HET NOTARIEËL EN NIJVERHEIDS ANNONCENBLAD
üami
Ml 1
Nieuwsblad voor Poperinghe en Omstreken.
laitste start Ir 8ie
17e Jaar. N1 25.
15 Centiemen.
Zondag1 20!t Juni 1920.
V. SANSÉN-VANN
Duitsche Beulen.
Vlamingen uw bloed vergt rechtEischt onverpoosd
Enkele Wenken,
De Vaandel Inhuldiging
«PI lil
ISi|
ft>omieixieiitpi*|j s
Jaar in Stad te huis besteld.
buiten Stad met de post
Buitenland
6.25 fr.
7.50 fr.
9.00 fr.
u a T e v e n s
Gasthuisstraat. i5, Poperinghe
ihMidirt !i>rt asr 155JO.
dkankondig;!iig-eii s
Berichten 50 cent. de regel Notarieële berichten 50 cent.
Grootere hei haalde annoncen, prijzen op aanvraag.
Alle annoncen zijn vooraf te betalen en moeten \>oor den Vrijdag
noen ingezonden worden.
In den morgen, toen wij voor de eerste
maal naar ons werk moesten terugkeeren,
was ik buitengewoon droefgeestig. Ik had
gezien dat de post, die mij zes dagen gele
den, zoo schrikkelijk mishandeld had, mij
met kwaadaardig oog achtervolgde, en ik
vreesde andermaal door hem gefolterd te
worden.
Terwijl wij over den frontweg door mod
der sukkelden, kwam de gedachte aan zelf
moord mij weer te binnen. Ik bezat de kracht
niet haar te bestrijden en liet haar alleen
over mijnen toestand oordeelen. Was er hoop
dat ik de mijnen nog zou wederzien? Neen,
er schoot mij niets meer over dan nog eeni-
gen tijd honger te lijden en mishandeld te
worden. Daarna moest het toch sterven hee-
ten. Beging ik eene laakbare daad met mij-
zelven van de Duitsche pijnbank te verlos
sen In 't geheel niet. Mijn lot was niet
draaglijk meer. Ik had reeds zoo dikwijls
overwogen en uitgesteld. Ditmaal zou het
er van komen. Vandaag nog, ja, vandaag
nog zou mijne marteling eindigen. Welke
dood Verdrinken De koord Wij zouden
zien. In alle geval zou ik ditmaal niet meer
uitstellen
Vaarwel, beminde vrouw, lieve kinde
ren, goede ouders... 't Zal u wel diep treffen
als gij het zult vernemen. Maar 't kan niet
anders... het moet...
In de statie gekomen, begon ik te slaven
gelijk de anderen. Werd mij door voorbij
gaande makkers een woord toegesproken,
ik beantwoordde het niet In mijnen geest
ging het altijd
Wil ik? Wil ik?... Ja... neen... ja...
nog wachten
Gewis hadden onze bewakers van hooger-
hand bevel gekregen ons beter te behande
len. Hoe het zij, ze zagen thans niet veel
naar ons om, en stonden zich bij het vuur te
warmen, 't Zou mij dus niet moeilijk vallen
te ontsnappen.
Eindelijk sprong ik over de kleine haag
die bezijden de spoorbaan stond. Daarachter
lag een bosch van klein houtgewas en hooge
boomen. Ik drong een tiental stappen in de
heesters en liet mij dan op de hurken zak
ken. Ik hijgde, als hadde ik honderd kilo1
grammen rocaille op den rug gehad, en ge
voelde daarbij zulken angst dat de eene
rilling na de andere door mijne leden liep.
Boven mijn hoofd zat de wind in de boom
kruinen te razen, en ik meende dat het er
aan 't spoken was. Als ik rondom mij keek,
scheen het mij toe dat er tusschen de hees
ters kleine ventjes van wanvormige gedaan
te ondereen aan 't vechten waren.
Wil ik ging het weer in mijnen geest.
Ja... neen... ja... neen... Er moet een
komaf gemaakt worden, gromde ik op den
duur. Hoe langer ik wacht, hoe meer ik lijd
Waarom moet ik bevreesd zijn In twee
minuten tijds is alles gedaan... In 't water
zal ik den zachtsten dood vinden... Hier is
geen water... Hangen... hangen... Vrouw,
kinderen, ouders, voor de laatste maal... 't Is
met mij gedaan. Ik kan er niet uit...
Ik bekeek nu eenen boom. Op manshoogte
droeg hij eenen sterken tak.
Daar, kermde ik; ja, daar... Eene
koord... Gedaan... Niet meerlijden...
Altijd rillend enhijgend doorzocht ik mijne
broekzakken, maar vond er geene koord.
Mijn zakdoek kwam onder mijne hand hij
was echter te klein om er een strop van te
kunnen maken. Ik tastte in de zakken van
mijn ondervest, van bovenvest Tevergeefs.
Vlaamscli in 't onderwijs Vlaamsch in 't bestuurVlaamsch in 1 leger
«miiwHjWijBjiiiij;*irwjiwin nririi'iiinii'iinrwr inr tmi Tiiwir t iir sawwwiwfipi'ii'iwiiimiiwniiw.
Eene wijl zat ik nu in de ruimte te kijken,
en nogmaals ging het in mijnen geest
Wil ik?... Ja... neen... ja...
Daar viel het mij te binnen dat ik in mij
nen broekband, langs de binnenzijde, nog
een zakje had. In den tijd toen ik nog naar
Frankrijk ging werken om vrouw en kinde
ren het noodige te verschaffen, stak ik er
altijd mijn reisbiljet en mijn uurwerk in.
Wanneer ik door de Duitsche barbaren op
geëischt werd, had ik mijn uurwerk tehuis
gelaten, uit vrees dat het mij door de vijan
den zou ontnomen worden, eri een biljet had
ik, natuurlijk voor de gedwongene reis, niet
noodig gehad. Sedert den dag dat ik in de
macht der vreemde beulen gevallen was,
had ik aan 'net zakje in mijnen broekband
niet meer gedacht. Thans herinnerde ik mij
zijn bestaan.
Zenuwachtig tastte ik in het zakje. Ik
werd een lint gewaar... Een lint. 't Zou nu
gaan... Ik uitte eenen gil, maar wist zelf niet
of het van blijdschap, dan of het van angst
was. Ik tastte voort. Het lint was gewonden
rondom iets dat eenen vierkantigen vorm
had. Ik trok het voorwerp naar boven, keek,
en zag in mijne hand eenen nieuwen... sca
pulier.
Gedurende eenige stonden zat ik als ver
dwaasd het woorwerp te bekijken. Dan
kwam er een licht voor mijnen geest. Het
kon niets onders, of mijne goede Urzula
moest, toen zij, bi-j mijn vertrek, mijn reis
pak gereed maakte dien nieuwen scapulier
in het zakje van mijnen broekband gestoken
hebben, tegen dat mijn oude zou versleten zijn.
Eene geweldige aandoening propte mijn
hart vol. Ik had de kracht niet mij recht te
houden, en zakte met het aangezicht tegen
het natte boschgras. Dan begon ik te wee-
nen en bleef wel vijf minuten lang liggen,
zonder dat het mij mogelijk was mijne snik
ken te bedwingen en mijne tranen in te hou
den. Angst of smart gevoelde ik niet meer
Eindelijk richtte ik mij op, ontwond de
scapulier en bezag de Lieve-Vrouw met het
Kindeke Jezus op den arm. 't Schoot mij nu
te binnen, dat ik van in mijne kinderjaren
den scapulier gedragen en immer een groot
betrouwen in de bescherming van de Moeder
des Heeren gesteld had. Sedert ik op de
Duitsche pijnbank lag, hadden moedeloos
heid en verdriet mij mijnen scapulier doen
vergeten. Geruimen tijd reeds moest hij ver
sleten en van mijnen hals gevallen zijn.
Het betrouwen in de kracht van het gewijde
voorwerp ontwaakte in mij. Ik zag de toe
komst niet hopeloos meer in. 't Scheen mij
toe dat de Lieve-Vrouw tot mijn hart zegde:
lk zal er voor zorgen, dat gij gezond tot
uwe vrouw en kinderen kunt wederkeeren
De geschiedenissen die ik had gelezen of
hooren verhalen vari menschen die, door het
dragen van den scapulier van Onze-Lieve-
Vrouw, op wonderbare wijze uit doodsnood
gered waren, kwamen mij voor den geest. Ik
hoopte dat de barmhartige en liefdevolle
Moedermaagd ook mij op wonderbare wijze
uit het gevaar zou verlossen. Mocht het niet
reeds een wonder genoemd worden, dat de
scapulier in mijne hand kwam op hetoogen-
blik dat ik door verhanging een einde aan
mijn leven wilde stellen? En was dit wonder
niet een teeken, dat Onze-Lieve-Vrouw mij
verder hare bescherming zou verleenen
Aan wie had ik die bescherming te dan
ken? Ongetwijfeld aan de gebeden der duur
baren, die ik tehuis had gelaten.
Al mijn lijden was op dit oogenblik verge
ten. Met het betrouwen keerde mijne opge
ruimdheid uit betere tijden in mij weder,
't Scheen mij toe dat de wind thans daarbo
Mengelwerk van «De Poperinghenaar» 15.
Soldatenaangezichten met baarden lagen
daar in eene gerustheid die de komende dood
voorspelde. Ze waren zulke sterke en stevige
mannen geweest, in 't beploegen hunner
vlaamsche akkers, en levend met zulk kalm
en vast geloof in hun hart. Nu waren ze
stervende voer hunnen tijd, bewust, sommi
gen onder hen, van de naderende dood,
zoodat er weeke tranen op hunnen baard
rolden, en in hunne oogen vrees en angst te
lezen stonden.
«Jeneveuxpas mourirl Ik wil nog niet
sterven 1 zeiereen,och 1 mijne arme vrouw....
ik wil niet, ik wil niet».
Neen, hij wilde niet sterven.... maar in
den morgen was hij dood.
Het lijk, dat ik uit te dragen had, lag in
een laken gewikkeld. Dat was zoo zorgvul
dig gedaan geworden door de nurse. Ze
fluisterde ons toe, toen ik aan den eenen
kant van 't bed stond, tegenover een vriend,
ÉÉÜÉÉÉÉÉÉMÉÉHI
ven in de boomkruinen een vroolijk liedje
zong. In mijne ver lding zag ik mijzei ven
ons huizekei? binnen treden en hoorde ik mij;
tot de mijnen zeggen Ons-Lieve-Vrouwkej
heeft mij tot u wedergebracht
Ik kustte eerbiedig den scapulier en hing!
hem daarna om mijnen hals. Vervolgens j
stond ik op en zegde
Onze Lieve-Vrouw, aan u laat ik alles
over, alles, alles...
Als een nieuw mensch keerde ik nu terug
naar mijn werk. De posten stonden nog bij
het vuur. Mijne afwezigheid was dus niet
bemerkt. Ik gevoelde, benevens opgeruimd
heid, nieuwe lichaamskracht in mij om mijn
slavenwerk voort te zetten.
Toen wij dien avond in onze barakken
kwamen, vond ik er een baksken eten met
eene kaart vol bemoedigende woorden, rïiij
door mijne vrouw gezonden.
In mijne spaarzaamlieid dacht ik aan
geene spaarzaamheid Ik oordeelde dat mijne
maag de geledene schade mocht inhalen, en
at zooveel dat ik er onpasselijk van werd.
Geheel dien nacht moest ik braken. Den
volgenden dag bevond ik mij in zulken zie
kelijker! toestand dat de arts mij vijf dagen
rust verleende Of ik tevreden was
De vier eerste rustdagen brachten aan
houdende onpasselijkheid mede. Ik begon
op den duur te denken dat hei met mij ge
daan was Maar het vooruitzicht van in den
Franschen grond begraven te worden, boe
zemde mij geenen angst in Ik begreep zelf
niet hoe ik zoo gerust kon zijn. Lijdzaam
onderwierp ik mij aan den wil des Heeren,
en bad Onze Lieve Vrouw, die mij van den
zelfmoord had gered, voor mijne weduwe
en weezen te willen zorgen. Menschen, die
het verhaal mijner lotgevallen leest, wendt
u, in de moeilijkheden des levens, tot de
Moeder des Heeren Bij haar zult gij ik
spreek van ondervinding immer troost en
sterkte vinden
Den vijfden dag verdween mijne onpasse
lijkheid.
Bij elk bezoek van den arts binnen onze
barakken, had ik gevraagd naar het lazaret
te mogen vertrekken. De man had elke
maal geantwoord: «Niet krank genoeg».
Hij ontsloeg mij evenwel nog vier dagen van
zwaren arbeid. Dezen tijd zou ik moeten
doorbrengen met de barakken schoon te
vagen.
Toen mijne onpasselijkheid voorbij was,
gevoelde ik eenen geweldigen eetlust. Van
hetgene mijne vrouw mij gezonden had, be
spaarde ik zooveel mogelijk voor den honger
die later zou komen. Er was echter een
goedhartige post die mij dagelijks uit de
Duitsche kantien een doosje sardientjes en
eenen opgelegden haring toesmokkelde. Dit
voedsel, waaraan ik de vijftien mark be
steedde, die ik op mijn dagloon van dertig
pfenningen had kunnen besparen, schonk
mij mijn vorig beetje kracht terug.
Einde'ijk was het opnieuw dagelijks een
uur en half ver te trekken om het slaven
werk te verrichten en daarna met eene
vracht brandhout op den schouder terug te
keeren. De moedeloosheid overmeesterde
mij evenwel niet meer. Ik had immers mijn
vertrouwen gesteld in de Moeder wier beeld
ik droeg. Slot.
Uit het boek Vijf en twintig maanden op
de Duitsche pijnbank.
Vraagt het ter lezing in de volksboekerij,
Yperstraat, Volkshuis.
Meubels, Stoelen, Stoven, Matrassen,
Verlot Gleiswerk,
IN DEN BAZAR DER GALERIJ
hij Etl'enne Moncarey - Siiuwn.
Gasthuisstraat, POPERINGHE,
Voor het herstellers tier wegen.
Onze volksvertegenwoordiger M. Colaert
stelde aan den Heer Minister van Landbouw
de volgende vraag
Voor den oorlog bekwamen onze gemeen
ten het kosteloos vervoer van den afval van
steengroeven noodig voor het herstellen en
onderhouden van de landbouwwegen.
Kan de Minister van landbouw van zijn
achtbare collega van Spoorwegen dezelfde
gunst niet bekomen ten minste voor de ver
woeste gewesten.
En het welkomen antwoord luidde al volgt.
Thans, gelijk voor den oorlog betaalt
mijn Departement aan de niet aangenomen
gemeenten die het vragen de kosten terug,
voor het vervoer per spoorweg van de ma
terialen vereischt door het onderhoud van
buurtwegen die verbeterd zijn als iandbouw-
wegen met deelneming van den Staat.
De aangenomen gemeenten hoeven zoo
noodig de tusschenkomst van den Hoogen
Regeerings Commissaris in te roepen.
De gemeentebesturen die meest al in den
waan verkeerden dat het kosteloos vervoer
van afval van steengroeven van voor den
oorlog afgeschaft was zullen den Heer Colaert
en den Heer Ruzette dank wijten voor de
blijde mare, en daar den afval van steengroe
ven nu voor een spotprijs te kooperi is, sef
fens hand aan 't werk slaan om zoo spoedig
mogelijk hun in stukken gereden of in put
ten gestampte keizeis te herstellen.
Voor de Gemeentebesturen.
Het 'oelgisch Staatsbestuur heeft aan
Duitschland, door de commissie van herstel
belast met het uitvoeren van het vredes ver
drag, levering gevraagd van dertig millioen
kalsijsteenen en de Heer Gouverneur van
West-Vlaanderen schrijft daarnopens het
volgende
Daar deze materialen nestemü zijn om ter
beschikking der gemeenten gesteld te wor
den ware 't geraadzaam indien deze voorloo-
pig de kalsijwerken uitstelden die niet vol
komen dringend zijn tot dat de verdeeling
der opgeeischte kalsijsteenen plaats grijpe.
De levering van nieuwe straatsteenen zou
bij voorbeeld kunnen uitgesloten worden
van de aanbestedingen en de onmisbare her
stellingen gedaan met oude versletene ma
terialen mits deze te vervangen door nieuwe
kalsijsteenen van zoo haast de omstandighe
den dit zullen toelaten De provinciale dienst
der werken wordt belast met het vaststellen
van de lijst der gemeenten al waar deze
kalsijden zouden kunnen verwerkt zijn in
het aanduiden der vereisente hoeveelheden
voor de behoeften van elke gemeente». Ge
meentebesturen, wakker op! en laat de
schoöne kans niet vliegen.
Voor de landbouwers.
Vele landbouwers betreuren het ten zeer
ste dat allerhande oorlogs overblijfsels hun
beletten hunne landerijen te beboeren. Ze
weten niet wat gedaan met al dien nutte-
loozen onbehagelijken rommel en weten niet
tot hoever ze 't recht hebben zich van al dat
ongerief te ontmaken. Dit diene hun tot ge
dragslijn.
Want 't is de klare waarheid.
De eigenaars of huurders die binnen den
omtrek bepaald door het Koninklijk besluit
van 23stal Januari 1920, in ander woorden
die de verwoeste gewesten bewonen zijn ge
machtigd hunne onroerende goederen te
ontlasten van alle achtergelaten materiaal en
van alle hindernissen die de uitbating ervan
beletten. Inzondering wordt gemaakt voor de
verbindingswegen, de barakken en de be
tonnen schuilplaatsen.
Al het verzameld materiaal, de spoorsta-
van of rails en de niet ontplofte obussen of
granaten uitgezonderd blijven den eigendom
!van degene voor wiens rekening de herstel
lingswerken werden uitgevoerd, van de
eigenaars of huurders die den last der op-
Ij ruimingswerken hebben gedragen.
Belet wel dat dit enkel geldt voor de ver
woeste streek, dus niet voor Poperinghe
ri)2ar voor de volgende naburige gemeenten,
I Elverdinghe, Vlamertinghe, Boesinghe, Dic-
jkebusch, Keminel, Dranoutre, Nieuwkerke,
"Ploegsteert, Wijtschate, Meessen, Waesten.
Voor de Vluchtelingen.
Overwegende dat het normaal economi
sche leven in zekere gemeenten van het ver-
i, woest gebied van West Vlaanderen heeft
l hernomen waar de premfe van terugkeer tot
j heden betaalbaar was en dat voortaan de
teruggekeerden in deze gemeenten door de
(opbrengst van hunnen arbeid in hun bestaan
kunnen voorzien, heeft de regeering beslist,
j 1. De premier) van terugkeer van te begin-
Ineri met 15 Juni 1920 in de volgende ge
il meenten van het arrondissement Yper af te
j schaffen.
I Elverdinghe, Reninghelst, Vlamertinghe,
i'Westoutre, Woesten, Gheluwe.
j 2. De premie van terugkeer tot het volle
j bedrag (1 50 per persoon meer dan 16 jaar
jen 1 fr. per persoon minder dan 16 jaar) te
betalen tot 15 maart 1921 aan de personen
teruggekeerd na 15 Maart 1920 op de vol-
gende gemeenten
Neerwaesten, Becelaere, Bixschoote, Boe
singhe, Brielen, Komen, Dickebusch, Dra-
■rioutre, Gheluveit, Hollebeke, Houthera,
i Kemmel, Langemarck, Locre, Meessen,
g Nieuwkerke, Passchendaele, Ploegsteert,
I Poelcapelle, St. Jan, Voorinezeele, Waesten,
- Wervick, Wulverghem, Wytschaete, Yper,
jZantvoorde, Zillebeke, Zonnebeke, Zuyd-
Ischoote.
Vlaamsche Oud - Strijders
Poperinghe.
Ik vond die woorden aardig, toen ik mijne
handen onder het warm lichaam stak om het
te helpen oplichten op de berrie. Ja, de obus-
wonden waren schromelijk groot.... 't Is ook
moeilijk om eennen man wêer aaneen-te
naaien met stukjes katoen, 't Was slechts
nadien, toen ik de berrie in den hoek der
zaal geplaatst had waar de lijken gedragen
werden, dat ik mij voelde beven... O die
ijselijkheid van dit allesWaren de voordee-
len die men onderstelde uit den oorlog voort
te spruiten, «de bindende sterkte van vol
keren», «het wegspoelen van 't bederf», al
de leugens uitgevonden om dien monsterach-
tigen gruwel te verschoonen, den prijs weerd
die betaald wordt in lijden, in bloed, in tra
nen en in dood Het is slechts alleenlijk volk,
dat gerust aan zijnen haard zit, dat zulke
beuzeltaal kan schrijven. Als men te midden
in den oorlog is, dan is valsche heldhaftig
heid zoo gauw uit de ziel weggeblazen door
al de vreeselijkheid en 'tgewoel van mensche-
lijk moorden. Men leert dat zelfs de moed,
in de meeste gevallen, alleenlijk hoogmoed
is in 't hart van mannen die ferm bevreesd
zijn een hoogmoed die hunne vrees bedekt
Ze worden niet deugdzamer in oorlog, maar
veropenbaren slechts de deugd die in hen
was. De meest heldhaftige moed, waarvan
de proeve gegeven werd in dat klooster te
Nursen, die de gekwetsten verzorgden,
onophoudend slavend iti dien mesthoop van
bloed, te midden al die zichten en die ge
ruchten. Ik boog eerbiedig mijne ziel voor
hen, als ik ze aan 't werk beschouwde. Het
was mij een waar geluk soep te brengen
voor hen, als ze binnengeloopen kwamen om
haastig te eten, of dat ik kon eenen schotel
schoonmaken opdat ze hem gebruiken kon
den voor hun stukje vleesch van op de
keukenstoof. Ik zou kunnen hunne schoenen
blinken, ware't niet dat het verloren werk
is schoenen te blinken om in vuile wegen te
loopen.
Dat is geene heelkunde meer!» zei een
van de jonge Doctoors, die uit de operatie
zaal kwamen zijne handen aan 't wasschen
ging aan de keukenpomp; «dat is zuiveruit
slachterij
Hij vertelde mij dat hij niminernooit zulke
wonden had kunnen uitdenken, late varen
zien; en wat de voorwaarden betrof, waarin
hij werkte - hij stak zijne handen omhoog
en loeg bedroefd genoeg; want het is best
te lachen, als er toch geen hulp is daartoe.
Verbanden, getuigen, ontsmetters, 't was al
even schaarsch. De plaats was zoo overbe-
volkt dat er geen ruimte was om te keeren
;en de gekwetsten zoo vast opeengedrongen
dat er tot niets geen tijd was dan tot kerven
ne eerste proeve doorstond, bij 't doorkerven
van lijken en dan van levende spieren. Ge
kent de manier van te werkte gaantraps
gewijze totdat de student het zicht van rauw
vleesch gewoon is, en er niets anders meer
in ziet dan materiaal voor wetenschappelijk
werk. Maar hier! en hij keek naar de zaal,
waarde gekwetsten inkwamen,hier werkt
het op mij ne zenuwen, 't Is dat ondervinden
van onnuttig vernietigen dat hatelijk is, de
bloote onzin van dat alles, 't verkwisten van
al die goede sterke levens. Oorlog is een
helsch spel en ikheb zulk diep medelijden
met al die arme Belgen die 't hier op hun
nen nek krijgen. Zij toch, vroegen er niet
naar?»
De houten deuren gingen nog eens open
om eene andere ambulance, vol Belgische
gekwetsten binnen te laten, en de jonge Doe
toor deed teeken naar me, glimlachend.
Nog een karweitje'k Moet weer naar
de slachterij. Zóó lang!
Ik hielp een zittend -geval uit een jon
ge man, met eene wonde in de borst. Hij leg
de zijne arm rond mijnen hals en zei Mer
ci! merci!» met fijne beleefdheid, maar hij
viel op eens kwalijk, zood.at ik hem met al
mijne macht moest ophouden, terwijl hij
bloed spuwde over mijn heele vest. Ik moest
hnln inrwnm, .am lw>m la I,,1.1,.An Umn
Op 11" Juli (2e Kermis zondag) zal de
V. O. S. van Poperinghe zijne vlagge, ge
schonken door het Stadsbestuur, doen wij
den en inhuldigen.
Dit feest zal beginnen met de vergadering,
van alle uitgenoodigde maatschappijen, om
8 1/2 uur, in de gemeenteschool en Paarde-
markt.
Na die eerste schikking trekt de stoet uit
alle maatschappijen en muzieken naar de
kerk St Bertinus, waar de vlagge zal gewijd
worden en ingehuldigd bij een gelegenheid
sermoen van E. H. Lainbrecht, gewezen
krijgsaahnoezenier, in de plechtige mis om
9 uur. Na de mis, vormt zich opnieuw de
stoet op de Kleine Markt en de Bertenplaats.
Op de Kleine Markt wordt het vaandel
door de stadsoverheid aan den oud-strijders-
ibond overhandigd. Na deze overhandiging
I wordt een kleine aanspraak gehouden met
l betrek op het vaandel der Oud-strijders.
Na deze pooze vertrekt de stoet met mu-
fziek en zang met vaandels en opschriften
door de stad, langs de Boeschepestraat,
Keer van den Ommegang, Casselstraat,
Markt, Schaalstraat, St Jans kruisse, Yper
straat en Markt.
Op de Markt gekomen wordt de vlagge
op het stadhuis uitgehangen.
Ons feest loopt een prachtigen optocht te
gemoet. Alle maatschappijen van Poperinghe
zullen er deel aan nemen.
Alle oud-strijdersbonden van de omstreken
werden ook uitgenoodigd en zullen met mu
ziek en vaandels zoo talrijk mogelijk opko
men Watou, Vlamertinghe, Alveringhem,
Proven, Reninghelst, St Jan-ter-Biezen, Sta-
vele, Boesinghe, Crombeke, Oostvleteren,
enz. hebben reeds hunne toetreding, opge
zonden. In den namiddag blijft het feest op
gesloten wijze voortduren.
Ter dier gelegenheid komt het kunstgezel
schap der Vlaamsche Oud Strijders, het land
door bekend, een drama opvoeren getiteld
Dolle Hans in 3 bedrijven. We verhopen
een talrijke toetreding tot deze 3 vertoonin
gen.
Zondag 11 Juli om 3 ure namiddag,
7 ure 's avonds.
Maandag 12 Juli om 6 ure
Dit tooneelfeest werd opgeroepen om steun
bij te brengen aan de Oud-Strijders der ver
woeste gewesten.
Het is de bevolking van Poperinghe be
kend dat alle Vlaamsche oud-strijdersbonden
niet evengoed kunnen bloeien. De grootste
stronkeisteen is het gemis aan geld.
Ge zult dus bewijzen Poperinghenaren
door uwe talrijke opkomst dat het lot dezer
bonden u ter harten ligt en dat ge graag
den penning jeunt aan deze bonden die reeds
zooveel goed in de lande deden op stoffelijk
en geestelijk gebied.
De prijzen der plaatsen zijn
Voorbehouden 5 fr.; lc: 3 fr.; 2e: 2 fr.
Drukkerij - Papierhandel,
Vervolg
Cl
naar het Engelsch.
Ge zult best bediend zijn van Meubelpa-
tpier, Linoleum, Toile-cirée, bij Sansen-Van
van de
van