4 AAN De beruchte Rooversbende van HAZEBROUCK Eene nieuwe Baekelantsbende. 40 Aanhoudingen. Gedrukt bij VALERE SANSEN, Gasthuisstraat, 15, Poperinghe. De eerlijkheid van Abel. Altijd misdaden en moorden. De misdaad. Bloed en geheim, Het geheimzinnig Opperhoofd. Laatste Misdaden. Verdeeling van den buit. Voorbeeldige soldaat. Het uur van het gerecht nadert. DE POPERINGHENAAR Tioaede Vervolg. Verboden nadruk. Maar, indien Abel door zijne stoutmoedig heid en zijne sterktehad men hem niet nog onlangs tot driemaal toe zien in hetzelfde huis binnen dringen, om er een brand koffer open te breken die hem weerstond de bewondering zijner gezellen verwekt, bezin de jonge rooverskapitien nog andere hoeda nigheden die de genegenheid en het vertrou wen zijner handlangers tot hem nog doen 's Avonds, in afwachting dat de uur komt waarop hetnachtelijk werk moet aangegaan worden, geeft hij, in de herberg A l'air des Champs zijne vrienden de les over den rijf dom en de armoede. Indien het hatelijk is den arme te be stelen, zegt hij hun, is het een plicht voor ons, de rijken die slecht gebruik maken van hun geld, van dit te ontlasten. Voor wat hem persoonlijk betreft, volgt hij deze lessen op stipte wijze, 't Is alzoo dat hij op een naoht, te Thiennes, bij twee ouder lingen, 2 zakken stool met in elk 100 fr. en die hij in eene kas had gevonden. Twee dagen nadien, verneemt hij dat zijne slacht offers twee ongelukkige 'werklieden zijn, die jaren lang, centje par centje, deze som vergaderd hadden om iets bijeen te krijgen voor hunnen ouden dag. Abel, keert seffens terug naar Thiennes en steekt twee bank biljetten van 100 fr. onder de deur der twee arme lieden. Te St-Venant plundert hij, samen met zijne belgische vrienden, het huis van M. Bocquaert (dezelfde wiens moeder hij later zal komen vermoorden). Zij hadden er 245 fr. gevonden en een paar nieuwe schoe nen dewelke Abel onmiddelijk verwisselt tegen dezijne diegansch versleten zijn. Dan, de diefte voltrokken, gaan allen naar de naastgelegen statie om er den trein voor Hazebrouck te nemen. Abel neemt zelf de reiskaartjes en geeft in het winket een stuk van 40 frank. Maar, in den trein gezeten, bestatigt hij dat de bediende gemist heeft en hem 10 frank te veel heeft teruggegeven. Seffens keert hij naar St-Venant weder, zoekt den bediende op, en geeft hem het geld terug. Denzelfden avond, trekt hij naar Merville met drie der luiténanten van Guyard, en, op het gehucht van Pont-le-Loup plundert hij gansch het huis van M. Roussel.schepene dezer gemeente. In December 1904 en op zelfde date van 'tjaar 1905, poogde Abel tweemaals de vrouw Verlende, van Elsendamme te beste len. Deze woonde daar alleen met een meisje van rond de 17 jaar. Abel wist dat de vrouw veel geld bezat en ook zeer gierig was. De twee pogingen mislukten, en na zijne aan houding zegde Abel Hadde den slag maar kunnen lukken te Elsendamme. Dat ging ons geld genoeg op brengen om den stiel te laten varen en op ons gemak te leven. Wij gingen bovendien de vrouw Verlende nog eenen grapten dienst bewijzen: Zij had daar 100,000 fr. liggen die tot niets dienden en de oorzaak waren dat de vrouw altijd ongerust was en slecht sliep. Hadden wij dat geld kunnen krijgen, wij gingen de vrouw alzoo in eens van hare kommernissen en onrust ontlasten. 't Is een goed werk dat wij daar wilden doen. Volgens zekere inlichtingen onlangs te Ha zebrouck aangebracht door de handlangers van Pas-de-Calais, kon de stad Bethune die tot nu toe door de bandieten gerust gelaten werd, een midden geworden van zeer opbren gende werkingen, 't Is daarom, dat Abel eerst zelf de plaats willende onderzoeken, op 1° Oogst, zijne vrienden in de herberg A fair des Champs liet en naar Bethune vertrok. Juist toen hij Locon in 't zicht kreeg, dicht bij Tombe-Millot, vervoegde hij een jonge landbouwer die naar eene naburige hofstede trok. Abel, die niets verwaarloosde, meende seffens dat deze jongeling, behendig onder vraagt. zijnde, hem zeer nuttige inlichtingen zou kunnen verschaffen. De hedendaagsche Cartouche miek rap kennis en nodigde den jongen landbouwer uit om met hem een glas bier te gaan drinken. Op 't oogenblik dat zij in de herberg bin nentraden, was eene oude vrouw bez-ig met vijffrankstukken tellen achter den toog. Verduiveld, zegde Abel in 't buitenkomen die herbergierster schijnt n<>g al wel te zijn. —Zij moeder Lenglemetz 'k g loove het wel, antwoordde de jonge landbouwer. Sedert jaren verspaart zij geld, samen met haren man, een oude cantonnier van 't dorp, die nu half lam is. Die twee oude lieden zijn de grootste gierigaards die men ooit gekenc heeft en geheel waarschijnlijk zal hun klein zoon August Langlemetz, bij hun overlijden een schoon sommetje erven, 't Is gelijk, maar in hunne plaats, zou ik maar ongerust zijn in eene streek waar er zooveel bandie- fjen loopen. Zij wonen daar gansch alleen. Men zal ze voorzeker op den eenen of den anderen dag beide vermoord vinden. Abel diende niet meer te weten en verhaas te zich naar Hazebrouck weder te keeren. Denzelfden avond nog was hij te Poperin ghe en vond er Lapare en zijne makkers die terug naar België geroepen waren geweest om er dringende zendingen te vervullen en al de kanten van Yper en Kortrijk eenige winstgevende slagen deden. In korte woor den vertelde hij hen wat hij 's morgens ver nomen had en seffens werd er onder hen besloten de echtgenooten Lenglemetz van hunnen spaarpot te ontlasten. Vier dagen later, den 5n van oogstmaand, rond 9 ure 's avonds, kwamen Abel, Guyard en twee hunner makkers, te Locon 'aan. Daar het nog al heet was zaten het meren deel der inwoners buiten. Door de vensters van de herberg Lenglemetz zagen de ban dieten de twee ouderlingen zitfen en eten. Zij besloten een gunstiger oogenblik af te wachten en gingen zich verduiken in eene strooimijt, die dicht bij de herberg stond. 't Sloeg elf ure wanneer Guyard. die op verkenning was uitgegaan, aan zijne gezel len kwam melden dat iedereen in 't dorp, zich ter rust had begeven. Zonder vrees dus mochten zij beginnen. Vrouw Lenglemeiz die ondertusschen naar led gegaan was, begon reeds te slapen baas Lenglemetz, door eenen geweldigen hoest, ekweld, was in een leunstoel blijven zitten, dicht bij het openstaande venster van de slaapkamer. Al met eens, dacht hij te droomen Vóór tiem, al den anderen kant van het venster, maar bijna tegen hem, een zwartgemaakte man met vlammende oogen rees op al grin- nikken en keek hem vlak in 't aangezicht. Als verlamd van schrik, zich afvragende of aij de speelbal niet was eener begoocheling, staarde M. Lenglemetz deze verschijning aan. Traag weg stak de zwartgemaakte man de armen uit. Een hand greep den ouderling bij den hals, terwijl de andere, met geweld op den mond gehouden, alle schreeuwen he ette. Terzelfdertijd sprongen drie andere mannen toe, het hoofd bedekt met eene zwarte kap. Met eene uinemend snelheid sprongen zij door het venster de kamer jinnen, M. Lenglemetz had -nauwelijks den tijd iet geschreeuw zijner vrouw te hooren. Het loofil in een serviette gebonden voelde hij dat men hem op zijn bed .legde de keel toe- genepen door ijzeren vingers, verloor hij weldra alle ademhaling zijne oogen vielen toe en een laatste zucht ontsnapte uit zijne lorst. Hij was dood. De moordenaars hadden lem verwurgd. Middelerwijl was de vrouw Lenglemetz, die door de bandieten uit haar bed gesleurd was, ook bewusteloos neergevallen. De ban dieten mochten nu gerust beginnen. Zij doorzochten het huis van onder tot boven en vonden er slechts 360 frank en eenige zilveren lepels van weinig weerde, 't Was daar, niettegenstaande al het geklap, gansch iet fortuintje der twee arme lieden. 's Anderdaags na de ontdekking der mis daad, werd Auguste Lenglemetz, kleinzoon der slachtoffers, aangehouden. Gelukkig-lijk ion hij, na eene korte gevangzitting, door een alibi zijne onschuld doen blijken De misdaad gepleegd, hadden de bandie- ;en zich verhaast naar Hazebrouck te trek ken. Bij het krieken van den dag kwamen zij te Vieux-Berquin aan waar zij bij moeder -1auvart de gestolene voorwerpen afgaven en waar Abel ook nog een plicht te vervullen ïad. Dien morgen moest er echter een jaar- dienst plaats hebben op het geboortedorp, voor zijne afgestorvene moeder. Zijne vrouw en August zijn broeder waren reeds aange komen en wachten bij moeder Fauvarl terzelfder tijde van het uur van den dienst, den uitslag van den nachtelijken tocht af. In allerhaast trok Abel deftiger kleederen aan welke zijne vrouw had meegebracht, en alle drie, gevolgd door de familie Fauvart en lunne belgische vrienden, trokken naar de cerk om er den dienst bij te wonen. Op hetzelfde uur, te Locon, werd de misdaad ontdekt door de verschrikte in woners. Deze moord was het begin eener lange reeks verschrikkelijke misdaden die slechts iet jaar nadien, na de aanhouding der twee geduchte rooverskapitein, zou ophouden. Aangemoedigd door de straffeloosheid waarvan zij genoten, na zoovele misdrijven, was geen minste gevoel van medelijden in staat de moordenaars tegen te houden. Van nu voorts zal er om zoo te zeggen geen dag meer voorbij gaan, zonder dat er bloed vergoten wordt. Al hunne dieftengaan gepaard met bedreigingen, bloedstortingen en moordpogingen. Menige van die pogingen werden ten uitvoer gebracht. In den maand van September die de moord van Locon volgt, zij n zij aan 't werk in België en in Frankrijk. Men wordt hun doortocht gewaar te Proven, bij M. Quaglm beur, te Elverdinghe, bij M. Bouckenoo, te Kortrijk, bij M. Hollebeke, te Poperinghe, bij M. Camerlynck, zij keeren dan weder naar Frankrijk, waar zij, te Merville, den coffre-fort van M. Deianus openbreken en gaan terug naar België, 't Is met den revol ver in de hand dat Abel nu in de woningen dringt, en, terwijl de bewoners, halfdood van schrik, hem smeeken ben te bewaren, worden zij door de beulen, langs achter met knuppels en ijzeren staven doodgeslegen De twee benden hebben geen oogenblik rust meer. Mannen en vrouwen trekken mede met hunne overstende vrouwen zijn de slechtste. Met hunne gezellen ziet men ze in Oktobermaand te Estaires, Watou en Poperinghe. Op 13 November volgen zij hen naar Hazebruock, dan naar Moerbeke, waar talrijke dieften met geweld op dien enkelen dag gepleegd werden. Daags daarna, worden te Thiennes, in eene kleine pachthoeve, de inwoners gekoord en gebonden met mede hulp der vrouwen en vriendinnen der moordenaars. Op 19 November dringt een groot deel der bende binnen bij de echtge nooten Pruvost, te Vieux-Berquin, en, met revolver in de handen, dwingen zij deze hun een eetmaal op te dienen Binst dat drie ïunner hunne slachtoffers bewaken, door zoeken en plunderen de andere geheel het luis. Na Uet eetmaal ón lie pfuiioëi'ing-trejibveu zij zich naar eene naburige woning bij den 'andbouwer Dedaurges en nemen daar ook alles mede dat hen onder de handen valt. De maand December is ook zeer opbren gend en de dieften en moordpogingen volgen elkander snel op. Zoo komt men aan den 1D Januari 1906. Eene nieuwe misdaad, nog schrikkelijker dan alle voorgaande, zal op den eersten dag van 'tjaar gepleegd worden, en van dan-af zal men van niets anders meer hooren dan van moorden tot op het oogenblik dat het gerecht, eindelijk, de laffe daders dezer ffoedige misdrijven zal ontdekken. Den 2 Januari 1906, verspreidde zich 's morgens het gerucht rond Poperinghe en de omliggende parochiën, dat er in den vorigen nacht eene schrikkelijke misdaad gepleegd was te Crombeke. Twee bejaarde landbouwers dezer gemoénte,* de ecutgehöö-- ten Lozie, waren rond 6 ure's morgens in hun huis aangevallen geweest door drie zwartgemaakte mannen. 't Waren Abel Pollet en de gebroeders Theophile en Marcel Deroo die tot daar geleid waren geweest door Lapare.) De lafaards hadden de grootste wreedheid aan den dag gelegd om hunne misdaad te plegen. Gewapend met zware stukken hout, had den zij de ouderlingen, die niet wilden zeggen waar hun geld lag, erbarmlijk neêr- geslegen Man en vrouw bleven bewusteloos liggen tot 9 ure 's morgens. De voorbijgaan de postbode vond hen badend in hun bloed, het hoofd en aangezicht aan stukken gesle gen en gansch onkennelijk. De slagen waren zoo geweldig geweest dat, na de ontdekking van de misdaad, men onder eene kas de neus vond van Lozie. Beide slachtoffers werden naar het gasthuis van Poperinghe overgebracht en de vrouw stierf na korte dagen. De man overleefde nog aan zijne erge wonden. Den zelfden avond nog der moord van Crombeke, waar de bandieten reeds aan 't werk te Yper waar zij poogden binnen te breken en het huis te plunderen. Er was daar geen twijfel aan 't waren al leden eener zelfde bende die sedert lange maanden geheel het noorden van Frankrijk en de zuiderstreken van België onder hun bloedig juk hielden. De beschrijving welke de slachtoffers van hunne aanranders gaven, en de manier waarop zij te werke gingen, was overal dezelfde. En desniettegenstaande was het tevergeefs dat men overal opzoekin gen deed. Alle bleven vruchteloos en na ie rier onderzoek moest men de zaak weglaten. Abel Pollet, Lapare en hunne twee ben den mochten zicli om zoo te zeggen voor altijd straffeloos achten. In een der vorige paragrafen spraken wij van den geheimzinnigen kapitein van Brus sel. Een rijke heer, die Abel eens te Haze brouck had zien buiten komen uit het huis vau zijnen gebuur den schoenmaker, 't Was ook ten gevolge van het bezoek van den ge heimzinnigen onbekende dat Abel het be staan der belgische bende had vernomen. Wie was die man? Abel had zich dikwijls deze vraag gesteld sedert zijn verbond met de mannen van Guyard. Dikwijls ook had hij gepoogd, eenige inlichtingen desaangaande te bekomen van Guyard en den schoen ma ker. Maar altijd antwoordden hemHe twee mannen Tracht nooit te weten wie dat 't is, dat zou uw verlies zijn. Al wat wij mogen zeggen 't is, dat hij rijk en machtig is, en dat wij hem gehoorzamen. Nooit kon Abel er meer over vernemen, en tot nu toe moet hij zich afvragen, wie die man is, rijk en machtig genoeg, om eene bende bandieten te verzamelen, op wiens ge- trouwigheid en verkleefdheid hij in alle om standigheden mocht rekenen. Het gerecht vraagt zich ook af indien zij ooit dezen roover van groot gehalte en wiens bestaan niet kan geloochend worden, zal kunnen ontdekken. Ondanks alle pogingen die daartoe aangewend werden bij Guyard en zijne rooversgezellen, thans te Kortrijk opgesloten, is het gerecht er niet in gelukt de minste inlichtingen nopens den onbekende te bekomen. Indien de bandieten erin toe stemmen het meerendeel hunner misdaden te bekennen, zwijgen zij integendeel als een ^raf, zooals er spraak is van deze wier ge trouwe soldaten zij waren. Dat geheim zet nog meer belang bij aan deze vermaarde zaak. Maar bet oogenblik nadert waarop het ge- reeiu uur. uare ucuz i wi ncuocn P..r de aanhouding der eerste bandieten eindelijk de rust zal wederbrengen in de streken die zoolang onder de dwiuglandij der roovers gebukt gingen. Na de misdaad van Crombeke, had de stoutmoedigheid der bandieten weldra alle gedacht overtroffen. In den nacht van 12 tot 13 Januari poog den de twee rooverskapiteins binnen te bre- ten bij M. Feys te Vlamertinghe. Den vol genden nacht kwam Abel te St. Venant aan waar hij een zijner mannen moest vinden, zekeren René Hendrickx. Beide hadden be sloten eene nieuwe diefte te plegen bij M. Bacquaert, wien zij over eenige maanden reeds bestolen hadden. Maar groot was de teleurstelling van Abel toen hij, na vruchteloos zijn gezel afgewacht te hebben en het huis genaderd te zijn, hij de deur open vond. In een kamer van de bene den vloers, uitgestrekt in een bloedplas, lag ffêtJijJt-Xaa-MadBecquaert, wier vervron- gene handen schenei1 haren aanvaller te wil len achteruitstooten. Al de kassen waren opengebroken. Abel was bestolen. «.i/*- ',wH[ - 3|s ."-Jf-v Vol woede trekt hij aanstonds naar Bavic- hove waar hij wist van Canut Vromant, An- gèle Platteel en Louise Matoret te vinden. Hij kwam juist aan op 't oogenblik dat zij bezig waren de hofstede van Macquerez te plunderen. Drie dagen later, in den nacht van 19 tot 20 januari, bijgestaan door zijn broeder Au guste en Canut Vromant, pleegt hij te Vio- laines, de driedubbele moord die de schrik der bevolking ten top deed stijgen en waar van wij eertijds al de bijzonderheden mêe- deelden. De drie bandieten hadden te voet, de veer tig kilometers afgeleg tusschen Hazebrouck en Violaines. Zij drongen in bet huis der echtgenooten Lecocq en vermoordden er zonder mêedoogen de echtgenooten en hunne eenige dochter. Het- huis werd daarop heel en al uitgeplunderd en de moordenaars trok ken seffens terug naar Hazebrouck. Deze misdaad was zeer winstgevend en de opbrengst ervan werd verdeeld tusschen al de leden der bende, d'eene meer en d'andere min, elk volgens zijne verdiensten. Na deze schrikkelijke moord kwam er, voor eenigen tijd ten minste, wat rust in de streek. Langs alle kanten ontmoette men gendarmen en politieagenten die op zoek waren van de tot hiertoe onbekende dieven en moordenaars. Men begon reeds gelooven dat de vervolgde en verzaagde moordenaars eindelijk aan hunne rooftochten gingen ver zaken. Maar men was mis. De opzoekingen van het gerecht waren niet bekwaam de tot nu toe ongestrafte misdadigers tegen te hou den. Deze tijdelijke stilstand had eene gansch andere reden. De vervaarlijke hoofdman Abel, had hen voor eenigen tijd moeten verlaten om te Duinkerke zijne acht-en-twintig dagen te gaan deen. Zonder hem waren de roovers niet stout genoeg om groote slagen aan te gaan. Middelerwijl was Abel zooals vroeger, het toonbeeld van den goeden soldaat en zeer bemind van zijne oversten. 'tls binst dezen jaarlijkschen diensttijd dat hij het bezoek ontving van Vromant, van zijnen broeder August en van Lapare. Sedert de misdaad van Violaines waren deze mannen geheel en gansch op hun onge mak. Niet dat de wroeging van geweten hen achtervolgde, maar omdat zekere on voorzichtige woorden van Louise Matoret, de vriendin van Abel, hen voor hunne zeker heid deed vreezen. Dat meisje zal ons ongeluk zijn, zegden zij aan Abel, en daarom hebben wij besloten haar te vermoorden. Alvorens toch hebben wij u willen verwittigen. Dit onverwachts nieuws bracht al niet veel stoornis bij den soldaat die heel kalm antwoordde Inderdaad, ik heb er ook reeds dikwijls aan gedacht. Maar laat ons nog eenigen tijd wachten Louise moet verdwijnen maar het ware onvoorzichtig dat nu te doen. Bij eenige dagen, als ik weer van 't regiment zal zijn, zullen wij dan eens breedvoeriger die zaak bespreken. Ten andere, in afwachting dat Louise ons niet meer in den weg loope, zal ik ze wel doen zwijgen. Zend ze morgen naar hier. Wij zullen later dan zien... 's Anderdaags vloog Louise Matoret in de armen van Abel die weldra zijne bloeddorsti ge inzichten jegens zijne vriendin vergeten had, en nam het vast voornemen haar voort aan tegen hare vijanden te beschermen. Louise Matoret, drie maanden later aan gehouden in de herberg A fair des Champs- weet tot hiertoe nog niet dat zij op zekeren avond, ter dood veroordeeld werd, door de mannen van haren meester. Maar Abel, na bij den troep voldaan te hebben, kwam weêr bij zijne gezellen en onmiddelijk werden de schelmstukken voort gezet. Gedurende de maanden Maart en April 1906, worden Crombeke, Yper, Poperinghe, Oostvleteren, Rousbrugge, Westoutre, Belle en dertig andere steden en gemeenten, door de bandieten bezocht. Intusschen spannen de bijzondere kommis- sarissen der openbare veiligheid MM. Fo rest en Vignolle van Parijs alle middelen in om het spoor van de geheimzinnige roovers te ontdekken. Maar, aan hun ook ontsnappen d e bandieten. Een onvoorzien voorval zal, al met eens, de opzoekers op het spoor brengen. Maar zulke ontdekking zal ben zoo groot, zoo on waarschijnlijk voorkomen dat zij zich eerst /rullen afvragen of zij de speelbal Vafi'hunne" inbeelding niet zijn. M. Boudry, onderzoeksrechter te Bethune begon te wanhopen ooit de hand te kunnen leggen op de daders der driedubbele moord van Violaines, wanneer in de laatste dagen van april, een brief, liggende tusschen de menigvuldige stukken die hem toegekomen waren, zijne aandacht aantrok. Alhoewel dezen brief niet geteekend was, kan zijnen inhoud toch een zoo ieverige magistraat als M. Boudry, niet onverschillig laten. Ik acht het als een plicht, zegde de"" schrijver van den brief, van niet langer te vertoeven om het gerecht inlichtingen te komen geven over eene moord waarvan zij de daders niet ontdekt. De moordenaars zijn niet ver. Zij noemen Abel Pollet, wonende in de cité Claire te Hazebrouck, Auguste Pollet en Canut Vromant, wonende beide ook te Hazebrouck in de Mervillestraat. Houdt die ellendelingen aan en gij zult on dervinden dat ik waarheid spreek. De brief was geteekend Een die er veel van weet. k 'i Was nu ook de eerste maal niet dat M. Boudry zulke naamlooze beschuldiging ont ving die door een spoedig onderzoek altyd ongegrond gevonden werden, maar in zulke omstandigheden, mocht men geen spoor ver- waarloozen. De rechter gaf den brief aan de twee bijzondere kommissarissen die onmid delijk op zoek gingen. De inlichtingen welke zij over de drie mannen verkregen spraken malkaar tegen. Hier verzekerde men dat het treffelijke mannen waren, elders beweer de men dat de gebroeders Pollet en Vromant landloopers en deugenieten waren. M. M. Vignolle en Forest hadden ook te vergeefs gezocht naar hunne middelen van bestaan. Niemand wist welken stiel zij uitoefenden en niettegenstaande dit, leefden de kerels op breeden voet. f) Mr

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1906 | | pagina 7