DE TOESTAND VAN 'N SOLDAAT Voor deze die het broekje past. De laatste brief van Colonel Driant Burgerstand van den 15 tot 30 November Sinds 't laatst verschijnen van den Keikop is veel gebeurd. Rusland gaat om zeepe. 't Kan niet missen, want de boom is in den grond geraakt, de wettels zijn aan 't rotten. Italië gaf nen sprong.... achteruit, doch men is de gebroken pot ten aan 't vermaken, daarvoor is de winter 't beste tijdstip. De Engelschman voert nu oorlog met zijn tanks en ging zoo rap vooruit. Fijn uitgepeisd. De fransche strijder is én held. Men ontmoet hem overal waar er te stooten valt of 't duitsch gebroed den weg te versperren. In 't binnenland is 't Clêmenceau die heerscht. Verdachte dweepers en kluchtspelers beven voor den ouderling, die hen belooft met goeie zeep de bol te wasschen. De kleine Belg strijdt moedig voort... spijts regen en modder, spijts kommer en onzekerheid van 't geen er al gebeurt te huis. Toch hoopt hij op de toekomst en zoo welhaast een eind te zien aan al d'ellenden en miseries. Estius. Wie op God betrouwt Wordt nooit berouwd want God leeft Die 't al geeft. De mannelijke jonkheid van Poperinghe, en bijzonderlijk onder hen, onze moedige soldaten, bestatigen met bekrompen hert dat het hert der jonge meisjes, die met hun zijn opgewassen. Stilaan, min en min beantwoorden aan hunne onschuldige schroome eischen. Aan wat is dat te wijten? Hebben zij dezelfde zeden, dezelfde ge bruiken niet meer dan deze jongens Hebben zij dezelfde opvoe ding niet gehad Hebben zij den zelfden drang niet gevoeld Zijn die Vlaamsche dochters niet meer dezelfde van Augustus 1914, zoo schoon in hunne schroomheid Ja, zij zijn dit allen. Doch, een Belg, man of vrouw, en deze laatste bijzonderlijk, is bewonderaar van den vreemde, en allen, of bijna allen, onderstaan met genoegen en eer de aanlokkingen van de dappere soldaten onzer groote bond- genooten. 'k Zeg dit niet met het doel onze Tommies het recht te ontnemen op verovering uit te gaan van de ziel en het hart der Poperingsche zij zijn immers menschen als wij en gaan immers, ter verovering van een plekje grond van ons geliefd Vaderland neen dat recht ontnemen wij hen niet. Er zou zelf geen enkel be risping te sturen zijn aan die Juffers, indien zij zich gedragen zooals het behoort tegenover hunne medeburgers. Maar neen Censuur Ziedaar Men weet niet hoe, doch sedert eenigen tijd hebben die Juffers de slechte gewoonten der groote steden opgevat, 't Moet u ook niet verbazen te Poperinghe van die gepoederde wezens, versterkt met alle kleuren, tegen te komen. Zij, vroeger zoo onnoo- zek, spreken nu van rokjes met wijde opengespreide boorden, *t gene dat natuurlijk aanlokt. In een woord, alles wordt toegelaten door schijnende koussen, enz. Geen enkel middel wordt daar gelaten om aangenaam te schijnen, om zich aantrekkelijk te maken bij de sol daten van Douglas Haig. Censuur Ouders, denkt na Denkt aan de toekomstDe droevige ge beurtenissen welke wij nu doorleven zullen een einde hebben en dan zal elk naar zijn haard terugkeeren. De Engelschman zal ook alleen naar huis gaan Wat denkt gij ervan P. Jozef. Briefje, met eene prachtige eenvoud door Colonel Driant in de* loopgraaf enkele uren voor den aanval geschreven In der haast schrijf ik u enkele woorden, wantik ga naar boven om de mannen aan te moedigen en de laatste toebereidsels na te zien. Het order van Generaal X, gisteren,bewijst dat het uur nakend is. De vijandelijke aanval kan deze nacht plaats grijpen, gelijk hij nog voor 'n dag of twee kan verschoven worden. De - eerste schok zal verschrikkelijk zijn de duitschers zullen vlammen en gas ge bruiken wij weten het door een krijgsgevangen, dezen morgen. Mijn arme jongens, tot nu toe zoo gespaard gebleven Mijn hert nijpt toe, doch ik blijf kalm ik zal mijn best doen op God» genade Ik heb althoos zulk 'n kans gehad dat ik er ditmaal nog aan geloof. Maar hoe nietig voelt men zich niet op deze oogen«^ blikken!....» A, 7- r

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperingsche Keikop (1917-1919) | 1917 | | pagina 2