EEN SCHOT IN DEN RUG tUSMMXiJiï 32 Mengelwerk van -DE POPERiNGHEMAAR' Immers, een nieuw schip te bevaren krijgen, wanneer men reeds jaren op een oud en versleten dobbert, en daarenboven nog tien duizend frank worden geteld, dit alles om niets te doen en enkel te willen, dat mocht toch wel een echt zonderling voorstel heeten. Komaan, heer Van Helmen, voor den dag met uw verzoek! riep de opgewonden zeeman uit Zeg mij ronduit, wat begeert gij van uwen dienaar Ik zal besloot Jonas. Edoch, kapitein, vooraleer ik uiets mededeel, uw woord! Aan geen schepsel, wie het weze, zult gij herha len wat ik u zal mededSelen. Zweer mij dat. Ik zweer niets! bromde de ruwe kerel somber. Immers aan niets toch geloof ik, waarop ik eenen eed kan doen. Maar ik ver pand mijn eerewoord Dat was een weinig voldoende waarborg het eerewoord van eenen gewetenlooze, die aan niets gelooft De koopman vond dit echter genoegzaam en geruststellend, immers, hij sprak kort Uw eerewoord! goed, dat is mij ge noeg! Welnu, luister toe! Uw schip, de Jonathan, is oud en reeds erg gelapt, niet waar Hum! de Jonathan! ankers en dris sendat zou ik gelooven, heer Van Helmen. De arme brik is als ganseh verwonderd en verbijsterd, wanneer zij opnieuw zee moet kiezenHetisalseen oud en afgesloofd peerd, dat voor werken niet het minst meer is ge schikt, en enkel aan rust in den stal zou mo gen denken -— Zoodat gij eveneens denkt dat met de brik uw leven en dit uwer manschap op zee in gevaar verkeert vroeg de koopman koud en doodbedaard. He, toch nietweervoor de scheepsbe velhebber. Het schip, al is het oud, mag niet als te verwijzen worden beschouwdwant het is zeer behoorlijk en doelmatig hersteld geworden, en nog kloek is het, alhoewel... Praatjes, kapiteinonderbrak de koop man kalm. ik weet het beter en daarom heb ik ook een plan. Gij hadt een plan, heer Ja, ik wilde u een nieuw schip doen verkrijgen en met eenen ook mijn vriend Meynten's eenen dienst bewijzen. Zoo! zoo! gromde de kapitein bewon derend en dankbaar. Ja. ik heb het in mijn hoofd gekre gen aan de oude brik een opvolger te geven. Gewis, op een of ander onstuimig oogenblik kunt gij met de gansche bemanning een graf in de zeediepte vindenEen storm is genoeg om het oude vaartuig lek te slaan en u allen in den afgrond van den Oceaan te doen zinken! Geloof mij, de Jonathan is een hoogst gevaarlijk schip geworden, en uw aller leven is op hetzelve in groot gevaar, ja, onmiddellijk bedreigd! Bij alle noordenwindenheer Van Helmen, laat mij toe dat ik u zegge dat de brik in het geheel niet zoo slecht en zwak is als gij voorgeeft en... Stil, kapi ein! onderbrak koudbedaard de stroeve huisheer. Gij weet niet wat gij zegt! Geloof mij, uw schip is zeer slecht en hoogst gevaarlijk is 't nog veel ermee te va ren Maar, heer koopman, dat is niet zoo Ik wil dat het zoo weze! sprak de huis heer kort en koel. Gij wilt dat... Ik wil van u, kapitein Humberg, dat gij, met mij te zamen, krachtdadig houdet staan, tegenover uwen patroon, reeder Meyntens, dat zijn schip, de Jonathan welk gij bevaart, uiterst slecht is en het zeer gevaarlijk, ja, dwaas en roekeloos is, nog ééne reis er mede te maken, dat wil ik, kapitein Bij alle stormwinden maar... Kapitein, gij moet, zooals ik doen zal, eveneens uwen meester, reeder Meyntens, doen begrijpen dat zijn schip niet meer dienen -kan. Maar, te bliksem 'fc kan nog wel dienen. Des te beter, koppigaardmaar toch moet gij den reeder wijsmaken en doen gelooven dat de Jonathan voor niets meer deugt en moet verwezen worden. Ja, om verkocht te worden als brand hout. He de reeder, die de weerde kent van 't geld, zal zoo gemakkelijk niet toestemmen in 't vernielen van een schip, dat hij aan eenen spotprijs slechts zou kun nen verkoopen Dat zal niet noodig zijn. Weihoe? Neen, de Jonathan moet niet worden verkocht, maar. Maar... Zij moet zinken, bromde de koopman ijskoud bedaard. Ja, kapitein uw schip zult gij doen stranden op eene u bekende en verborgene klip. Ho, ho! schipbreuk! Zijt gij daarvan bevreesd Hum neen, maar... de duivel bale mij zoo ik er maar een greintje van begrijp, bromde de zeeman hoofdschuddend. Begrijpen hoeft gij geenszins, kapitein morde de koopman even koud. Enkel hebt gij aan te nemen in uw eigen voordeel Ja, gij moet aan uwen patroon doen verstaan dat zijn schip, dat oud en gansch versleten is, nog eene laatste reis moet maken, om, gevuld door eenige koopwaren, op eene onzichtbare doch u bekende klip te varen, te stranden dus, en in zee te zinken Duizend handspaken Heer Van Helmen, maar... de bemanning wat zal Aan de geschieden. bemanning zal geen leed Geen leedl Niet het minst Maar wanneer zij schipbreuk zullen lijden, wanneer zij in dé golven zullen... -• Maar, kapitein, vergat gij dan mijn woord bromde Jonas koud. Verklaarde ik u niet dat gij niets hadt- te doen, maar enkel te willen? De nikker mag mij kraken zoo ik e^. mij aan versta, bromde de zeeman wrevelig. Gij zult tot uwen patroon gaan, kapi tein, ging de koopman immer ernstig en onverstoorbaar voort. Gij zult met mij zelf bij den reeder Meyntens gaan, en aan dezen bevestigen wat ik u zegde dat zijn vaartuig slecht is en dat gij toestemt liet te laten stranden... Te laten stranden maar... Zoo hij u vijf duizend franken telt en.. Hij zou mij vijf duizend franken tellen? och! kom, heer Van Helmen, gij spot en Gij moet zwijgen en luisteren, kapi tein, weervoer de koopman doodbedaard. Hum, ik luister, morde de zeeman gemelijk. Gij zult dus toestemmen het vaartuig ergens in eenen hoek verloren te doen stranden, opdat uw patroon de schadeloos stel I in der verzekeringsmaatschappij kun ne trekken, prevelde de koopman achteloos, al was hetgeen waarvan hij sprak, de een voudigste zaak ter wereld. Edoch, dit vond de zeekapitein niet het minste. Ho! riep hij uit. Nu begrijp ik alles. Dat staat te zi n, murmelde Jonas Mran Helmen koel. Weet ook dat uw patroon geene bezwaren zal maken, maar u zelf de zaak zal voorstellen. Ha! hij .zelf zou het mij aanzeggen morde de zeeman, bevreemd opziende. Juist, kapitein, bevestigde de koopman kort Gewis zal uw reeder zelf u aanmanen het oude schip ergens te latep verloren loopen, want ik zal hem eveneens gespro ken hebben en overhaald. Ha! deed de zeevaarder en dacht: Wat duivel mag hieronder toch schuilen Wanneer dus uw patroon u aanmaant de Jonathan te laten stranden, ging de huisheer altijd even koudbedaard voort, dan zult gij toestemmen, mits hij u de som van vijf duizend franken betaalt bij uwe terugkomst. Hum! zal ik terugkomen? Och ja, onfeilbaar, wees gerust, bromde Jonas Van Helmen, gij zult dus vijf duizend franken eischen, alsook eene geschrevene verklaring dat uw patroon u de stranding had bevolen, en het op zijn uitdrukkelijk gebod is dat gij zijnen last uitgevoerd hebt. Ha! een bewijsstuk om later mijne vijf duizend franken te kunnen bekomen, niet waar vroeg de zeeman opgewekt. Zoo is 't, beaamde de koopman.

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1911 | | pagina 3