het NOTARIËEL EN NIJVERHEIDS ANNONCENBLAD NIEUWSBLAD VOOR POPERINGHE EN OMSTREKEN, verschijnende den Zaterdag namiddag. fiKilji Mt san aan WeMeii leer BARON RUZETTE ZOIVDAG 23 Oogst igo8. ANNONCEN Uitgever, VALERE SANSEN, Boek- en Steendrukker, Gasthuisstraat, 15, Poperinghe. GOUVERNEUR VAN WESTVLAANDEREN. OP ZONDAG, -16" OOGST 4 908. Den drukregel 10 c. Herhaalde Annocen volgens overeenkomst. Eerste Taps, Rollingen en Herbergkermissen mits betaling van 25 cn. INSCHRIJVINGSPRIJS Bijzondere buiten stad f 2,50 binnen stad f 2,00 H orbergiers buiten stad f-150 binnen stad f 1,00 Voor Frankrijk fr. 4,60 Alle Annoncen vooraf betaalbaar moeten vóór den Vrijdag-noen ingezonden worden. De plakbrieven die bij mij gedrukt zijn, zullen onvergeld in het blad verschijnen. Wekelijksche Almanak. Oogst. Zon op. Zon onder. worden ingelijfd Het recht, annoncen of artikels te weigeren is voorbehouden. Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag 23 24 25 26 27 28 29 Lupus, Sidonie, Zacheus, Claudius. Bartholomeus, Alidore. Lodewijk IX, Louisa. Zepheryn, Samuel, Ebbo. Joseph Calanz, Gesar, Euthalia. Augustinus, Hermes, Bibianus. Jan-den-Dooper's onthoofding, Sabina. 4 ure 44 min. 45 46 49 51 52 1 ure 47 min. 6 45 6 43 41 39 37 35 Woensda5 Oogst, ten 9 ure 40 minuten 's morgens. Eerste Kwartier. Volle Maan. Woensdag 12 Oogst, ten 4 ure 59 minuten 's morgens. Laatste Kwartier. Nieuwe Maan. Dinsdag 18 Oogst, ten 9 ure 26 minuten 's avonds. Woensdag 26 Oogst, ten 12 ure 59 minuten 's avonds. 't Was nu twee drie maanden geleden, dat er op al de hoeken van geheel onze stad plakbrieven aan de ingezetenen afkondigden dat het ambtelijk bezoek van den weledelen Heer Baron Ruzette, Gouverneur van West- vlaanderen ging plaats hebben op de 16n Augustus 1908. En die plakbrieven met zoo weinig woorden óp wekten de belangstelling en de nieuwsgierigheid op van iedereen. Wat gaat er al zijn? Een stoet? Eene soort van festival? Wat nog? Misschien vuurwerk? Of ook, een luchtbal? Wat? En niemand hoorde er nog van spreken... 't Was best alzoo. Als alles van voordien geweten is, dan is 't geen nieuws meer Maar 't werd daarom niet min gewrocht, fel gewrochtDag op dag, avond op avond ver gaderd, geschikt, geregeld, aangeteekend, rondgeloopen... Een tweede, groote plakbrief verscheen met de feestelijkheden erop. Hoezee! Waar achtig, 't was er al op een stoet van al de schoolkinderen! in den voormiddageene feestcantate op de markt, muziek-concerten voor 's namiddags, een luchtbal voor den valavond, en een vuurwerk! Alles! Bravo! En dan nog een derde plakbriefje•«Vrien delijk verzoek al de huizen te bevlaggen En ze waren't, om zeggens overal; groote vlaggen, kleine vlaggen, vlaggen allerhan de Baron Albert Ruzette, Gouverneur van West-Vlaanderen, is de zoon van wijlen Baron Ruzette, die eerst arrondissements-commissaris was van Yper en daarna gouverneur van West- Vlaanderen, de onmiddelijke voorzaat van Graaf d'Ursel en van Baron Bethune. Na de dood van dezen laatste, was er in geheel de provincie geen naam zoo wel en gunstig ge kend dan deze van Baron Albert Ruzette. 't Was dan ook deze volksvriend, op wien de keus des Konings viel om hem aan het hoofd der provincie te stellen. Voordien immers had hij een verheven voorbeeld gegeven van taaie werkzaamheid en gedurige toewijding aan de belangen van het volk en van het vaderland. Oud-leerling van St-Lodewijks- eollege te Brugge verwierf hij zijn diploma van doctor in de rechten aan de katholieke Hoogesohool van Leuven, en wijdde zich weldra aan het openbaar leven toe. Op- volgentlij k lid van den provincialen raad voor een der kantons Brugge, Voorzitter van de jonge wacht te Brugge, bescherinlid van de bloeiende Gilde der Ambachten begon zijn naam onder de meeste werkers van Brugge genoemd te worden. Ook was het met een uitermate groot getal stemmen dat het kiezerskorps van het arrondissement Brugge den jongen Baron Ruzette in het jaar 1902 naar Brussel zond, als lid der Kamer van Volksvertegenwoordigers. Wat hij in die hoedanigheid uitgewrocht heeft, is een bewijs van zijne groote kennissen en een nog veel grooter bewijs van zijne taaie wilskracht en onophoudelijken ijver voor het heil van zijn vaderland. De toebereidsels.. Zondag dus was Poperinghe volop in feest. Van daags voordien, zijnde O. L. Vrouw- Hemelvaartdag, waren er reeds vele vreem delingen aangekomen. Iedere burger had voor de plechtigheid van 's anderdaags fa milieleden, vrienden of kennissen te gaste gevraagd. Van 's zondags 's morgens vroeg werd er al naar de lucht gekeken zal 't weere goed zijn, vandage? Ja, zeker, de zon zond hare schitterende stralen uit. 't Zal dubbel prach tig zijn schoon weere, schoone stoet; veel volk, veel neringe Hoerah! En inderdaad de toeloop begon van 's mor gens, en naarmate de voormiddag vorderde, kwamen er van alle kanten met treins, trams, rijtuigen en velos geheele drommen reizigers toe. Geheel Poperinghe en al de omstreken waren te beeneKan 't anders 't Gebeurt immers alle dage niet dat de Gouverneur in stad komt. Do neringdoeners en handelaars van onze stad zullen voorzeker een schoone dag heb ben. Ge ziet het aan aller wezen. Leve de Gouverneur! Rond 10 Va ure dringt er, als 't mogelijk was, meer leven onder de menigte. Van uit verscheidene richtingen komen er bontge- kleede groepen kinderen op, om den stoet te vormen, en 't is een blij gelach en een goedkeurend gemompel bij 't zien van dien beginnenden optocht. Visschers en vissche- rinnetjes, kleine hommel plokkers, ja, waar achtig soldaatjes ook. En ginds? Die wagen, neen't. isgeen wagenEene poort, ja 'tschijnt eene poort. Toch niet! 't Is een triomfboog, bekransd en gefestoend met wondere kleu ren... En de groepen komen samen, draaien dooreen, worden gerangschikt door de ijve rige inrichters, geholpen door een geheele drom jonge heeren die met hand en hert voor 't wel'gelukken helpen. En nu vooruit! Naar de statie langs de Bruggestraat.... En volk! Geheel de Yperstra-at is letterlijk bezet. Een weg- en weeregewoel lijk op Donkeren-Ommegang. Aan al de huizen wappert de nationale vlag. En aan al de vensters boven, eene blijgestemde menigte, gereed om den stoet te zien, en welgemeend den gouverneur welkom toe te knikken. Op het staiieplein staat iedereen in blijde verwachting. De ordedienst wordt door de gendarmen te peerd, die den stoet zullen openen, met alle fierheid waargenomen. Waar moet al dat volk nu staan? Onverbid delijk moet de menigte achteruit en de plaats vrij blijven. Hoor! de trein is daar! 't Kanon buldert, en aller oogen kijken vooruit. Elk dringt naar de statie, maar niets te doen. De orde moet onderhouden worden, 't Is elf ure. Uit een rijtuig eerste-klasse stapt de weledele heer gouverneur, vergezeld van den provinci alen griffier, MVerougstraete. Beiden zijn in schitterende officieeie kleedijde gouverneur heeft al zijne eereteekens aan, waaronder twee prachtige commandeurs-decoratiën. De eerste welkomsgroet wordt aangeboden door den achtbaren burgemeester van Pope ringhe, M. Felix van Merris, lid der Kamer van Volksvertegenwoordigers, vergezeld van de heeren schepenen, de leden van den gemeenteraad, het bureel der burgerlijke godshuizen opgeleid door den voorzitter M. Georges Lebbe, provincie raadslid, het bureel van weldadigheid, verscheidene burgemeesters van het omliggende, waar onder MM. Colaert, burgemeester van Yper, volksvertegenwoordiger, Brutsaert, burge meester van Watou en lid van den provin cieraad, en nog vele andere uitgenoodigden. Op het statiefplein wordt de Heer Gouver neur, namens de inwoners van Poperinghe verwelkomd door Juffrouw Germaine van Merris, jongste dochter van den Heer Bur gemeester. Na den heilwensch en den wel komsgroet biedt zij den lioogen bezoeker eenen prachtingen bloemtuil aan. Zienlijk gevleid door die minzame kinder lijke wenschen bedankt de heer Gouverneur met alle hertelijkheid en kust het vriendelijk kind. De Stoet. En nu is't de optochtGroep voor Groep zal de stoet in oogenschouw genomen wor den. Maar den indruk beschrijven van dien optocht is onmogelijk. Het was schitterend. In bonte afwisselende kleuren, dooreenge- mengeld en vooruitstappend in dichte drom men of in wentelende figuren, geleid en gewezen door inrichters, blijde zingend met heldere stemme en kinderlijke fierheid, trekt de stoet voorbij den Heer Gouverneur. Aan 't hoofd rijden zes gendarmen te peer- de, gevolgd door de stadsharmonie, die eene dreunende Brabanconne speelt. Maar 't is de stoetdie aller oogen en aller bewondering trekt, en menige kreet van oprechte toejuiching uitlokt. 't Blazoen, met de wapens op der Ruzet te 's, is rijk versierd en wordt gedragen door eene reeks schildknapen in oude feest kleed ij. Eenigen onder hen kondigen met bazuinen de blijde intrede aan van den wel edelen Gouverneur. Nu volgt eene heel eigenaardig, uiterst keurig groepje, 't Zijn de weesmeisjes die een sierlijk bekranste triomfboog dragen Eestoenen en kransen, in fijn geschakeerde kleuren, loopen in alle richtingen. Daaron der, daarin, en daarnevens voeren een der tigtal kleine meisjes, in witte kleedij en met lichtroode en witte kransjes in de handen, zeer wel gepaste oefeningen uit en 't wemelt er van frissche kleuren, en 't dreunt er van kindergezang, 't Is een huidelied. Men hoort genoeg dat het aanleeren van dit lied was 't moeilijk misschien eene geoefende meesteres gevraagd heeft. Het was wonder liefelijk En gezongen door die kinderen, die weezen, met zooveel ophef en zoo veel innig heid klonk het waarlijk hertroerend Omdat uw komst voor ons op heden. De feest is van de dankbaarheid Onmiddelijk daarop worden de blazoenen van Iseghem, Rousselare, Thielt, Thourout en Waasten door een twintigtal jongens ge dragen. Sierlijk gevlochten kransen omslin geren die blazoenen, en worden in de hand gehouden. De kleinste jongentjes der Gemeenteschool verbeelden De landbouw de bijzonderste nijverheid van die vijf steden onzer provin cie. Aan het hoofd van den groep stappen vijf knapen die de nationale driekleur dragen. De voornaamste landbouwvoortbrengselen der liooger genoemde steden zijn Tabak, Hooi, Rogge, Haver en Koren. Op ieder de zer producten volgt het werktuig dat past bij den oogst der voorop gedregen plant. Dit alles wordt gedragen door knapen versierd met eenen kleurigen sluier en ge tooid met eene zoo eigenaardige als schoone dak ofmuts. Alzoo zien wij een keurig groepje voorbijtrekken dat nagenoeg hierin bestaat Een tiental jongens dragen de welriekende Tabak, waarop andere volgen met hunne korte mossen als wilden ze spoedig aan het kerven gaan. Het hooi dat steeds het eerst mag geoogst worden mocht nu ook eerst volgen. Zelfs de rakelaars hebben pas hun werk voltooid en hebben de rakels nog op de schouders liggen Nu volgt de rogge die altijd ook vroeg rijp is en volgaarne bukt onder de krachtige slagen der pikken. Op de haver volgen de houwen zeer fier, om,Jat zij weten dat het te danken is aan ben qn aan de goede bereiding van den grond dat nu zulke schoone, bengelende vrucht kan geoogst worden. Het Koren, dat eens tot spijs van den mensch zal dienen komt achteraan en wacht enkel op de forsche slagen van de v'egels De afwisseling van kleur die wij hier te 2ien krijgen, die fiere houdingenden Hinken stap der nog zoo jeugdige knapen, dit aan- gena'aam lied dat nochtans vol kracht uit die jónge borstjes weergalmt, dit alles maakt dat alwie dit groepje ziet eene aangename verwondering moet gevoelen en zeker moet tevreden zijn over deze toch zoo jeugdige boertjes. Hoe? Achter die blazoenen van Brugge en Yper, wat hoor ik daar. Zwijgt en luistert danHoort y Tik, tak, tikketikketak, nog een franks- lfen in mijn zak. Ha! 'tzijn de kantwerk sters die opkomen en terwijl ze neerstij werken hun aangenaam deuntje laten boo- ren. 't Is de groep der Zusiers Benedictinen. We waren benieuwd om te weten hoe die moedige Zusters de Kantennij verheid gingen verbeelden, want 't was voorzeker een der moeielijkste groepen van den stoet. En waarlijk, zeggen wij het maar rechtuit Schoon, prachtig Al hetgene gebruikt wordt door de kantwerksters ziet gij hier "samengaren",'boetjes, spelden, boetjewielen, kussens, enz. Menig vroutvtje bekloeg die kindertjes omdat ze zoo moesten geheel den weg afloopen met hun zwaar speldewerk- kussen. Doch de kindertjes lachen en zingen maar altijd lustig voort, want hunne Mees teressen hebben gezorgd den last weg te nemen. Schijn bedriegt. Zie eens die koop vrouwen, welke in zwaar beladen manden en dozen, hunne koopwaren, de rijke kanten, aanbieden. De edele vrouwen, welke hen volgen en wier kleederen en zonneschermen zoo prachtig versierd zijn met alle slach van kanten, zullen voorzeker de kantenkoopslers niet met ijdelhand laten vertrekken, maar koopen en veel koopen om alzoo toe te laten dat de kantwerksters een goê stuiverken zouden kunnen winnen. Proficiat Zusters, 't is goed uitgedacht en juist uitgevoerd. Na den groep der Benedictinen komt een zeer welgelukte groep der Gemeenteschool, die de vlasnijverheid verbeeldt. Voorop gaan vijftien wapendragers met de liefversierde blazoenen van Kortrijk, Wervick en Meenen. Daarna negen kleine vlasboeren met een pakje vlas. Ziet eens, welk schoon vlas! Dat zijn boertjes uit de goê streek. Waarlijk ze zijn niet verhageld! Wie heeft ze niet bemerkt met hunnen blauwen kiel en hunnen strooien hoed 't Zijn nog boeren uit den ouden goeden tijd, die geene moden kennen, maar hun gemak en hunne eigene kleederdracht in eere hou den. De bewerkingen die 't vlas moet ondergaan zijn zeer wel afgebeeld er zijn delvers met de spade op den schouder; zaaiers met den witten voorschoot, wieders, rakelaars, slij ters, booters, schelvers, rooters, zwinge laars, enz.... al voorzien van het noodige alaam. Daarop volgen negen jonge werklie den met eenen pak bevrocht vlas. Wat is er leven en afwisseling in dien groepEr zijn honderd twintig jonge knapen men ziet blauwe kielen, roode en gele bloe zen, witte en blauwe schorten, veelkleurige klakjes en mutsen, banieren en vanen in overvloed Binst den optocht van den stoet hoort men die jonge vlasbewerkers zingen Leven de Leie en de Leielanden, En 'tvlas, en 'tvlas, en 'tvlas! Maar alle toeschouwers zingen inwendig Leve de groep van 't vlas Maar hoor! Wat is dat gezang? Is 't eene ouderwetsche ballade dan? 'k Geloof waarlijk van jaHoe meesleepend en zange rig het ouderwetsch melodie-deuntje van de schoone weiVeurne-ambaehthoezee De fijne en heldergroene weiden van Veurne-Ambacht worden verbeeld door den groep der Zusters Paulinen.Eene heele reeks lieve boerinnetjes gaan huiswaarts frisch en welgezind met hunne volgeladen seulen melk. Seultjes en jokken zijn lieflijk versierd met de nationale driekleuren. Langs beide kanten zijn de boerinnetjes omringd door een groot getal kleintjes, welke vol vreugde hunne vaantjes zwaaien. Rachel is er ook bij, maar niet beladen gelijk hare gezellinnen; 't is Bijou, gespannen aan zijn opgesmukt karretje en zelf op zijn piekebeste, die de kruiken voorttrekt en zal gaan van huis tot huis om de klanten te gerieven. Dixmuidsche boter! 't Is goed uitgedacht al 't allaam, noodig tot het bereiden en ge reedmaken der boter, te doen dragen of voeren door die netgekleede botermeisjes. Keern, roommeters, boterteekenaars, ziften, stampers, lepels, schotels, enz.alleenlijk de afrooiner ontbreekt, maar 't zou te zwaar ge weest zijn om vervoeren. De kindertjes stappen met veel orde en juistheid en doen hun welluidend liedje dooi de straten weergalmen. En waarlijk, ik hoor nevens mij den mee- sleependen, geinakkelijken voois herhalen van: HalliHalleide schoone weiEi, ei ei! Bravo Zusters, ge hebt uw beste gedaan. Natuurlijk moet midden-in het blazoen gedragen worden van West-Vlaanderen met den springlevenden zwarten leeuw op gou den veld. Heil De zwarte leeuw En nu een heel regiment vrijwilligers, 'tls een groep knechtjes van de weezen- school, die waarlijk doen lijk ze zingen Knap en kloek de beenen reppen, Keersjorecht en dapper gaan In dichte gelederen vooruitstappend, met kinderlijke fierheid hunne geweertjes en sabeltjes dragend, helder-op hun dreuinenc begeesterend liedje zingend, maken ze goe den indruk. De heer Gouverneur klapte luid in de handen en glimlachend groette hij allen dankend voor de hulde en ik hoorde gedu rig Wat doen ze 't wel, de roöboetjes wat doen ze 't wel Ik volgde ze nog met de oogen en bewon derde nog het weggaande regiment, toen ik op eens den eersten galm hoorde van het welbekende Duinenlied, dat nu mondsgemeen is in Vlaanderen en reeds zooveel bijval ge bracht heeft, jaren lang, aan den E. H Mer villie, die het lied gedicht en getoonzet heeft Leve de Panne, daar staat mijn huis Wat wondere groep De visscherij Nieuwpoort en Oostende De optocht van dezen wonderschoonen groep had machtig veel bijval. Wat frisch- lieid in de kleedij Visschertjes'en matrozen, allerhande, met netjes in de handen en ge kleed met wijde korte broeken en kleurige korte vestjes en blauwe mutsen. En de vis- scherinnetjes, kort gerokt en veelkleurig gekleed, met die oudewetsche witte trek- mutsjes op en bruine klóefjes aan de voeten. Wat waren ze lief, wat waren ze schoon.! En luide, helderklinkend met machtigen galm stijgt hun wonder liedje uit den dicht gepakten groep Leve de Duinen, met hun ne kruinen, groen van de biezen en wit van 't zand. En wiegelend gaat het voort Ja, ja, ja Toen al met eens gaan de kloefjes aan klahetteren, en ze klappen en kletteren en trippelen op maat Hoepsa Hoepsa hand aan hand, wij zijn de kinders van het duinenland Dan is de geestdrift onder de menigte ten toppuntMaar hoort 't Is niet uit, Geheel de groep gaat aan 't wiegelen, zietgeeft het u geen klaar gedacht van 't dobberen hunner schuitjes op de wiegelende baren Pin innig de zoetvloeiende melodie in een welgepaste adagio mate weergevend, zwenkt de heele groep, een honderdtal kin deren, nu links, nu rechts, weer links, weer rechts, totdat ze allen weer aan 't stille wie gelen gaan ja, ja, ja En in één geweld de kloefjes aan 't klabetteren zijn en klappen en kletteren en trippelen op maat Hoepsa Hoepsa hand aan hand, Wij zijn de kinders van het Duinenland Luidop roept de menigte hare bewonde ring uitWaarlijk de Zusters Penitenten balen er eere van 1 Hoe schoon de visscherij Nog tintelt de straat van die bonte afwisse ling van kleuren onder de stralen der won- nige oogstzonne: wit en rood en blauwgetint, alles dooreen, gemengeld en gewiegeld, een dikke wemeling van zingende verkleede visschertjes, visscherinnen en matrozen. Hoezee de kinders van het Duineland Maar wat er moest komen, alleszins, was de niet min schoone laatste groep der ge meenteschool. 't Was wel gepast achter de visscherij. Had er moeten na die kleurwe- meling van den voorgaand en groep iets an ders komen, bij voorbeeld de melk- en boter- groep of de kantwerksters, de indruk ware teenemaal gebroken. Ieder op zijn eigen, en afgewisseld lijk ze nu zijn,is wonder- levendig en frisch en liefelijk daarom is de eerste indruk van den hommelgroep al groen, waarlijk lentegroenzoodanig schoon dat men al 't andere uit de oogen ver liest en als verbluft op het wandelende hom melhof blijft staren... Die 't met zooveel goede kunstkennis geschikt heeft, verdient waren lof Een dichte massa groen Prachtig En naarmate de groep nadert, ontplooit de schare al de bijeengebrachte dingen, en 't gezang begintEen vroom vaderlandsch lied, dat in dat weeldig walmend hommelhof, te midden die lachende groenigheid, ma- jestoso den fleren lof van ons aller Vader land diep in de herten doet weerklinken Al is het van de schoonste, of van de grootste, of van de rijkste niet, men is er vrij daar wappert de vlag der vrijheid Deze groep bestaat uit drie deelen le De aankomst der vreemde plokkers. 2e het werk in het hommelhof, 3® de feestviering na den plok en dienst der hoppe in de brouwerij. De aankomst der vreemde plokkers wordt uitnemend wel verbeeld de werkkleederen en de kloefen op don schouder, de gekleurde klak op, stappen 60 leerlingen van de ge meenteschool in gesloten rangen vooruit. Zij worden gevolgd door 60 andere jon gens, die het 2® deel van den groep uitmaken. Velen dezer dragen pijltjerecht eenen stok waarrond den top eener rijkbegroeide hom- melrank is vastgemaakt; anderen houden lusschen hen een korfje met reeds geplokte hommel; allen zien er vlijtig en werkzaam uit, want zij hebben reeds de geel-grauwe schort aan en zullen aan het werk voort doen van zoohaast zij het voortbrengsel der streek in stoet gedregen hebben. De hom- melranken die de stokken omwinden, moe ten slechts sedert korten tijd, dezen morgen waarschijnlijk, afgesneden zijn, want zij zien er zoo frisch, zoo groen uit, dat zij leven. Men zou denken zich in het schoonste hom melhof der streek te bevinden. Wij verne men op weg dat die hommel komt uit 't hommelhof van heer Emiel Notebaert. Hij haalt eere van zijn werk. Het prettigste dezer groep is zeker het laatste deel, waarin een zeventigtal jongens, leerlingen van de twee hoogste klassen der gemeenteschool, de feest verbeelden, die ge woonlijk, op een pachthof, den plok volgt. Glazen en kruiken in de hand, tonnen op den schouder, scheeranken op den hoed, op de borst en op het vaandel, zingen deze knapen dat hooren en zien vergaanja, 't is waarlijk hommelpap Vele toescfiouwers schieten in een luiden schaterlach en men hoort toejuichen langs alle kanten en zeggen: Dat zijn de beste, zij hebben hunnen drank meê en zullen voorzeker van den dorst niet vergaan Jammer dat alles maar verbeelding en drogen tap is. Onder het zwaaien der vanen en het wap peren der banieren zingen al de deelnemers dezer groep, in partijen Trotsch zijn we op ons land, waar de vlag der vrijheid wap pert, vroolijk wappert te allen kant De Koninklijke Stadsharmonie van Waasten sluit den zoo wel geslaagden optocht van den stoet... En toen de menigte opeengepakt en samengeprest de luide muziek aanhoort van de wegtrekkende harmonie, vlucht ik voort, voort van de statie, en sliere langs de hui zen zoo rap mogelijk vooruit met groote ter- den, vooruit in eene andere straat om nog eens de groepen te zien die statig nu en in vollen zwaai de groote markt over, door de Vlamingstraat, de Priesterstraat, de Berten- plaats, de Boescheepstraat, O. L. Vrouw- kruis, Casselstraat, Noordstraat en de Gast huisstraat trekken. En nog eens ontrolt de stoel zijne prach tige wentelende groepen voor mijne oogen. Nog eens hoor ik de meesleepende zangen, dat ratelende tikke, tikketak, van 't kan tenlied, dat ouderwetsch melodie-deuntje van Halli HalleiDe schoone wei, dat klabetterend «Hoepsa! Hoepsa!» van't Dui- nenlied, en dat vroom vaderlandsch gezang Ons land Wat er mij nu meest sloeg, 't was de or de die er in geheel 't bestier van dien stoet heerschte nergens geene leemte of hape ring altijd lustig voort, groep per groep, elk op mate van 't gezang of volgens de schikking van 't geheele. En eindelijk zag ik eene lange reeks rij tuigen, met de hoogergenoemde uitgenoo digden. Laatst de Heer Gouverneur en de Heer Burgmeester aller oogen waren na tuurlijk gevestigd op den held van de feest. Minzaam, vriendelijk, glimlachend en gedu rig groetend links en rechts beantwoordde hij den welkomwensch» die in ieders oogen op ieders wezen te lezen stond. Is hij toch vriendelijk, de Gouverneur zei mij een ouderachtig vrouwken Is hij vriendelijk Op de Markt. Nu naar de Regencie, dacht ik. 't Zal daar voorzeker niet stroppen van 't volk ze moeten immers allen op de markt zijn en van daar boven zal ik de cantate hooren Van verre gehoord zijn zulke zangen wel het schoonst. En inderdaad Zie, dat zicht op de markt, bij 't opkomen van den stoet uit de Gasthuisstraat, en bij zonderlijk dat groepeeren van geheel den stoet rond de kiosk, ja, dat is onbeschrijfe lijk. Verbeeldt u eene dichte saamgepakte nienigte, honderden en honderden menschen, en daarlusschen eene veelkleurige wemeling in dikke drommen van geel en rood en wit en blauw en groen (de groene hommel ge weet welen tallooze wapperende vaantjes, dat alles dooreen draaiend en keerend in be- wonderensweerdige gepaste wendingen en het geruisch van veei volk samen, en het gezang van een laatste opkomende groep.... Hoe schoon Hoe schoon En dat alles in eene inlijsting van veel hooge wit'te huizen met de groote nationale vlaggen, die in zwa re plooien wiid-uit weg en weere slingerden Hoe schoon Jntusschen waren de rijtuigen weg gere den... De hooge Bezoeker had, vergezeld van zijn talrijk gevolg, op de kiosk plaats genomen. Daar overhandigde hem M. Geor ges Lebbe een prachtig geschilderd exem- Jlaar van de cantate. Rond de woorden van de feestcantate, heeft eene kunstige hand in rijkgekozene kleuren, uiterst fijn van verw en uitvoering, eene hommelrank geslingerd eene groene hommelrank, met allerhande goud-gele bellen inééngevlochten, en omlij-

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1908 | | pagina 1