HET NOTARIEËL EN NIJVERHEIDS ANNONCENBLAD Nieuwsblad voor Poperingh en Omstreken. De bloem van het Vrijboseh Apotheek Frans Van de Plas Zondag 26* Februari 1922. 15 Centiemen. 19' Jaar. Nr 9. Heer Maurice DEWULF, Geen Meesters meer Abonnementprijs In Stad fr. 6.50 In Belgie 8.00 jj Buitenland 13.00 Sausen=Vanneste, 15, Gasthuisstraat, j POPERINGHE Eene inlassching Professor aan de Katholieke Hoogeschool te Leuven. I 't Was een vrouw... Frankrijk en Engeiand en Ruslar.d. Voor de Conferentie van Genua. Zaken doen. Vrienden en vijanden. Meet Belgie naar Genua. i» 8» k li i o li so. - P o li tiek O verzieh t. öe hervorming van het leger. Oorlogsschade. Oorlogsschade. Zitting van den Gemeenteraad per Jaar Uitgever Drukkerij. Papierhandel, Postcheckrekening 15570. Franrc PHIJS voor Aankondigingen BERICHTEN, VERKOOPINGEN, o.6o ct" per regel. Herhaalde Inlassohing. 0 5o ctn per regel. VONNISSEN, 1 5o fr. per regel. OOÜWBEniCHTEH, 5 ir. voor xo r< g Herhaalde Annoncen prijzen op aanvraag. Alle annoncen zijn vooraf te betalen en moeten voor den Vrijdag noen inqe- zonden worden. Hij werd geboren ie Poperinghe den 6 April 1867 en is de zoon van de achtbare Heer Doktor en Mevrouw Henri Dewulf. De Stad Poperinghe mag te recht fier op hem zijn. Na schitterende studiën aan de Hoogeschool te Leuven gedaan, werd hij aldaar als Leeraar benoemd. Zijne uitstekende geleerdheid en zijne werken hebben hem wereldberoemd gemaaktte recht mag hij aanzien worden als een der hoogstgeleerden, niet alleen van Belgie, maar zelfs van gansch de wereld. Van een zijner leerlingen geven wij hier eenige lofregelen. Natura non facit saltus zegden de te doen herleven, haar een nieuwen luister wijzen uit de Middeneeuwen, wantin geven, was zeker niet gemakkelijkzij moest dien tijd spraken de geleerden Latijn en door die spreuk bedoelden ze dat de aloude natuur nooit bokkesprongen maakt, maar altijd even traag en rustig haar leven leeft, en alles leven doet. Waar de mensch echter zijn neus insteekt, schijnt alles als ineens omvergeworpen. Er is zooveel veranderd met den oorlog, hoort men alom zeggen en de ouderen weten zelfs nog te spreken van den tijd dat de diligence reed, en dat er geen velos bestonden. Zoo ook gaat het in de hoogere gedach- tenwereld, daar waar systemen worden-op getimmerd en theoriën vervaardigd, die alles moeten uitleggen, en de beginselen opzoeken van alles wat «is». Nü en dan vallen er van die feiten voor die gedagteekend staan als de vertrekpunten van nieuwe stroomingen in het denken der menschen. Een dier merkwaardige oogenblikken uit de geschiedenis van de Wijsbegeerte der 19c' eeuw is voorzeker geweest het oprichten van het Hooger Instituut van Philosophie aan de katholieke hoogeschool van Leuven. Dat gebeurde ten jare 1893, op aanvraag van Zijne Heiligheid LeoXllI. De stichters waren Kanunnik Mercier, onze huidige kar dinaal, en vier jongere medewerkers onder! welke bijzonder te vermelden Maurits Dewulf, van Poperinghe, die pas zijne studiën in de rechten had voltrokken gansch herdacht en in een jongeren vorm hergoten worden. Maar daarom moest zij eprst gekend zooals ze vroeger was in haren vollen bloei. Haren oorsprong en ontwikkeling opzoe ken, ze schiften van alle vreemde vraagstuk ken, van theologischen of wetenschappelij- ken aard, werd de taak van Maurits De wulf. Veel werk is reeds afgelegd, 't zij door hem, 't zij onder zijn toezien. Zijne Inleiding tot de Neo-Scholastiek is eene kortbondige daarstelling van het oude stel sel, waarvan hij de eenheid en de zelfstan digheid op wondere wijze doet uitwijzen, alsook eene aanduiding van den weg dien de Neo-Scholastieke dient in te slaan. Verscheidene Middeneeuwschepersonnages, sinds lang vergeten, heeft hij aan 't licht gebracht, of beter doen kennen. Maar zijn meesterwerk is zeker wel zijne Geschiedenis van de Wijsbegeerte der Oudheid in 't Engelsch en in 't Fransch uitgegeven. Om dit werk heeft hij verleden jaar, den tienjarigen prijs van Wijsbegeerte behaald. Maar het is niet alMaurits Dewulf is nög een fijne criticus. De oude wijsgeeren der XI1 le eeuw hadden geen esthetiek of theorie over kunst, maar de beginselen er van lagen toch in hun stelsel opgesloten, Hun doel was de wijsbegeerte der scho- zooals de volledige korenhalm in het graan lastieken, door de modernen miskend en voor i *ie verdoken ligt. Dat graantje heeft hij doen dood aanzien, te doen heroprijzen, en te toonen dat de Katholieke Kerk een wijsbe geerte bezit, die niet alleen kan opwegen tegen die der hedendaagsche denkers, maar er ver boven staat, en die van den vooruit gang der wetenschap niets hoeft te vreezen. ■Scholastieken noemt men de wijsgeeren uit de Middeneeuwen. De voornaamste is geweest de H. Thomas van Aquino. Hunne opwassen, en de scholastieke leer over kunst heeft hij daargesteld in eene reeks voor drachten, gedurende den oorlog gegeven te Poitiers, in Frankrijk. Overal is professor Dewulf gekend en gewaardeerd; tot in Amerika toe, waar hij de helft van ieder jaar verblijft, om er aan eene of andere hoogeschool les te geven elk land wil groote mannen en groote leer was eene natuurlijke wijsbegeerte, ten j gedachten bezitten, deele aan den grooten Griekschen wijsgeer Beste lezers van Poperinghe, de roem, Aristoteles, ten deele aan de kerkvaders ont- dien Maurits Dewulf, groot geleerde en leend, maar tot één stelsel gedacht, en ten groot werker, door lang zwoegen verworven dienste gesteld van de Godsgeleerdheid. heeft, valt op U neer, want hij is een der Die wijsbegeerte, sedert de XIVe eeuw ge-' heel vervallen, en zelfs belachlijk geworden, Mengelwerk van De Poperinghenaar 61 door A. HANS. Godelieve bleef maar zitten en de roerige dag verliep. De avond zonk weer. Nu moet ik toch voort zei Godelieve. Blijf hier slapennoodigde moeder. 't Is donker en ge weet nooit wat ge tegen komt. De Duitschers zijn weg, buiten eenige oudereen stille mannen. En tante zou onge rust zijn. 'k Had al eer moeten door gaan. Ze stond op en nam afscheid. Buiten ontroerde ze. Bij 't kruis van den vermoorde stond een gedaante... Die vreemde dame Godelieve huiverde... Maar zoo ze eens naar die vrouw toeging en haar alles vroeg... Ze had toch recht te weten, wat er tusschen die dame en haar man was 1 Godelieve deed eenige schreden nader. De vreemdelinge keek op... - Madam De Vuist, zei ze ook verschrikt. Ja... O, 't is waar, gij woonde hier... als men je... Mijn ouders wonen er nog. Gij werd gewaarschuwd... O, zeg mij dan... Neen, neen... ik zeg niets! onderbrak de vrouw. Het kwaad moet zich zelf straffen. Ga naar uw man... hij kan spreken hij, die u bedroog, die er zoo velen bedroog. Uw inan... maar gij werdt gewaarschuwd uwen. Terecht moogt gij fier zijn over zulk een man. Een zijner leerlingen. Toch niet rechtuit... Duidelijk genoeg! Ik wil niets meer zeggen... Ga naar hem... Maar hij zal mij weer bedriegen... hij heeft mij altijd voorgelogen. Godelieve hakkelde dit in 't Fransch. Plotg zei de vreemde in vlot Vlaamsch. Louis De Vuist zal toch moeten spre ken. Elk mensch heeft een geweten... En dan is daar de vrees van 't gerecht! 't Gerecht...' -Och, ja... 't gerecht! Maar het is zoo eenzijdig... de wetten zijn door mannen gemaakt. Heeft Louis dan een misdaad begaan? vroeg Godelieve angstig. Is heel zijn leven nu geen misdaad Hij verraadt zijn volk... zijn leger, zijn koning en land. O, het verwondert mij niet, toen ik het vernam. Hij is tot alles in staat... Uw man... maar gij werdt verwittigd. Gij hebtu laten verblinden door rijkdom... door de schoone villa... Neen... ik beminde hem... Dat meende ge Waarom zijt ge zoo geheimzinnig? Heb medelijden met mijriep Godelieve als in wanhoop. O, ik had medelijden... ik heb u ver wittigd... hoort ge het... ik! Hebt gij toen bloemen bij dat kruis gelegd... Spreek daarover niet... ga naar Louis... en pers hem door vragen Vereeke kwam van het hof. De vreemde verdween haastig. j Wie is dat? vroeg de boer. Ik hoorde u klappen... Er zijn geen meesters 'lijk vroeger... Zoo leeren de ketters, maar zij dolen... Sedert den oorlog zijn vele kinderen ver wilderd, dat is waar. Ruw zijn zij gelijk boschmannekens, vechten lijk negers, vloe ken lijk bandhonden, stelen lijk raven, snoe pen lijk musschen, drinken lijk trechters en dansen tegen hun haar omhoog. De praat die onder het aankomend volkje verteld wordt zou een buildrager doen blozen. Zij kennen den bovenkant, maar ook de onder grond van 't leven en als de meester in de school van verre maar naar sommige zaken wijst, pinkoogen zij tegen elkaar dat zij daar zooveel van weten als de meester zelf. En ten slotte zijn zij niet meer bekwaam om een postkaart te schrijven zonder fouten... Bij wien ligt de schuld Bij de mees ters beweren sommige ouders.In onzen jongen tijd, dan was 't wat anders. Dan hadden wij ontzag voor den meester. Als wij- hem van verre zagen, pakten wij al naar ons muts, en als wij er geen hadden, dan zouden wij aan ons haar getrokken hebben of zelfs een kruisken gemaakt. Die kon met ons doen wat hij wilde. Wij leerden ons les sen en maakten ons huiswerk wij waren op tijd in de school en gingen er treffelijk en op rang uitwij waren bang van katte kwaad te doen vóór en na, of aardigen praat te vertellen want als de meester het vernam, kregen wij het warm en zouden door den grond gezonken zijn. Wij kwamen geleerd uit onzen schooltijd... Maar nu nu laten de meesters de kinderen betijen en loo- pen waar ze willen. Er zijn geen meesters meer Komaan De meesters zijn 'lijk voor heen maar de ouders zijn niet meer 'lijk vroeger. Er zijn geen ouders meerEn als kinderen verwilderen, dan ligt de schuld grootendeels aan de ouders. Als gij in uw jongen tijd de kans klaar zaagt sloegt gij ook wel over de steng. Maar vader en moeder waren er vlug bij. Die zorgden voor de opvoeding van hun kin deren, die steunden den meester, die werk ten met hem samen. Toen kreegt gij 's Zondags twee centen zakgeld,'één cent in den voornoen na de Hoogmis, en één 's nanoenens, na het Lof. Daar moest ge mee zien toe te komen, en kon'dt anders maar aan uw vingeren zui gen. Thans rammelen de zakken van de sna ken van dikke nikkels en komen er ver frommelde briefkens uit hun vestzak bo ven thans kunnen zij snoepen naar harte lust. Toen mocht gij in 't geniep een kastanje uithollen, er een steel in steken van bezieji- hout, en er droge eikenblaren of varens uit smooren ofwel een ouden parapluie op zol der aftakelen en de baleinen van sponsriet rooken, dat ge er groen en geel van werdt. Maar als vader of moeder het roken, moest ge het hazenpad kiezen. Thans halen de jonge gastjes hun pak si garetten boven, en rooken dat de damp langs hun neusgaten uitvliegt, in 't gezicht van vader en moeder. Toen hadt gij geen leelijk woord durven zeggen, of vader had u de lenden afgesla gen. Thans mogen die kwasten vloeken 'lijk 'nen vrachtvoerder en gemeenen praat ver tellen, waar ge de boomen van zoudt op- loopen. Toen holdet gij ook wel eens de straat over en de velden door om koeien te trei teren in de wei of het koren omver te loo- pen maar met den daver in 't lijf kwaamt ge naar huis, want ge beefdet voor de ram meling. Thans mogen de kinderen ruifelen zoo veel het hun lust, loopen met wien 't hun belieft, laat over straat ravotteren zoolang het hun aanstaat. Vele ouders zijn blij dat ze onder hun oogen uit zijn, dan hebben zij er geenen last mee. Toen zat ge vol angst en schrik als ge in de school iets mispeuterd hadt, en de meester dreeg het thuis te zeggen want ge wist dat ge van vader priegel kreeg. Thans lachen de kwanten den meester in zijn gezicht uit, als hij speekt van aan va der hun boeksken open te doen, en spotten: Die trekt zich daar niets van aan Toen moest ge thuis, na de klas, uw les sen leeren en uw werk schrijven, en werden uw lessen afgevraagd en uw werk nagezien. En was 't niet in regel, ge mocht niet naar bed. Thans kijken vele ouders er niet naar Welke vrouw... 'k Weet het niet. Geen van de parochie? Neen... Ze stond bij het kruis, 't Was zij, die daar bloemen legde. Is ze familie zan den vermoorde? Ze wilde niets zeggen... Zij weet misschien alles... Voorzeker Maar och... een vermoorde! In den tijd ja, bracht dat honderden menschen op de been. 't Is al zoo veranderd. Er liggen nu op 't kerkhof wel twee honderd vermoorden en op de andere kerkhoven... en overal... te midden van de velden. Kunnen we nu aan dien eenen nog peinzen?... Die vrouwe is misschien zwak van zinnen... Toen aarzelde Godelieve. Zou ze alles vertellen, wat ze wist... dat die vrouw bij Louis was geweest en zij hem beschuldigd van misdaad... Maar welke misdaad? Neen... ze wilde eerst met haar man zelf spreken. Waarom altijd haar ouders te be zwaren met haar eigen leed? Ik ga nu rap voort zei ze. 'k Zal een eindeke mee stappen. O, 't is niet noodig... 't Doet 't doet... Samen gingen ze voort langs den eenza men, donkeren weg. Ze hoorden weer het kanon van den zeekant. Ja, de Duitschers weg, zei Vereeke. Als ze ginder aan den Yzer nog zitten dan houden ze 't hier ook nog. Met den uitkomen beginnen ze opnieuw, 't Is nu maar wat met de kanons. Heel Europa moet er zeker aan. Godelieve sprak weinig. Ze was met haar eigen gedachten bezig. Tegen de plaatse oitf of hun kinderen thuis nog leeren of niet en weten ze misschien zelfs niet, dat de kleinen huiswerk meekrijgen. Neen, neen, meesters zijn er nog wel ge lijk voorheen, maar geen ouders vele Ou ders zijn geen opvoeders meer zij zijn de schuld dat hun kinderen verwilderen. Th. Van Tichelen. Er gebeuren wondere dingen in het Euro pa van heden. Dat Europa blijkt een vat vol tegenstrijdigheden In de bijeenkomst van Cannes werd het ontwerp eener Conferentie te Genua vastgesteld. Daar zouden, naar Engelsche opvatting, alle landen van dat versukkeld Europa samenkomen om broe derlijk te overleggen hoe men den beroerden toestand gebeteren kon. Duitschers zouden aanwezig zijn, ook Russen. Hier rijst een Fransch protest op. De Franschen willen uitstellen en de Engelschen willen door werken. Denken we nu eens na. De Engelschen stonden op geen kwaden voet metdeSovjet- Russen. Er zijn in Engeland veel moeilijk heden geweest om daar te geraken. Churchill en zijne vrienden voerden eerst liever oorlog'. Doch dat zou Engeland honderd millioen pond kosten. En de les geleerd tijdens den laatsten oorlog lag de Engelschen te veel in het geheugen. Het zou hun veel voordeeliger zijn te on derhandelen en zaken te doen. De Franschen protesteerden wel om reden van hun goud dat in Rusland was. Maar Engeland zette niettemin zijn zin door. Italië volgde weldra. Russische gezanten reisden naar Londen, naar Berlijn en Rome. Werden er koopen en verkoopen gedaan? De dagbladen spotten er mee doch de zakentnenschen, en vooral de Duitschers die loechen niet. Engelsche schepen wedijverden met Duitsche schepen om waren, vooral macliie- nen, aan de Russen te leveren. En die be taalden ook. Toen kwamen de Franschen achteraan. Ze lieten den handel met Rusland toe. Alleen nam de staat geen greintje verantwoordelijk heid. Maar de Russen beweerden dat ze niets konden koopen bij de Franschen. Het getij verliep stilaan. Men begon over erkenning van oologsschulden te gewagen. En de Russen gaan steeds verder. En de Franschen ook. Artikels in de Fransche pers sturen klaarblijkelijk op toenadering aan. De Franschen stellen voor door Duitschland eene oorlogsschadevergoeding aan de Russen te doen betalen. Zoo put men Duitschland meer uit en lokt men de Russen aan. Eigen lijk vreezen de Franschen zeiallebei. Moesten ze eens samenspannen, Polen werd gekrakt als eene noot en de Franscrfen zouden niet bestand zijn tegen zulke overrompeling. Men vreest Duitschland toch meest. Daarom zou Frankrijk de Russen begunstigetj. De Fran schen zien met spijt en afgunst denkelijke, ptactische houding van Groot-E^rittannië tegenover de Sovjet, en zij vreezen met reden dat de goede verhouding tusschen Engeland en Rusland als den toekomstigen hoeksteen der Russische sovjet-staatkunde zal zijn. En dan zijn de Franschen geprikkeld. Zoo ontstaat er eene strooming, die niet te ont kennen Valt, ten gunste der Russen. Zou de conferentie van Genua daar iets van onder vinden? Intusschen is hier in ons land ook de strijd ontbrand in de pers over al of geen deelne men dan de conferentie van Genua. Wat te verwachten was is gebeurd. Twee kampen. Eerst deze die zich blind kijken op Frank rijk, de Fransch-getrouwén. Die vragen nietIs het in ons belang daarheen te gaan Die vragen: Gaat Frankrijk? Dit land gaat liever niet. Dan verklaren die bladen zich ook geheel en gansch tegen de Conferentie. Lloyd Georges wordt door hen aangevallen voor een droomer, een gevaarlijke idealist. Poincaré volgens hen, dat is de staatsman, die Europa sterk maken zal met zijne ontel bare legers. Over ons eigen belang, hetwelk zoo klaar vraagt dat onder de volkeren eene overeenkomst tot stand zou gebracht wor den om zich economisch te herstellen, daar over geen woord. keerde vader terug. De jonge vrouw was nu spoedig bij tante. Wel, 'k werd al benauwd, zei de oude. Waar zit ge toch! Thuis.,, tenminste bij vader en moeder. Wel ja, zeg maar thuis, want naar de villa moet ge nooit meer terug keeren. Louis is er een voor de kogels van de BelgenEn hij zal ze m'n ziele niet gestolen hebben. Vader en moeder weten 't zeker allemaal van dien Duitschen sloeberkommandant! Ja, ja... En vader zei ook dat ik mij door de wet van Louis moet laten scheiden! Van eigen Zoo spraken ze, tot er eensklaps geklopt werd en een meisje van rond de twintig bin nentrad. Wel, Jozef-Maria.dat is Martiene! riep Lotte verbaasd. Zijt ge te Becelare weggejaagd Nichte, mag ik hier slapen? vroeg de bezoekster. Van eigen, m'n keppe! Maar wat is er gebeurd? Niets bijzonders... Ja, doe eerst uw mantel en hoed af en zet u... Dat is Godelieve... maar ge kent elkaar niet... 't Is Martiene... een nichtje, maar een ver... en toch haar moeder en ik zijn goede kennissen gebleven. Zet u kind... Wel, wel, dat is op 't onverwachts, hé. En wat is er nu, meisje? Wel, ge weet, dat onze George soldaat is... We hebben nu gehoord, dat hij krijgs gevangen zou zijn in Holland. in Holland, m'n ziele? Ja, geenterneerd noemen ze dat... Een van de geburen heeft een brief gehad. En 't stond er in, Gedrges zou daar al van Oc- De andere partij redeneert. Zij Utjfc kent den toestand. Ze weet al wat er gebeurd is. Ze leeft echter voor de toekomst, niet voor, noch door het doode verleden. Ze begrijpt dat verstandhouding noodig is in een werelddeel, dat zoo nauw samenhangt,waar alle draden zoo dooreengeweven zijn. Ze wil naar Genua om redding. Niet omdat Engeland naar Genua wil, al stelt men Engelands streven op allerhoogsten prijs. Neen, om ons, omdat de noodzakelijkheid der conferentie zich ook naar ons opdringt. Belgie moet naar Genua gaan, zelfs wanneer Frankrijk weigeren zou. Dan ware de Europeesche toestand meteen slag opge klaard en traden we, met vastberaden stap, aan de zijde der zelfstandige, vrije volken de conferentiezaal te Genua binnen. (Volgens het Internationaal Overzicht van De Standaard.) Opvolger van S VtNÜEN BERGHE. Berttoipla?ts, 8, (Kleine Mart^, Over de hervorming van het leger en de vervlaamsching der Hoogeschool heeft het huidige Ministerie Theunis geen stand ge nomen. Het zijn eigenlijk twee klippen waar tegen het broze ministerieel bootje wel had kunnen in splinters vliegen. Alle beslissing hierover wordt aan het Parlement overgelaten zonder, dat de hoofd minister zich aan een punt zal verbinden, zonder iets op te dringen en dus zonder de kwestie van vertrouwen te stellen. De strijd om het militair vraagstuk be draagt voornamelijk twee zaken de gewes telijke indeeling met de daarbijkomende kwestie van vlaamsche en waalsche eenbe- den en ook nog de verkorting van den diensttijd. De socialist Vandervelde heeft, in de naam van zijnen groep, een wetsvoor stel over den zes maandendienst ingediend. Het is een bedrieglijk etiket dat er op is want behalve de zes maanden dienst zijn er nog terugroepingen onder de wapens. Het socialist voorstel bedraagtgelijk heid van diensttijd voor alle wapenen, te rugroepingen mits vergoeding, gewestelijke aanwerving en opleiding. De katholieke oud-strijders onder de ka- merheeren bestudeeren thans onder leiding van M. Van Hoeck de legerhervorming en zullen in 't kort met hun voorstel gereed zijn. De liberale Minister Devèze. zal eerst daags het plan van militaire hervormingen voorleggen in den Senaat. Hij hoopt dat zijne oplossing erdoor zal geraken. Het is nog niet in zijne bijzonderheden gekend doch wij kennen genoeg dat heerschap om te zeggen dat hij tegen gewestelijke indee ling er tegen verkorting van den diensttijd is. Uit de berekeningen die gemaakt zijn door de verklaringen van Kamerleden, is men bijna zeker dat 't liberaal plan niet zal gelukken en het is zoo goed of zeker dat Mijnheeer Devèze en zijn ministerfrak zal hij inschieten. Het front heeft op zijn programma zes- maanddienst met gewestelijke indeeling in vlaamsche en waalsche regimenten. De bespreking over de hervorming van het leger zal zeer belangrijk zijn en wij ho pen zelfs dat zij met de noodige kalmte zal gevoerd worden. Het gaat in deze zaak over ons hoogste nationaal belangonze zelf standigheid en ons zelfbehoud. De strijd zal gevoerd worden tusschen deze die oordeelen daf elke vermindering van den dienstiijd eenen aanslag op het va derland is, en deze die in het leger een militaristisch werktuig zien dat maar weinig tegemoetkoming verdient. Het zal erop aankomen eenen gulden mid denweg te vinden waarbij de grootste zeker heid voor het land gepaard gaat met een last die zoo klein mogelijk is. In de Kamerziting van 22 Februari be sprak men de goedkeuring van de Fransch- Belgische overeenkomst betreffende de regeling van geschillen omtrent de bevoegd heid in zake herstel van oorlogsschade. Volgens de Belgische,evenals de Fransche organische wet, wordt er geeischt dat hij, die de vaststelling Ut herstel vraagt, Bel gisch of Fransch burger zijn moet op het oogenblik van de schadeloosstelling. Zulks heeft, vooral onder de gevluchte Belgen, veel moeilijkheden bijgebracht. Tijdens de bespreking eener nieuwe rege ling heeft M. Colaert er op gewezen, dat bij de oorlogsverklaring, vele Belgen uit de grensstreek naar Frankrijk uitgeweken waren met have en goed, hetwelk vernield werd bij den aanval op Hazebrouck. Frankrijk heeft hen schadeloos gesteld met schuldbrieven welke hier niet kunnen verhandeld worden. M. Colaert vraagt of het niet mogelijk zou zijn deze schuldbrieven tegen Belgische rente-titels uit te wisselen en de wet over het verlies van de titels aan toonder, ook tot Frankrijs uit te breiden. Guido. tober zijn. Maar vader en moeder hebben geen rust en ik ga nu zelf eens gaan zien. Naar Holland Ewel ja... Maar dat is ver! Niet zoo heel verre, nichte. Ik ben nu al hier. Morgen tracht ik bij tante Louisa te Torhout te geraken en overmorgen bij een vriendinne, die te Brugge getrouwd is. En daar zullen ze me wel naar de grenzen hel pen. Vader is ziekelijk... en hij zal voorzeker genezen zijn, als ik met goed nieuws weer keer. Ge durft! Waarom niet! Zoo met tuiten en endetjes zal ik er wel geraken. En vader en moeder lezen voor mij. Martiene sprak vol vertrouwen. Hier bij 't front is het 't slechtste... maar de soldaten zijn nu vertrokken, her nam ze. Zoo, te Becelare ook? Buiten eenige ouderen... en tggen 't front zitten er genoeg, 't ls een wisseling. Vannacht komen de nieuwe. Die zijn al in 't Houthulstbosch. Zoo vertelde er een, die bij ons woont. Maar allah, ge komt dan toch geen patrouilles tegen. En hoe gaat het te Becelare, ge zit daar toch nog slechter dan wij. O, ja, 't deugt er niet veel. Er is rond Iep'eren zoo wreed gevochten. De Duitschers willen de stad, maar de En gelschen sloegen hen ieder keer tërug. Als wij 's avonds in huis zitten, zooals gij nu hier, branden we geen licht... Dat is verbo den voor de spionage. Maar 't is of de weer licht altijd de kamer in 't vuur zet, dat is van de kanonnen. En 't heele huis davert en de In de laatste zitting der Scheidsrechter lijke Kommissies werd de schade op le" Au- gusti 1914, als volgt vastgesteld voor de hiernavermelde geteisterden STADEN. Verbeke Henri Désiré en zoon Debergh^O. We Vermeersch Jan Rosselle Henri Decadt Aloïs Hoorelbeke-Verschaeve Karei Vanthourhout Henri en kinders Taillieu We Jan en kinders Gesquieres Henri en kinders Bouckaert Edouard Edmond fr. KEMMEL. Beelekaen Hilaire LOCRE. Lamerant Camille Covemaeker Aloïs DRANOUTER. We Gouwy-Cuvelier WESTOUTER. We Deforche-Knockaert René Deconinck-Grysole Delforche "Léon WEST-NIEUWKERKE. Leroy-Pauwelyn Forgeville-Delbecque WYTSCHAETE. 2365. 3010. 6585. 2240. 2090. 1450. 11525. f 580. 5255. 2900. 2630. 5105. 4690. 1145. 6020. 4665. 3085. 485. Raepsaet Florence en Deroo-Stagier Durieux-Montain Rousseau Honoré Deconinck 1910. 2590. 16985. 4705. MEESSEN. Woussen Louis Caignie-Brion Tittillion Odon Sieuw Emile 1565. 735. 175. 4615. VLAMERTINGHE. Cauliez Omer 865. Vandenbroucke Alphonse 209. Braem Marre 3280. Gouwy Emile 1925. Goeman-Devos Henri 4015. DICKEBUSCH. Sohier René 1000. Carnaer Emma landbouwster 2150. D'Hellem Nestor metser 1890. Vanoverberghe Jules Iandwerker 812. VOORMEZEELE. Van Eeckhoute Edmond daglooner 2295. Van Slembrouck Raymond 3347. van Zaterdag 18 Februari 1922. VERSLAG De zitting begint om 5 1/2 zeer stipt. Acht toehoorders zijn aanwezig. Al de gemeenteraadsleden zijn tegenwoor dig uitgenomen M. Beheyt, schepen. Na lezing en goedkeuring van het verslag der voorgaande zitting, wordt er overgegaan tot de dagorde. le Punt. Stadsbegrooting voor 1922. Uit de begrooting stippen wij enkel eenige der bijzonderste punten aan ONTVANGSTEN. Opbrengst der markten en fooren fr. 35.000 id. Stadsschaal 5.000 id. Hoppepres 6.000 Aandeel der gemeente in de op brengst van de bijzondere belasting op de oorlogswinsten 16.000 vensters rinkelen. We liggen dikwijls te schudden in ons bed. Wij ook veel! zei Lotte. Maar mag ge daar niet weg van Becelare? NeenEn ook, we zouden niet willen vertrekken... We hebben onze hoeve, ons graan, ons vee en een mensch blijft zoo lang als hij kan bij zijn goed, hé! 't Is een hard leven, 't is waar, maar op den vreemde dolen is ook ongelukkig. We moeten dikwijls in den kelder vluchten. Voor de bommen? vroeg Lotte. En voor de granaten. We hooren ze boven ons dak schuivelen. Er zijn al burgers dood... Verleden week nog een gebuur die met kar en paard naar 't land reed. Een granaat ontplofte en de boer en zijn paard waren aan stukken vermorzeld. Wreed riep de oude vrouw. Maar dat is geen leven! Ik liet alles in den steek en vluchtte weg. Je zegt dat, nichte... maar we zijn daar ook niet in een keer ingekomen... dat ging met een dag achtereen.Zoo verergerde het gedurig, maar ge wordt aan 't gevaar ook een beetje gewoon. En was, ge dan nog maar meester in huis... Soms hebt ge niets te ver tellen. Er komen Duitschers aan en ze moe ten al de kamers hebben, halen strooi nit de schuur, leggen de bossen op de vloeren en slapen er. En in de keuken en op 't hof ko ken en smoken ze en, zonder wat te vragen, pakken ze hout en kolen, en een zwijn uit 't kot of wat kiekens en hanen... en ze staan ons dan nog uit te lachen. Wij meester hier, treiteren ze. Domme Belgen, om krieg te machen met Duitschland. leper hebben we zien branden. (Vervolgt.) i

HISTORISCHE KRANTEN

De Poperinghenaar (1904-1944) | 1922 | | pagina 1