp de landlaag- van den vloer doen verdwijnen, en de muren hagelblank gekalkverfd. En op eenen zoelen, droomenden avond, in het hofjen bij het halfduister, heeft Frans voor dien kleinen dienst met een schuchter zoentje bedankt, en haar dan zoo iets heel nieuws, maar toch iets lang verwachts, in 't oor gezegd, dat het Roosje als een roosje blozen deed, en... En?... Wel, hoe is 't uitgevallen? Ziehier: X, den.... 1881. Beste neef en vriend, Goedheil! Dank God met mij: er is mij een zoon ge boren, die het blonde drijtal bij zijne twee zusterkens is komen volmaken.,Een kerel, struisch en gezond as 'n bliek Roosje is zeer welvarend, zij doetu groeten en zegt, dat ik u dit schrijven moet Een man, een woord! Zijt gij man, houd uw woord: kom en aanvaard het peterschap met Al..." Hein, vogel? Ik verwacht u en ben nog altijd Uw gelukkige neef, Frans. Daar ik de pretentie heb van woord te houden, moest ik wel lezer, werd ik peter. EINDE. man gaan. te zijn en mijn en aldus, lieve DE KUNSTBODE (1) Wie, stedeling, hieraan twijfelen mocht, bezie enkel de landelike rekruten op marsch. De waarheyd die verborgen lag Comt nu met klaarheyd aan den dag.

HISTORISCHE KRANTEN

De Kunstbode (1880-1883) | 1883 | | pagina 1