3U7816SEL aan BE POPERINGHEIAAR van Zondag 1 Jaaaari 1311. Een Schot in den Rug 31 Mengelwerk van <-D£ PGPËRiNGHENAAR» oorspronkelijk verbaal door HE\DiliK DE ZE1^TE. Welaanbijt maar toe, heer Nikolaas Weldra zijt gij vast aan mijnen haak VI. Wilt gij 't doen voor vijftien dui zend frank Voorwaar, Jonas Van Helmen was een roekeloos, stoutmoedig man Wat hij in den kouden, woes ten geest had ontworpen, mocht wezentlijk als uitzinnig worden aanzien. Hij wilde den groothandelaar en reeder Meyntens tot zooverre brengen, dat hij last zou geven aan den scheepskapitein Ilum- berg de brik Jonathanonder dezes bevelen voerend, maar gewetenloos in den grond te boren, en, de bemanning reddende, schip en koopwaar in den afgrond te verdelgen. Snood en hoogst misdadig mocht dit wor den geheeten, want wie kon verzekeren dat geen menschenleven zou verloren worden Wie kon er voor instaan, dat de vernieling der Jonathan geené offers zou vergen en eenen anderen on gelukkigen onschuldige een rampvollen dood zou berokkenen? Bovenmate misdadig was het plan van den hert- en geweten loozen Jonas, en meni geen zal zich verwonderen dat hij het aan zijnen vriend Meyntens durfde openbaren. De sl u ween ki I ligkoud redeneeren de koop man wist goed wat hij deed en voorhad Hij had kalm en nauwvorschend zijnen vriend doorpeild, en zijn hert tot in zijn diepste leeren kennen. Hij had bevonden dat het bereid was alles te beproeven, hoe laak baar en uitzinnig ook, ais het maar zijnen zak met de zoo innig beminde schatten vul len kon!... Zoo waar is het, dat alwie aan dwingen der) en overheerschenden hebzucht lijdend is, het brein zóó heeft beneveld, dat het als met eene noodlottige verblindheid is gesla- gen. De reeder Meyntens was eveneens als met zonderlinge blindheid geslagen, en de heb zucht verduisterde zoodanig zijnen geest, dat hij niet het minst bedacht hoe snood hij handelen zou, en nog minder vatten kon welk vermetel en uitzinnig ontwerp, zijn vriend Van Helmen had verzonnen. I)at koopman Van Helmen met den ree der Meyntens speelde zooals de kat doet met eene muis, kan best ons worden verklaard door de geheimvolle samenspraak, die de kapitein der Jonathan voerde, eeni. e dagen geleden, met den opstoker zelf van zijnen meester. Een drietal dagen vroeger had kapitein Humberg zich bij den koopman Van Hel men begeven na door dezen uitgenoodigd te zijn. Deze ontving den zeeman ernstig koel, doch minzaam, en leidde hem in zijn bijzon der bureel, waar een gewichtig gesprek zonder stoornis kon worden gevoerd. De gezagvoerder van de jbrik Jonathan was een man van omtrent zes-en-veertig ja ren, rijzig van gestalte en kloek gebouwd, met breede schouders en machtige leden, die van ongemeene kracht getuigden. Zijn gelaat, dat ruw en grof gesneden was en door weer en zon erg gebruind, werd ten grooten deele door eenen vollen zwar ten baard bedekt, en de zwarte oogen, die in dit donkere w; zen schitterden en harde stekende blikke n schoten, tuurden zoo scherp voor zich uit, dat er weinigen waren die 's mans oogslag konden trotseeren. Onstuimig als eene hevig beroerde zee, was de scheepskapitein uiterl driftig en geweldig, opvliegend, en dit had reeds me nigeen zijner onderhoorigen te ondervinden gehad, wen hij te dicht en te vermetel in de nabijheid van p gezagvoerders zware vuis ten kwam. Des scheepskapiteins bijzonderste karak tertrek was eene kruipende slaafschheid, waarmede hij den voet zijns meesters likte, en zich beieverde al dezen, die in rang of macht boven hem stonden, lafhertig stree- lend, vleiend en involgend te gehoorzamen, om des te meer en te beter den hiel op den nek te kunnen plaatsen van al de arme dui vels, welke' door hun gering lot onder het bedwang of den invloed des geweteriloozen verdrukkers werden gebracht, die dan als een echte d wingeland te werk ging en door menige laakbare, ja, schurkendaden aan zijne onderhoorigen hunne minderheid zwaar deed gevoelen. Kapitein Humberg was daarbij een kop pig voortvarend man, zeer heerschzuchtig en rekbaar van geweten, zonder geloof noch godsdienst in het dorre hert geenen anderen god dan 't geld aanbiddende. Geweten was bij hem een enkel woord, rechtschapenheid eene logen winstbejag zijn doel!... Ha de koudoverleggende Jonas Van Helmen had zijn werktuig zeer goed weten te kiezen, en na den scheepskapitein, van wien hij meermaals had hooren sproken, naar het vernomene te hebben gewikt en gewogen, nam hij, grinnikkend als de duivel zelf, het doodbedaarde besluit den zoo goed geschikten man te gebruiken tot het bereiken van zijn hoogst gewetenloos en laakbaar doel. Hij bad den kapitein te zijnent ontboden en de stroeve man, die den rijken koopman Van Helmen boven zich schatte, had zich gehaast aan dezes uitnoodiging te beant woorden en op 't gestelde uur verscheen 'hij voor den huisheer, die hem verwachtte. Wanneer Jonas Van Helmen, den hoog- staltigen en krachtvollen zeeman ontwaar de, die zeer nederig, groetend en diepbui- gend binnen kwam, had hij hem reeds met èénen enkelen kouden oogslag gansch doorgrond en bestatigd, met innige doch goed verborgene vreugde, dat hij met dien slaafschen kruiper alles zou kunnen ver richten wat hij wilde. Koud bedaard was de blik des koopmans, en even kalm luidde zijn woord, wanneer hij den bezoeker verwelkomde. Wat mag de genadige heer mij te melden hebben? vroeg de zeeman, slaafsch en nijgend. Kapitein, zit neer! verzocht de huis heer den bezoeker, die gehoorzaamde en op eenen stoel plaats nam, dicht bij den lesse naar zich bevindende, waaraan de koopman was gezeten. Spreek op, heer koopmanweervoer de schee psbe vel hebber vurig, spreel vraagik zal u antwoorden tot uwe voldoening, zoo ik kan. Goed! welnu, geene omwegen! Kapi tein, wilt gij een schip, gansch nieuw, om te bevaren en daarbij nog tien duizend frank? Hé! v/at?... gij zegtstamelde de hoogst verraste zeeman, plotselings opge sprongen. Gelief neer te zitten, kapitein, ver zocht de huisheer den ontróerenden zeevaar der, die werktuigelijk op zijnen stoel terug viel. Luister! ik herhaal u mijne vraag! Wilt gij een gansch nieuw schip, wraaropt gij eveneens kapitein zult zijn en eene som 1 op en gansclie van tien duizend frank?... Spreek! Ankers en drissen heer Van Helmen, wat staat daarvoor te doen riep de opgewonden zeeman uit. Zeg mij, heer, wat moet ik daarvoor verrichten Nietssprak de koopman koud be daard. Niets?... niets?... riep de zeeman hoofdschuddend en zijnen aanspreker be ziende, alsof waande hij hem gek. Neen, kapitein, niets behoeft gij te doen ging deze'onverstoorbaar koud voort. Niets behoeft gij uit te voeren, enkel dit te willen is genoeg! Bij'alle noorderwinden heer Yan Helmen, uwe woorden zijn zoo duister als de dikke mist op zee in den diepen nacht morde de scheepsbevelhebber. Heb wat geduld, kapitein, gij zult weldra klaar zien verzekerde de koopman traag en kalm. Die kille én ijskoude houding des hande laars werkte niet weinig op de stormende en loeiende zenuwen van den opbruisenden zeeman, en bedaarde spoedig zijne opge wondenheid. Hij zette zich grommelend neer en wist niet wat denken noch oordeelen van het wonder gezegde van den huisheer. Na dm k voorbehouden. (Wordt roortgezet.) Bfga«a»iiiiiiiimiMi— iimnn i Sskovamvx»*.■*r.nnr*nv>**?vma*a^x±a*a*czt**t-3T;jurai?«w.yjesa*

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1911 | | pagina 5