bladje der Poperingnaars in *l leger.
■Verschijnt
2 maal te maande.
Sol d at en Kost e loos.
Burgers: 2.00 fr.
EEN WOORDJE TOT MIJN
STADSGENOOTEN IN 'T LEGER.
N° 7 Nagezien door de Krijgsoverheid.
15 Juli 1917.
Abonnementpnjs.
OVER VERLOFDAGEN.
Vrienden, zoo ge regelmatig het
bladje wilt ontvangen zendt uw
juist adres. Wie het adres be
geert van vriend of kennis schrijve
naar het Beheer.
A
BEHEER
E. H. Jul. Vanneste, Legeraalm. C 30 I
H. Gasp. Herpelinck, brank. C 171
H. A. Baert, Noordstraat, 13, Poperinghe
'k Gerochte over tijd eens op de stre-
ke, in onze oude beproefde stad, die elke
Poperinghenaar in zijn lierte draagt.
Herinnert u, oin het te bewijzen, on
zen Ommegang, den Dinsd-.g, als 't in
ieder huis kermis was. Naar oude
vlaamsche gewoonte, kwamen de kin-
ders der stad, door 't leven in alle
gewesten, soms sedert jaren en jai^en,
rond verspreid, naar huis om in familie
kring eens te kermissen en over familie
en streke te spreken.
'k Gerochte, tijdens mijn bezoek, in
innige samenspraak meteen stadsgenoot
ter stede gewonnen, geboren en ver
grijsd, die de 'stad nog nooit verlaten
had, en 't eene woord braOit 't andere
bij zooals't gewoonlijk gaat. We stop
ten elk een pijpe mat een kop, eij 't liep,
waarover zoa men klappen nu, over
oorloge en leger. «Als er wel menschen
op de wereld waren, die weimng van
leger en soldaterij wisten,''t was wel
wij,» philosopbeerde mijn stadsgenoot
«we waren wij hier gerust en tevreden
en iedereen gerocht algelijk aan zijn
knuste brood. We zagen wij nu en d n
een keer wat officieren met hunne wit
te broeks en zwarte getten, ui.t de rij-
schole van Yper, een- wandelingsken
komen doen, ze dronken een pinte bier,
in een der estaminets op de markt, ze
duwden een dobbelen sou, als 't milde
waren, een vijfsounare in de vuisten
van de jongens die hun peerden hadden
vastgehouden, en ze waren weg. We
kenden nog, hetgeen ook soldaatachtig
was, of moeste zijn ten minste, de pom
piers, die den Z mdag defileerden in hun
blauwkostuumtje, en hun pompen, on
der daverende franse he commandos, de
den lament geven op Bataillis brouwerij,
in den hof van 't Collegie, op de Roo-
boutschole of de Zwartemutsen, met 't
geurige water uit onzen vaart. We
zagen ze ook in processie, stoet of festi
val, iedereen door deftig krijgshaftig
optriden, 't oog uitsteken. Er kwam nu
en dan een in congé, die bij den troep
was, maar die eens thuis seffens weerom
«burger» wierd, of op entwaar «en uit
vaart of bruiloft blonk er ook soms een
in grooten tenue, en als de mensehen
die haren mutsen zagen, of die blinken
de shakos, die koorden die blekten, en
die knopen die blonken, 't en is niet
kwalijk, meenden ze, maar, moet dat
toch ai geld kosten! En dat was om zeg
gen, al wat we van soldaat en so'daat
zijn wisten en zagen.
«We kenden ook eens 's jaars een soor-
te van beleg, in den «plok» den Zendag
voornoene, toen gendarmen en cham
petters, en bijgevoegde garden en
pompiers, in de stad patroeilleerden, om
te beletten dat de vreemde plokkers, 't
een of 't ander in de winkels zouden
scheefslaan, of als ze eenige glorias te
vele binnen hadden, hetgeen nog al re
gelmatig gebeurde, 't een of 't ander
cantientje zouden kort en'kleine slaan,
«dat wil juist niet zeggen dat de Pope-
ringhenaai^s niet en konden hun man
staan als 't nood deed, de historie is
daar om het te getuigen: In den slag der
Gulden Sporen deden ze mêe, de oude
gilden hadden er scherpschutters heen
gezonden, en in 't vervolg als de
Poperinghenaars vonden dat andere
gemeenten wat te hard op hun teenen
terten, stoof Let meermaals, en als ze"
door de overmacht duim moesten leggen
ze hadden nog een ander wapen om zich
te wreeken, dat niemand hun ontnemen
zou, ze hielden met hun vijanden den
aap. Meester Ghybe ging uit, en door
spotternij en stoet Hokken ze diegenen
in brokken tegen wie ze een hekel had
den, de geschiedenis van den kei is
genoeg gekend.
«In 't jaar sring mijn stadsgenoot
voort, «deed Poperinghe ook zijn deel,
maar *t zit in 't bloed, ze moesten met
don eenen ot' den anderen lachen, van
daar zekei'e. vertellingen, 'k En spreke
hier niet van al de stommigheden die ze
elders over de Pop 'ringhenaars vei-tel-
len, 't zijn oudewijvekla-ps, zonder kop
of stet rt, te dom om dood te doen. 'k Heb
dikwijls hooren vertellen» ging hij voort
al glimlachen, en hij schoof zijn stoel
een beetje achteruit, «dat er't jaar 30
een zekere Van Tours was, die ia eene
opwellinge va.i vaderlandsliefde zich
ging engageeren, hij trok op naar Yper,
maar als hij te Vla uier tinghe kwam be
merkte hij al met eens dat hij met zijn
staffers op getrokken was, dat kon
gelijk niet wei zijn, hij keerde terug
naar huis om zijn schoenen aan te doen,
maar zijn wijf door schoone spreken en
zagen overtuigde hem, dat hij ai zelfs-
opoffei'ing genoeg a n den dag had
gelegd, en hij bleef thuis!» Intusschen
trokken drie \Lr engelsche soldaten
voorhij, een geweldige groote, een op
rechte hommelperse, mager dat hij
ruttel le «hij gaat zijn beenen verkoopen
naar Lcuise Theeten 's» spotte mijn
maat «zij zijn altijd in hun wezen gelijk
gewreven met een -brikke.! En die
dikke moeste hij schobbeien pottestrate
boven, hij rolt in eens tot in de gakthuis-
strate!» loech hij zijn zweet van zijn
woestijne vagende. Naar 't schijnt was
't een Poperingiienare. diescherrebeende
op een wit peerd Yper opreed, toen de
omwenteling van 't zelfde jaar 30 was
losgebroken, iiij zwaaide een groote
vlagge, riep, alhoewel hij moedermensch
alleen was dut een heel leger hem volg
de, en de Hollanders die nog de stad
bezetten staken hout en 't was hij die de
nationale vlag op de Halletoime deed
wapperen! Kwatongen voegen er bij dat
hij dionkevas! maar de geschiedenis
cermeldt het niet!» We loechen alle twee
eens hertelijk, en 't wierd al stillekens
tijd voor mij om mijn matten op te
rollen, en op mijn velo te springen.
Maar 'k zou algelijk nog willen ent-
Iiier geven wij eenen brief waarop we
eens te meer de aandacht roepen der
lurgerlijke- en krijg soverheid, die in
deze zaak alleen bevoegd zijn
Aan het Beheer van den
Poperingschon Keikop.
In een uwer voorgaande nummers heb ik
een artikel gelezen nopens de congés in de
Engelsche Zone. Uw schi'ijven was geheel
juist, doch in plaats van verbeteren, wordt
het van langs om moeilijker de kampemen
ten der Engelscken voorbij te komen. Wan
neer zal dit spel ophouden, 't komt waarlijk
onverdraaglijk te zien hoe die mannen in
een land dat hun niet toebehoord meester
spelen? Indien dit nog een weinig geduurt,
zullen wij als oprechte slaven aanzien wor
den. Oordeeldt, ik zal u mijn geval in
korte woorden uit een doen.
Den 22 Mei één uur vóór mijn vertrek naar
't front ontving ik eene dépêche: Vader erg
zi- k. komt seffens. Ik ging den commandant
vinden, die mijne vraag van congé onder
steunde. en ik kwam naar het front, met een
goed gedacht 's avonds den 23 t' huis te ko
men. Den 23 kwam ik op het front toe,
vroeg mijnen congé d'urgence 'die mij vol
gens het zeggen mijner gradés den 25 moest
toekomen.
Doch ik was niet weinig teleurgesteld. Alle
dage ging ik naar mijnen congé vragen
maar nutteloos.
Daar mi jn Vader van dag tot dag vers1 ech
te, en gedurig naar mij vroeg, besloot ik na
•den 8ndag zonder congé Poperingh'waarts te
trekken. Met veel moeite kwam ik t' huis,
doch Vader was in stervensstrijd. Des
avonds keerde ik terug naar mijne batterie,
's anderdaags moreens telephoneerde men
mij dat Vader overleden was.
Ik vertrok opnieuw naar huis zonder con
gé, en toen mijn congé toekwam, was
Vader reeds geschrijnd.
Dus om vier uren verre in congé d'vrgcnce
te gaan, heeft dit spelleken elf dagen ge
duurd. "t ongelooflijk; ik heb eene re
clamatie ingediend bij den Minister van
Oorlog, een onderzoek is geopend, 't Ware
te wenschen dat het tot nut strekken voor
de andere verlofmannen,
Aanveerd,
Willij Gombert.
wat zeggen aan mijn stadsgenooten in 't
leger, en 't zijn er vele. De oorlog zal
gedaan zijn als 't God zal believen. Daar
om mogen we Hem niet vergeten. We
hebben Onze Lieve Vrouwe van Sint Jan
die ons beschermt,we hebben drie prach
tige kerken die getuigen dat de Pope-
ringhenaars altijd doorchristelijk waren,
we moeten 't ook blijven. We zijn
Keikoppen, en we zijn er fier over,
houden we ook met kcikoppige hard
nekkigheid aan ons Geloof en Zeden,
want onthoudt het wel en laat u bij 't
vuur niet zetten, yt en is met al geen
goud dat blinkt.
J. Priem, Krijgsaalm.
-p
)E