NIEUWSBLAD VOOR
POPERINGHE
OfflSTREKEN,
HET NOTARIEEL EN NIJVERHEIDS ANNONCENBLAD
verschijnende
den Zaterdag
namiddag.
Koopt «we MEUBELS, Stoeien, Kindervoituren,Stoors,Gordijnen,Tapijten, In den Bazar, bij Sansen-Decorte, Poperinghe
Hoppeporsen Kepers
Een Schot in den Rug
Zondag 26Maart ign
5 Centiemen.
7e faar. N* 17
ANNONCEN
Esrste Taps, Bollingen
ea rterbergkermissen
fnits betaling van 25 c".
INSCHRIJVINGSPRIJS
Buiten grondgebied van
Poperinghe
Op grondgebied van
Poperinghe
Buitenland 4,60 fr
Uitgever, VALERE SANSEN, Boek- en Steendrukker, Gasthuisstraat, 15, Poperinghe.
Notaris VANDE LAN0ITTE,
Opeti bare Verkoopi ng
te POPERINGHE, bij 't kerkhof,
op Maandag "27 Maart 1 9 I I
Gaston PEEL te Ronsbrugge Haringhe
en Joseph BAYART te Becelaere.
Dinsdag 28 IViaart 1911instel
Dinsdag 11 April 1911,overslag,
Notaris BOUCQUEY,
Maandag "27 Maart 1911,
Verkooping van
KI I Ï7TQ 's meer aan te bevelen tegen
14 1 Ij 1 u Bloedsgebrek, Bleekzucht, Ze
nuwziekten, gebrek aan Eetlust, Uitputting
en alle Ziekten door overlast veroorzaakt,
dan de VERSTERKENDE PILLEN.
Notaris EMiLE BUTAYE,
Woensdag 5" April 1911,
Stad POPERINGHE,
Gemeente BIXSCHOTE,
Bestolen in den trein.,
Over opvoeding.
Onze kleine kinderen.
Nationale Inschrijving
Den drukregel 10 e.
Het daalde Annoncen
volgons o vereen komst
worden ingelijfd
Alle Annoncen
vooraf betaalbaar
moeten vóór den
V rij dag-noen
ingezonden worden.
SNAAR
Het recht, annoncen oj
artikels te weigeren is
voorbehouden.
2,50 Fr. VOOR IEDEREEN.
De Herbergiers hebben recht
aan Kostelooze inlasscliing
van twee Herbergfeesten.
Bijzondere buiten stad 2,50
binnenstad 2,00
Herbergiers buiten stad 1,60
binnen stad 1,00
De plakbrieven
die bij mij gedrukt zijn
zullen ééns onvergeld
in het blad verschijnen.
bso» wmêmbbbomm
VVekelijksche Almanak.—Maart.
Zon op. Zon ond.
Zondag
26
4~ Zondag van /ten Vasten. II. Emmanuel.
5 u
35 m.
6 u.
4 m.
Maandag
27
II. Joannes Damascenus, Rupertus.
5
33
6
5
Dinsdag
28
H. Joannes a Gapistrano, Sixtus.
5
31
6
7
Woensdag
29
H. Eustasius, Paula.
5
23
6
9
Donderdag
30
11. Quirinus, Amedeus.
5
26
6
11
Vrijdag
31
II Balbina, Cornelia", Benjamin.
5
24
6
12
Zaterdag
1
H. Hugo, Demetrius.
5
22
6
14
Eerste Kwartier.
Volle Maan.
Laatste Kwartier.
Nieuwe Maan.
Dinsdag 7 Maart, ten 11 ure 2 minuten 's avonds.
Woensdag 15 Maart, ten 11 ure 50 minuten s' avonds.
Donderdag 23 Maart, ten 0 ure 26 minuten 's morgens.
Donderdag 30 Maart, ten 12 ure 38 minuten 's namiddags.
STUDIE VAN DEN
TE VLA MERTING11E.
van
aan de herberg Het Doolhof
om 2 ure juist.
Door 't ambt van den Notaris BAC-
QUAERT te 1 'opcringhe.
Studiën van de Notarissen
en
telkens om 2 ure stipt namiddag
ter herberg La Ville de Dunkerque bij
René Vanoverberghe, (er dorpplaats van
Ruusbrugge, van m
Gemeente ROUSBRUGGE-HARiNGHE
langs den keiweg van Watou naar Proven
Koop I. Eene partie Zaailand, sectie C,
nummer 627, groot 96 aren.
Koop II. Eene partie Zaailand, sectie C,
nummers 520a, 521a, 522a en 523a, groot
2 Hectaren 35 aren 60 centiaren.
Verdeeld in 4 loten.
Boomprijs280 franken.
Deze goederen zijn in pachte gehouden
door vrouw wed. Desaegher-Kesteman en
Kinders te Watoutot P October 1917,
mits 350 fr. 's jaars boven de lasten.
1/2 per gewin van instelpremie.
KANTOOR VAN DEN
TE POPERINGHE.
om 2 uren namiddag, op het hofstedeken
gebruikt door Auguste Decreus-Maerten, te
Poperinghe, Steenweg naar den Abeele,
Koei, Jaarlingkalf,
600 Hoppepersen, Hooi-schelf,
Land-alaam, Menagie-gerief.
Betaalbaar in handen van den Nota
ris Huaicqiiffy voornoemtl.
Prijs 3,00 fr. de doos van 100.
Algemeen dépot: Apotheek, A. MONTEYNE.
Groote Markt. 18. POPERINGHE.
STUDIE VAN DEN
De Haernestraat, 4, t'YPER.
Door sterfgeval en om uit gemeenzaamheid
te scheiden.
om 3 uren slipt namiddag
Ier gehoorzaal van het Vredegerecht, ten
Païeize van Justicie, tYper, van
KOOP 1 Een Hofstedeken, waarvan de
gebouwen aan deo gebruiker zijn loebehoo-
rend, ter grootte van 2 h. 75 a. 86 c. onder
grond van gebouwen, hof, boomgaard,
meersch en zaailanden.
KOOP 2. Eene partij Zaailand, groot
56 a. 80 c.
KOOP 3. 42 a. 60 c. Zaailand.
Gebruikt den grond der gebouwen tot den
1 October 1940, aan 10 franken en bet ove
rige tot den 1 October 1919 aan 480 franken,
al bij jare en boven de lasten, door sleur
Henri Bocket-Deprez.
KOOP 4. Een Hofstedeken, waarvan de
gebouwen aan den pachter zijn behoorende,
eener inhoudsgrootte onder grond van ge
bouwen, boomgaarden, weiden en zaailan
den, van 2 li. 04 a. 60 c.
Verpacht aan sleur Henri CSppéTaer"A;~töf
den 1 October 1916, mits 285 franken per
jare boven de contributiën.
Langs de Langemarèkstraat, niet verre
der Plaats.
K00PEN 5. 6 en 7. Eene partij Zaai
land, zeer wel gelegmi voor bouwgrond,
groot 72 a. 30 c.
Gebruikt door sieur Henri Vanacker-
Verstraete, aan 60 franks en sieur Alphonse
Terriere, aan 65 franks, al bij jare, boven
de lasten, zonder pacht.
K00PEN 8, 9, 10 en 11. 1 h. 29 a.
85 c. Zaailand, opperbest geschikt voor
bouwgrond.
Verpacht aan vrouw wede Prosper Beeuw-
saert-Coene, met pachtrecht tot den 1 Octo
ber 1919, aan 260 franken *s jaars, boven de
con iribu tien.
Gewin van 1)2 °)0 instelpremie.
Met tnsschenho>nst van den Notaris
Van Caiilie te Brugge
Ziet de plakbrieven niet plan.
Naar het EngeUch
Zoowat tien jaar geleden was ik machinist
op den exprestrein tusschen M... en B...
Op een kouden morgen in de maand maar!
op de locomotief staande, in afwachting van
het sein tot vertrek, zag ik dat mijn stoker,
Tom Brady, met een anderen persoon in
druk gesprek op het perron stond. Een
oogenblik later kwamen beiden op mij af.
Watson, zegde Brady, dat is mijn
vriend Barston. Hij zou geerne op de machien
meerijden tot C...
All right, antwoordde ik terstond,
want Brady was een goede man en ofschoon
ik niet van een derden persoon op mijn
locomotief hield, wilde ik hein niet gcepne
iels weigeren,
Stap op, Barston, zegde Brady, e de
vreemdeling liet zich dit geen tweemaal
zeggen.
Als mijne tegenwoordigheid u maar in
't minste zou hinderen, zegde hij, dan moet
gij het maar zeggen, M. Watson; en ik ga
dadelijk in een der waggons zitten.
Ik antwoordde, dat ik er niet het minst
op tegen had, omdat het Brady aangenaam
was. Hij bedankte mij voor mijne goedheid
en zette zich op de kolen neêr, belangstellend
de geheele inrichting van de machien bewon
derend.
Terwijl hij hiermee bezig was, werd et-
geluid, de fluitjes van de conducteurs floten
hun schel seiu en voort vlogen wij.
Ik heb M. Atway, den kassier van de
M bank, in den salonwagen zien stappen,
zegde Brady, ik geloof dat hij weer een
aardig sommeke in zijn porte-feuille draagt
hij gaat zeker weêr meê naar C...
Dat zal waar zijn, zegde ik, het is
algemeen bekend, dat hij dikwijls groote
sommen in bankbiljetten bij zich draagt. Dat
hij maar oppast, of hij wordt nog eens
bestolen.
O, geen nood. M. Atway is voorzichtig
genoeg, vervolgde Brady, hij zal zich den
kaas niet van het brood laten eten.
L)at neemt niet weg, onderbrak «aijn
passagier, dat hij groot gevaar loopt en hij
vandaag of morgen wel eens er in kan vlie
gen. Daar zijn genoeg geslepen dieven, die
de voorzichtigheid van M. Atway wel eens
konden verschalken en die een sommeken
van eenige duizenden dollars niet te ver
smaden vinden.
En hierop volgde een verbaal van een
kassiersknecht, die op klaarlichten dag be
roofd en vermoord was, in alle geur en
kleur beschreven.
Daar loeren er nog genoeg op zoo'n rei
zend heer, besloot Barston en haalde meteen
zijn horloge voor den dag.
Hoe laat zijn wij juist te C...?
Binnen twintig minuten zullen wij er
ziin. was mijn antwoord.
Ik kan dan dadelijk door naar New-
York, geloof ik.
Ja, tien minuten na onze aankomst
gaat er een trein naar New-York.
Op dit oogenblik reden wij een tunnel
binnen en behalve liet vuur van onze machine
verkeerden wij in stikdonker. De tunnel had
een lengte van ongeveer een mijl. in twee
minuten zouden wij die afleggen. Juist toen
wij uit den tunnel kwamen, belde het nood
signaal zeer heftig.
Wat moet dat, wie luidde die bel? vroeg
Barston verbleekend.
Zonder te antwoorden, greep ik de rein
en bracht den trein tot stilstand.
Wilson de conducteur, kwam naar voren,
even ontdaan als mijn passagier, en wij lie
pen hem te gemoet.
Wat is er gebeurd, en wie heeft alarm
gemaakt?
Ik, M. Atway van de M... Bank, is
2000 pd. st. ontstolen!
Hoe is 't mogelijk Hebben ze den dief?
Neeü, de schelm is in den tunnel van
den trein gesprongen.
Nu vooruit, wij kunnen niet wachten,
wij moeten voort
Wij zijn een paar minuten te vroeg en
kunnen best wachten, zegde Wilson, ik
neem de verantwoordelijkheid op mij.
Hoe is hij bestolen, wat is er gebeurd
vroeg ik.
't Is in den tunnel gebeurd. M. Atway
heeft altijd de eerste couj vlak bij de deur
van den salonwagen gereserveerd, vandaag
ook. Toen wij even in den tunnel waren,
hoorde hij de deur van het compartiment
opengaan, het was stikdonker en hij onder-
scheide niets. Op hetzelfde oogenblik kwam
hem eenchloroformlucht in den neus, daarop
werd hem een zakdoek met dit goed voorge
houden, maar gelukkig hield hij zijn adem
in en snoof het niet op. Toen hij op wilde
staan, werd hem de porte-feuiileafgerukten
kreeg hij eenen geduchten slag op het hoofd;
hij greep ecliter den dief bij den arm en hield
dien omkneld, terwijl hij uit alle macht, om
hulp riep. Door het geraas van den trein
hoorde niemand hem, de booswicht wrong
zich aanstonds naar het portier en Atway,
die steeds zijn arm vasthield, werd meege
sleept.
Buiten op het bordes rukte de dief zich
los en sprong den wagon af.
Dan is er kans, zegde ik, dat hij gedood
of minstens gekwetst is.
- Ja, het is mogelijk. M. Atway en eeni
ge passagiers zijn den tunnel in, om naar
het geld of den dief om te zien. Daar komen
zij terug.
Ik zag in de richting van den tunnel en
zag eenige heeren aankomen. Voorop ging
M. Atway. Hij hield iels, dat op de geroofde
porte-feuille geleek, in de hand, en nader
bijgekomen, herkende ik deze porte-feuille,
waarin hij altijd weerden mede op den trein
narn.
Heeft u iets gevonden? riep Wilson.
De ledige porte-feuille, maar niets van
den dief. Ik ben geruineerd.
't Is jammer, M. Atway, zei de conduc
teur, laat ons hopen, dat er nog iets van
terecht komt, maar nu moeten we weèr
vooruit.
Natuurlijk, voegde de arme kassier er
bij. Ik dank de heeren voor hunne hulp
De reizigers hernamen hunne plaatsen en
ik besteeg mijn machien, weer gevolgd door
Brady en diens vriend Barston.
De beide laatsten spraken nog veel over
het voorval. Ik mengde mij echter niet in
het gesprek.
Ik had iets opgemerkt, dat mij stof tot
nadenken gaf. Mij kwam het voor, dat ik
misschien den dief zou kunnen hei pen vatten,
en zocht naar een middel, om mijn vermoe
den aan het gerecht mede te deelen.
Wij komen nog op tijd voor den New-
Yorkschen trein te C..., zegde Barston,
terwijl hij op zijn horloge zag. Ik was bang,
dat dit oponthoud mij den trein voor New-
York zou doen missen.
Wij komen bijtijds voor uwen trein te
C.,„ zegde ik, maar ik ben bang, dat gij
(martneè niet verder zult reIMf,'voordat iets
door u opgeheldert is.
Wat belieft u? vroeg Barston, terwijl
Brady mij sprakeloos aanstaarde.
Ik denk dat gij iets van dien diefstal
weet.
Hij is stapelzot, schreeuwde Barston.
Stond ik niet hier voor op de machien, toen
we in den tunnel waren?
Juist.
Gij stondt hier op de machien, maar
toch weet gij er meer van.
Dan houdt gij mij voor een dief? dat
zult gij mij verantwoorden.
Als gij onschuldig zijt, zal 't mij genoe
gen doen, zegde ik.
Ik zal u wel vinden
Wij zuilen zien, antwoordde ik onver
schillig.
Watson, gij zijt zot, gij vergist u.
Barston kan onmogelijk van de zaak iets
weten, voerde Brady mij tegen.
Hoe lang kent gij hem, Brady? vroeg
ik hem.
Sedert drie dagen, maar...
Juist, dat dacht ik wel.
Ik houd er aan, de reden te weten
waarom gij mij van diefstal verdenkt, bul
derde Barston.
Goed, 't kan me niet schelen, of ge ze
weet of niet. Ik heb opgemerkt, dat, toen
gij uwen overfrak, even nadat wij de statie
te M... verlaten hadden, losknoopt et, uw
zak vol bankpapier was.
Nu, wat zou dat? 't Is mijn eigen geld.
Kan iemand geen geld op zak hebben, zon
der een dief te zijn? Buitendien, de diefstal
was toen nog niet gebeurd.
Daar ben ik niet zeker van. Atway was
ziju geld al kwijt, voordat wij wegreden.
Kort en goed, gij en Atway kennen elkan
der en Atway liegt, dat hij met een dief in
den tunnel geworsteld heeft. Ik heb den
blik wel opgevangen, dien hij met u wisselde,
toen hij met de ledige porte-feuille in de hand
uit den tunnel kwam. Gij hebt daarop neen
geschud.
Dat is zinneloos. Ik heb den man nooit
te voren gezien.
Als gij onschuldig zijt, dan hebt ge ook
nieis te vreezen.
Gij zult mij niet aangeven. Ik zal die
schande niet ondergaan.
Ik gaf hem geen antwoord. Hoe meer hij
zich verdedigde, des te sterker werd mijne
overtuiging aan ziine schuld.
Wij zwegen allen. Toen wij de hangende
brug over de C.-rivier naderden en ik den
stoom afsloot, maakte Barston eene bewe
ging, om van den trein te springen, maar ik
weerhield hem.
Bardy zag deze bewegiijg en zegde tot mij
Ik goloof dat ge gelijk hebt, Watson.
Maar ik hoop, dat ge mij ook niet zult ver
denken.
Neen, dat doe ik niet, antwoordde ik,
ik ben er zeker van, dat ge geen schuld aan
de zaak hebt.
Drie minuten later kwamen wij te C...
Barston bood geen verderen weerstand en
was eenige minuten daarna in hauden van
de politie, evenals M. Atway, de kassier.
Eerst hielden beiden hunne onschuld
staande. Maar toen de bankbiljetten uit
Barston'soverfrakdezelfde nummers schenen
te dragen als de verdwenen bankbiljetten
uit de porte-feuille van den voorzichtigen
kassier, veranderde het tooneel.
Barstcn's ware naam was Dalton, schoon
broeder van Atway. I11 de wachtkamer te
M... hadden zij de briefjes reeds verwisseld
en de tunnelgeschiedenis met de chloroform-
zakdoek inbegrepen, was geheel uitgevon
den.
De beide bloedverwanten genieten reeds
sedert jaren eene strenge gastvrijheid, en
wel voor een groot deei van hun leven.
Het bestuur van de M... bank zond mij
den volgenden dag eene enveloppe met
100 pd. st., een schoon dagloon voor eenen
machinist.
het onderwijs geen brood verschaft. Het
geeft de middelen om brood te koopen en
hebt ge daarbij eenig godsdienstig gevoelen
in de hartjes geprent, dan zal do afgesloof
de vader of een lijdende moeder nooit die
pijn moeten doorstaan dat hun eigen kin
deren hun brood weigeren.
In zijn vastenbrief heeft zijn Eminentie
Kardinaal Mercier toch zoo schoone gedach
ten medegedeeld over de opvoeding der
kinderen uit het volk.
Ze dolen zegt Hij de ouders, die denken
dat zij aan hunne kinders niets anders ver
schuldigd zijn, dan brood als voedsel en
kleederen als dekking. Er zijn ouders die
onbekommerd, de arme kleinen dwingen
voor den tijd hune teedere lidmaten af te
slooven door echten dwangarbeid, hun jonge
borst te vergiften met besmettende uitwase
mingen, en die wanneer ge over school of
catechismus spreekt, onverschillig ant
woorden Zal ons dat brood verschaffen
Wel ja, dat zal morgen aan uw kinderen
het levensonderhoud bezorgen, en,misschien
overmorgen, zal het voor u zelf, ouders,
brood opleveren.
Daardoor dat gij die zwakke schepseltjes
ter wereld bracht, het vleesch van uw
vleesch, en het bloed van uw bloed, naamt
gij den last op hun in de eerste kindsheid
voedsel, kleeding en zorgen aan te schaffen,
maar ook de eer en de verplichting hen op te
leiden, 't is te zeggen de verplichting hun
voor het later leven meê te geven wat ze
noodig hebben voor den strijd van het leven.
Gij moet van die kinders menschen ma
ken, die bekwaam zijn voor zich zelf te
zorgen bekwaam zich aan te schaffen alles
wat noodig is voor het tijdelijk en voor 't eeu
wig leven.
1/ Onderwijs, ontwikkeling van 't ver
stand en 't aanleeren van een bedrijf, vol
gens de vereischten van uw stand.
2/ Opvoeding, zedelijke en godsdienstige
opvoeding van den wil om uw kinders te
wapenen met weerkracht en moed tegen de
moeilijkheden en de gevaren van den dag.
Die opvoedingstaak vervalt dan eerst,
wanneer de kinderen zelfinhun levensonder
houd kunnen voorzien. Zegt dus niet dat
XVI
PAPPEN.
Mag men pap leggen op eene zeere
plaats die bedreigt te verzweren
Ja, maar slechts korten tijd, b. v. 2 dagen.
Met te lange te pappen, zou de wassende
etter al 't gezond vleesch afeten en alzoo
groote verwoestingen te weeg brengen. Ten
langen laatste, de. stroom breekt door, de
brug valt in, en er blijft een diepe, bochtige
put, die maar traag en oneffen weder zal
gevuld worden.
Hierna 2 voorbeelden om dit doelmatig
en tastbaar te maken.
Waarom krijgt men soms gedub
belde litleekens aan den hals
Omdat men daar te lange gepapt' heeft,
uit averechtsche misverstane vrees van ge
schonden te zijn De etter, gelijk eene inge-
brokene en ingeslotene rat, heeft al de
gezonde spieren afgeknaagd om buiten te
geraken. Geeft de geneesheer, in 't eerste,
eene kleine sneè of stek, de knagende vijand
loopt buiten, 't zeer verdwijnt en de wonde
geneest schoone.
Waarom lijdt men veel en lange,
waarom verliest men soms een vinger
beentje door de vijt
Nog eens omdat men te lange paptGing
men, na 2 dagen pijn te lijden, naar den
doktor om de verzwering te doen opensnij
den, nooit zou men een beentje verliezen,
nooit zou men veie slaaplooze nachten door
brengen, maar altijd vlug en ongeschonden
genezen
VADERS EN MOEDERS,
Wilt gij schoone en fraaie kinderen hebben,
wacht nooit lange van uwen geneesheer te
raadplegen, wanneer er eenè verzwering
opkomt, 't is gelijk waar, maar bijzonderlijk
aan bloote lichaamsdeelen aangezicht, hals
en handen.
Dokter C. PATTYN.
Berek St Donaas - Brugge
ten voordeele
der Witte Paters van Afrika.
Onder de hooge bescherming van Z. D.
II. Mgr. Wa/felaert en Weled. Heer
Baron Ruzette, Gouverneur van West-
Vlaanderen.
Onze lezers zullen reeds vernomen hebben
hoe het Vicariaat van Opper-Congoland in
de laatste tijden hard is beproefd geworden,
in 1901 was daar de zendingsstand St Do
naas - Brugge gesticht. Doch de vreeselijke
slaapziekte is de zoo bloeiende missie komen
overvallen en uitroeien. Dringende hulp heb
ben de zendelingen noodig om een nieuwen
missie-post te stichten in de gezonder streek
van NKuvu. Een andere ramp is zich daarbij
komen voegen in December laatstleden
heeft eene aardbeving Boudewijnstad ver
woest. De prachtige hoofdkerk, het sierlijk
ste gebouw van Congoland is erg bescha
digd het huis der Paters, het klooster dei-
Zusters, andere gebouwen dezer aanzienlijke
christengemeente dreigen in te vallen. De
ramp is groot en eischt spoedigen onderstand.
Daarbij, door den wonderen vooruitgang
van het geloof, zijn de missionnarissen ge
noodzaakt een nieuw werk te stichten,
te weten het oprichten van een Seminarie
te Boudewijnstad, tot ernstige en volle
dige opleiding van Congoleesche priesters.
Ongetwijfeld zal dit werk veel bijdragen tot
de christelijke ontwikkeling van de Congo
leesche bevolking, waar ook groote gelde-
43 Mengelwerk van-DE POPERINGHENAAR
oorspronkelijk verhaal door
ni:\i»itIK s»i-: zci.M:.
Ja, 't moest zijn dat de koopman gansch
van gemoed veranderde, en van tijger een
schaap ging worden Immers, de tegen
spoed, die hem vervolgde, gepaard met de
velerhande plagerijen en kwellingen, waar
mede de hertelooze Arnold zijnen schuw
geworden vader tergde, hadden het harde
karakter van den killen en kouden man
reeds zooverre getemd, dat hij vrees en
wroeging in het schuldig hert begon te
voeden, en het zich berouwde met zijnen
oudsten zoon Guido, die toch zijnen vader
immer eerbiedigde, zoo gewetenloos en
hardvochtig te hebben gehandeld.
In 't stille diep zijns herten nam hij voor,
naar zijnen verdwenen zoon te zoeken en
zelfs vergiffenis te vragen, den vloek, over
hem zoo barbaarsch uitjestooten. van zijn
hoofd te nemen en met den rechtschapen
jongen het overige van zijn leven te slijten
Maar wat er hem overkomen was, dat hij
zoo ineens naar 't goede overhelde en van
gevoelens zoozeer veranderde...
Wat mocht, daarvan de oorzaak zijn dit
kon Arnold zelf niet gissen en hij loerde
soms den diep weemoedigen man ter sluiks
bevreemd en onrustig aan. wijl hij dacht
Alle duivelen wat voert die oude in
zijn schild Hij wordt mij zoo aardig kwe
zelachtig Haopgepast voor de fortuin
want, de oude suffer zou zich nog wel eens
kunnen cellebroeder steken en dan....
De afreis naar Marseille deed eensklaps
een snood plan in zijnen geest ontslaan.
Wat Van Helmen ook praatte, gebood of
bad, om den herteloozen schurk te Lyon te
doen blijven, hij luisterde naar niets en
bracht het zooverre dat hij. met zijnen va
der, tegen dezes wil en dank, Lyon verliet,
om te zamen met hem d,e reis naar Marseille
te ondernemen.
Vader Van Helmen was zeer zonderling
te moede, wanneer hij met zijnen zoon, dien
hij inwendig vreesde, op den spoortrein
plaats nam.
Wat een zonderling voorgevoel den koop
man tergde, was niet uit te leggen, en geen
wonder was 't dat hij zoo afgetrokken en
weinig sprekend in den reiswagen gezeten
was
De reis van Lyon naar Valencia liep voor
spoedig af, en de twee reizigers stapten in
deze stad af om er het noenmaal te nemen.
Edoch, de sluwe Arnold had. het derwijze
geschikt, dat, als zij in de spoorhalle terug
kwamen, het uur van hunnen trein reeds
voorbij was, en zij genoodzaakt waren den
volgenden trein af te wachten.
Daar de Novembermaand reeds verre ging
en de dagen niet lang meer waren, begon
de avond aan te breken, toen de twee rei
zigers in hunnen wagen gezeten waren.
Was het nu een toeval of een sluw bedrijf
van den snooden Arnold?... maar beiden
waren in eenen ledigen reiswagen gestegen
en als de spoortrein de stad Valencia ver
liet, bevonden zich de twee reizigers gansch
alleen. Van Helmen, dit bemerkende, had
gesidderd, onwillekeurig, zonder eens recht
to weten, waarom.... Hij had een schuwen
blik op het vossengelaat van zijnen zoon g
slagen, die daar wel is wair, kalm en be
daard neder zat, maar hij wien een zonder
ling vuur in de gluipende oogeri fonkelde
Huiverend van onuitlegbare benauwdheid,
had de koopman de hand aan zijnen borst
zak geslagen, waarin de brieventesch zat,
die zijne fori ui n bevatte en die beweging
had die loerende schelm goed gezien en hij
dacht
Duivels! daar zit de schat! opgepast!
Korts nadien liet hij het hoofd als mach
teloos zwak voorover vallen, zonk ineen en,
zwaar snorkend, als was hij in eenen diepen
slaap gevallen.
Daardoor week 's koopmans vrees en
eveneens, door 't geschommel des spoor
wagens gewiegd en het hoofd ook wel wat
door den gedronken wijn bezwaard, vielen
de oogleden van Jonas toe en hij ook sliep
in.
Hevig snuivend en gierend vloog de spoor
trein door veld en door bosch.
De wagen was schaarsch verlicht door een
klein oliepitje, dat eenen doodschen schijn
rondom wierp.
Dan richtte stil en behoedzaam de snoode
veinzaard, die geenzins sliep, zich op en
boog zich voorover.
Zijne hand kwam vooruit, zooals de slang
haren kop akelig bedreigend naar 't slacht
offer reikt. Kromgehaakte magere vingeren
bereikten de borst van «ten slapenden vader,
die gewis van den verdwenen Guido droom
de, welken hij weleer verstootte, vervloekte
Daar heeft de klauw van den geweten-
looze de borst zijns vaders bereikt, wiens
hert hij bonzend"voelt kloppen...
Stil vooruit!... de vingeren behendig en
stout den binnenzak ingekronkelden... ha!
de brieventesch!...
En behendig en rap rukt de booswicht de
tesch uit den zak zijns vaders en bergt ze ge
zwind in de zijne
Edoch1 daar ontwaakt de schrikkende
man Hij slaat beide handen aan den borst
zak, waar hij beweging voelde. Maar weg
is de brieventesch
Laffe diefhier wat gij mij ontstoolt
brult de koopman opvliegend en hij werpt
zich vooruit en grijpt zijnen zoon aan met
al zijne kracht.
Arnold, door vliemende hebzucht, een on
dier gelijk, slaat zijne klauwen heftig om
de keel van den achteruit deinzenden grijs
aard, wijl bij briescht
Laaf af't is mijn
BoefDiefhuilt de half geworg
de, terwijl hij zich wanhopig tracht te ver
werenHi.j springt woest vooruit... grijpt
naar den eerloozen schurk Maar deze
brengt hem eenen zoo vreeselijken stamp
toe op de borst.... dat hij achteruit vliegt
en geweldig tegen den reiswagen bonst
Maar.. oGod hoe vreeselijk „die deur,
slecht gesloten, vliegt open, een zwaai...
en en daar is koopman Yan Helmen in
't nachtelijk duister verdwenen
En wijl gierend en stormend de spoortrein
vooruit snelt en de ontzette Arnold zijn hoofd
met beide handen, als bezwijkend van gruw,
krampachtig omklemd houdt, wordt de
rampzalige Jonas, die eens zijn kind on-
rechtveerdig vervloekte, ongenadig ver
minkt, gemalen door wielen, vermorzeld in
gruis
Ha! dit ijselijk vermoeden van Guido
Hij had terecht in het monster, dat de
schuld was van den akeligen dood zijns va
ders, hij had terecht Arnold, den geweten-
loozen broeder, vermoed
Margaretha, gij ook, gij kunt uit uw edel
hert 't gedacht niet weren, dat Arnold van
Helmen de plichtige was
Ha het is wel daarvoor dat gij gruwt en
ijst, wanneer het u over de bevende lippen
rolt. wijl gij uwe beminde dochter schroo
mend aanziet
Judith, Judith de jongeling, die gis
ter Lucia redde van den dood... welnu, "die
jongeling.... hij In-et Joris Van Helmen
Hemelmoeder, misschien
Een zoon, ja van Arnold gewis
DERDE DEEL.
Een zieltreffend terugzien.
I. Nieuws van Arnold Van Helmen.
Als Magaretha, de weduwe van de zaak
waarnemer Guido Yan Helmen alles aan
hare oudste dochter Judith had verhaald,
wat zij wist van hetgeen wij in de vorige
hoofdstukken mededeelen, had de diep ge
schokte vrouw een kloek besluit genomen.
Daar hare jongste dochter Lucia door een
heldhaftigen jongeling was gered geworden
en het leven had behouden, was het ook
wel de enkele plicht der moeder dien koe
nen man te bedanken, wat haar zeer gemak
kelijk viel. aangezien het dagblad, welk
het nieuws van het ontroerende voorval
had gegeven, ook gezorgd had den naam
van den redder te vermelden.
Voorwaar, men mocht denken dat dit aan
dezen geenszins beviel, en Joris Van Helmen
niet weinig de onbescheidenheid des dagblad
schrijvers verwenschte. Edoch, wat gebeurd
was kon niet meer worden herroepen, en
de jongeling mocht zich gewis aan eene vu
rige dankbetuiging verwachten, waarop hij
wel geenszins was gesteld, zooals hij zegde
tot zijnen vriend den beeldhouwer Rudolf
Merckxem, met wien hij zich in gesprek be
vond.
Denkt gij dan, Rudolf, sprak hij, dat
ik zoo erg gesteld ben op al die eer Wees
gerust, de dag loopt zeker niet voorbij, zon
der dat ik vanwege de geredde juffer nieuws
verneem en men mij komt bedanken met
veel gewag
Ha dat kan wel gebeuren verzeker
de de beeldhouwer bedenkelijk. He wan
neer men zich maar heldhaftig aanstelt en
het leven redt eener bekoorlijke, schoone
juffer Hum ziet ge, vriend, maar volgens
mij moogt gij u aan liet ergste verwachten
Zwijg, spotvogel! weervoer Joris schijn
baar gemelijk. De drommel hale mij, zoo
ik nog ooit eene juffer red
Zie dat komt ervan, mijn beste Joris
weervoer de beeldhouwer met koddigen ernst
dat komt ervan, wanneer men niet den
raad eens vriends volgen wil. He waarom
toch ook tegen mijnen raad omkijken, wan
neer die mooie juffer voorbij reed. Weet gij
dan niet dat de tijden erg zijn veranderd en
de menschen niet meer, in zoutsteenen ver
anderen maar wel
Eensklaps deed de schille toonder huisbel,
die door de hand eens bezoekers in beweging
werd gesteld, het laatste woord in den mond
des sprekers haperen.
Wijl hij schrikkend zweeg, sprong zijn
vriend Rudolf Merckxem luchtig op, greep
hoed en stok en wegijlend, riep hij uit
Rap gevlucht van hier Daar is de
juffer van het rijtuig
En terwijl de hoogst ontroerde Joris als
onmachtig op eenen stoel neerzonk, ver
dween de beeldhouwer, die het huis en de
ligging der plaatsen goed kende, rap door
eene zijdeur.
Deze was nauwelijks gesloten en de lui
mige guit henen gevlucht, of daar weer
klonken voetstappen voor de ingangdeur
Üer kleine bovenzaal, waar de jongeling
zich bevond en met bedeesd geklop werd er
toegang gevraagd.
JoPis Van Helmen was rap opgesprongen
en tot de deur gesneld, die gij opende, wat
hem twee rijke, alhoewel eenvoudig geklee-
de vrouwen deed ontwaren, die door de be
woonster van het benedenhuis geleid wer
den.
Ueusch verwelkomde Joris beide bezoek
sters welke hij verzocht binnen te treden,
waaraan zij zwijgend voldeden, na eene kor
te, minzame groetenis te hebben gemurmeld.
Nadruk voorbehouden.
(Wordt voortgezet.)