BIJVOEGSEL aan DE POPERINGHENAAR van Zondag 29 Januari 1911
Een Schot in den Rug
35 Mengelwerk van -DE POPERINGHENAAR»
oorspronkelijk verhaal door
HEi\D!lSK de ZEINE.
Beminnen ja, doet zij,sprak Albrecht
mismoedig. Immers, zij ziet er nu sinds kort
zoo erg afgetrokken uit, bedroefd en...
—Welnu, zoo zij mij genegenis, Albrecht,
wat ongeluk zou er wel tusschen komen,
wanneer ik haar tot mijne vrouw verkoos
en haar...
Ja, ja, 't zal wel zoo gaan, ongeluk
kige, morde de jongeling hoofdschuddend.
Gij zijt verliefd op Margaret ha. De arme
meid op u eveneens, en daarvan komt zeker
en vast een huwelijk en ook uw beider on
geluk.
Ons beider ongeluk, Albrecht? Och, kom
Ja, trek maar niet zoo medelijdend de
schouders op, Guido, vermaande zijn vriend
zeer ernstig. Bedenk dat Margaretha arm
is en van geringen standdenk eens, on
derwijzeres gezelschapsjuffer Is dit niet
gemeen voor den zoon van den rijken koop
man Van Helmen P
Margaretha is, zoo zegdet gij mij vroe
ger reeds, van zeer deftigen huize, zegde
Guido met ernst. Zij is beschaafd en wel
opgevoed, daarbij braaf en edelhertig En,
zou het voor mij een ongeluk heeten de
echtgenoot te worden van een perel der
vrouwen
Gij, verliefden, spreekt van perels en
alle soorten van schoone dingen, spotte
Albrecht, en gij ziet niet eens de keerzijde
van den penning aan. Weet gij wel, vriend,
dat gij eenen vader hebt, die, zooals ik hem
reeds leerde kennen, u geenszins de toela
ting zal geven om in het huwelijk te treden
met eene vrouw, die niets bezit.
Maar heeft zij niet genoeg om eene
goede echtgenoote te zijn? Bezit zij, o Al
brecht niet genoeg zielégafen, die rijkelijk,
overvloedig het gemis aan fortuin vergoe
den
Daarover zal ik met u niet redetwisten,
Guido. Neen, maar vooraleer gij een onher
roepelijk besluit neemt, wil ik u, als ware
vriend, rechtzinnig waarschuwen, sprak
de rechtschapen jongeling met vuur. Aan
hoor mij en geloof wat ik u zeg. Zoo gij
Margaretha tot uwe vrouw verkiest, dan
loopt gij het ongeluk vermoedelijk te gemoet.
Albrechtik dank u uit ganscher hert
voor uwen goeden raad en uwe verkleefd
heid, waarvan gij mij overvloedige blijken
geeft, doch antwoord mij eens rechtzinnig
op mijne enkele vraag: Zoo gij in mijne
plaats waret en eene edelhertige, deugdzame
en beschaafde, bekoorlijke maagd vondet,
die gij vurig bemint en die u eveneens lief
heeft uit ter herten, zoudt gij haar ontvluch
ten en versmaden? spreek!...
-- Guido! Guidoriep de verbijsterde jon
geling uit.
Spreek op, Albrecht, en antwoord
Maar, Guido...
Geene uitvluchtsels, vriend, antwoord en
kel op mijne vraag. Zoudt gij die perel der
vrouwen verwerpen en haar, die uwe keuze
gansch weerdig was, verstooten, vermijden
lk, neen!... stamelde de jongeling
fluisterend.
Welnu, wat zoudt gij doen, Albrecht
Ik... zou... haar huwen! lispelde Al
brecht schier onhoorbaar.
Ha! gij eveneens zoudt dit doen, niet
waar, Albrecht? Gij zoudt die uitverkorene
tot uwe vrouw verheffen welnu, dank
voor uwe rechtzinnigheid en schenk mij nu
uwe hulp tot het bekomen van de hand
mijner beminde Margaretha?...
Welnu, ja, ik wil u helpen en doen
voor u wat ik kan. Edoch, zoo gij gelukkig
zijt, dan... dan moogt gij mij vrij vergeten!
Maar... zoo u ramp en onheil komen tref
fen, clan toch herinner u uwen vriend Al
brecht, en kom bij hem steun en sterkte,
ja, misschien redding zoeken! Beloof! ho!
beloof mij dat, Guido!..,
Ik neem dit aan en beloof u, Albrecht,
nooit eenen zoo edelhertigen en waren
vriend, hetzij in geluk ofwel in rampspoed,
te vergeten Ik bid u nu mij eenen grooten
dienst te wil left bewijzen. Geef mij de gele
genheid mij aan Margaretha te kunnen
verklaren, en haar te vragen of zij er in
toestemmen kan mijne vrouw te worden.
Guido, uw besluit staat dus vast
Ja, Albrecht!
Niets kan u doen wankelenen hetzelve
veranderen
Niets neen, mijn vriend
Zelfs... uw vader niet?
Neen want mijn vader zal toestem
men.
Hum deed Albrecht erg ongeloovig.
Zoodat gij volherdt? Gij wilt, trots alles,
van Margaretha uwe vrouw maken
Ja, 't is mijn oprecht vurig verlangen!
Welnu, ga huiswaarts en wachtIk
zal u de gelegenheid weldra verschaffen
Margaretha te spreken.
Beide jonge lieden drukten elkander diep
geroerd de handen, en Guido vertrok ijlings,
ten einde zijne hevige ontroering meester te
kunnen blijven.
Zijn vriend keerde zeer ingetogen in huis
terug en begaf zich naar de zaalwaar zoo
even dit gevoelvol onderhoud was gevoerd
geworden.
Hij liet zich op eenen stoel nedervallen
en morde
Helaas! wat ik mij op de schouders
legde, is voor mij eene zeer kiessche zaak
Immers, ik ook, ik ja... ik bemin Marga
retha
's Jongelings gloeiend hoofd zonk op zijne
borst en eene lange wijl was hij in diep ge
peins verzonken.
Eindelijk schoot hij uit eenen bedwelmen
den droom, sprong op en sprak besloten
Ja, ik zal de opoffering doen!... Im
mers mij verkoos toch Margaretha niet,
maar onloochenbaar is 't, dat zij Guido
bemint.
Welaan, aan 't werk voor hem. Ik wil
hem steunen met al de zoo krachtige mid
delen, die de ware en zuivere vriendschap
biedt
Hij verliet met spoed de zaal.
IX. Ach7e heb mijne ziel aan den
duivel verkocht
De Jonathan was vertrokken...
Reeds een tiental dagen was het vaartuig
heen, wanneer het aan koopman Jonas
Van Helmen geradig voorkwam het tweede
gedeelte van zijn plan uit te voeren.
't Was duister, wat hij in zijn schild voer-
doch dat het zeer doel treffen was, zullen wij
weldra vernemen.
Volgen wij hem, of beter nog, gaan wij
hem rap voor, om wat eerder dan hij ter wo
ning van den reeder Nikolaas Meyntens aan
te komen, waar wij den man, in gezelschap
zijner dochter zittend terugvinden.
De twee-en-twintigjarige Paula mocht
waarlijk eene schoone' maagd genoemd wor
den Edoch, al wie haar naderde was wel
geenszins ingenomen voor die verwaande en
aanmatigend uitziende juffer, die te veel be
wust was dat zij rijk was en van leden wel
gevormd, om niet overmatig trotsch en
hoogmoedig te zijn en zich grillig en wispel
turig te gedragen.
De dienstboden, geen van allen, konden
de onverdraagzame en versmadende deerne
lijden, en heinde en verre werd het bekend
wat een onhandelbaar en ondienelijk schep
sel Paula Meyntens was.
Daarenboven, door haren lauwhertigen
vader gansch meester gelaten, was zij eene
ware huisplaag en heerschte zij over alles
met den meest verwaten overmoed.
Een hert had dit meisje gewis niet of het
moest van staal of steen zijn gevormd. Im
mers, medelijden was haar onbekend, zach
te gevoelens waren haar gansch vreemd, en
enkel kende zij trotsch, eischen en gebieden,
zonder te willen weten wat toegeven of
plooien beteekenen kon.
Dit was nu de vrouw, die koopman Van
Helmen aan zijnen oudsten zoon bestemde.
Waarom Enkel omdat zij eenige erfgena
me was eener groote fortuin, en zij aan ha
ren echtgenoot een gewichtigen bruidschat
zou medebrengen.
Jonas Van Helmen had opzettelijk een
zoo duister als snood plan gebrouwd, om
voor zijnen oudsten zoon de rijke erfgena
me te bemachtigen, en wanneer hij dacht
zijnen slag te kunnen wagen, zou hij, be
daard, ijskoud, zooals hij immer was, den
aanval beproeven.
"p|»«rriTrr<a»a«iin■»-