MA11KTPIIYZEN.
bijval voor hunne schriften te vinden. Deze werken waren meest
al met den geest des tijds bezoedeld.
Ziedaar, Mijne Ifeeren, de staat van ontaarding waarin het
fransch bestuur over België den landaard, ten opzigte van taal
en zeden, gebragt had, toen wij daarvan verlost werden. Deze
verlossing veroorzaakte eene algemeene vreugde. De volksgeest
ontdaan van de harde kluisters, door de overheerschers gesmeed,
nam een vrije vlugtplotselings zag men de vaderlandsche grijze
letterkunde met eenige schriften verrijken en de voortbrengsels
van geest onzer noordelijke taalbroeders werden ons gulhertig
toegereikt. De vooruitziende wijsgeer zag door éénheid van
taal, éénheid in het gezellig of huisselijk leven te gemoet.
Doch de staatsscheiding heeft deze toenadering voor eenen
oogenblik benadeeld. Daarbij zijn eenige fransche geleerde uit
wijkelingen de fransche letterkunde hier uitbreiding komen
geven hun voorbeeld werd door eenige Belgen nagevolgd en
de verfransching wordt voortgezet. Bij de inlandsche fransche
schriften van allen aard, wordt België, als 't ware, door eene
zee van fransche boeken overstroomd. De verdichtselen nou-
vellen en tooneelstukken, die hier gretig gelezen of vertoond
worden, verbasteren onze zeden, en die rijke vreemde literatuur
is ten volle geschikt om het volkskarakter te vernietigen.
Voor ons, Nederlanders, is het eene heilige pligt, Mijnelleeren,
deze zedelijke overheersching, die als een boosaardig kanker
den ondergang van ons huisselijk leven met den dood bedreigt,
tegen te gaan. Door deze eigenaardigheid te beschermen werpen
wij eenen stevigen dam op tegen de aanvallen die men tegen
onze nationaliteit zou kunnen verheffen.
Om in onzen morelen strijd de zegepraal te behalen, moeten
wij ons versterken, en deze versterking kunnen wij bekomen
door de vereeniging der literatuur met onze noordelijke en
oostelijke stambroeders. De staatkundige verdeeling der volken
uit den alouden stam der istosvonen gesproten, stelt aan deze
vereeniging geen hinderpaalwant de taal, zeden en eigenaardig
volkskarakter worden immers noch door staatkundige grens-
liniè'n, noch door bergen, noch door stroomen afgebakend of
beperkt.
Dit blijft immer onder de taalbroeders kenbaar. Datdeschijn-
bare scheiding ons niet verblinde en gevolgelijk belette het ge
meen zedelijk erfdeel tegen de bedreigende, herhaalde en harde
aanvallen, waarmede het sedert eeuwen geteisterd wordt, met
al onze krachten te beschermen. Sluiten wij ons bij onze stam
broeders aan; laten wij hun voorbeeld in het behouden van
eigenaardig karakter volgen, voordeel trekken uit hunne rijke
letterkunde, die een goed verdedigings wapen is, en de vlei-
jende fransche boeken terzijde schuiven; terwijl wij niets na
laten om onze eigene literatuur met schriften van allen aard te
verrijken.
Door dit pogen zal de vlaamschsprekende Belg welhaast in
staat gesteld zijn, 0111 in eigene taal zijne gedachten te ontwik
kelen, zijnen geest te voeden endoordelezing van vaderlandsche
schriften zijn eigenaardig karakter te bewarenendoenuitkomen.
Om in die vaderlandsche onderneming te slagen, zal het
noodig zijn dat het Staatsbestuur den Vlaming in deze zware
taak te gomoet kome.
De proef daarvan bij de tooneclkunde aangewend toont aan
dat de hoop op onderscheiding een sterke aanmoedigingsprikel
is. Sedert dat het Staatsbestuur belooningen aan oorspronkelijke
tooneelstukken toes laat, nemen vele liefhebbers van hetvlaamsch
tooneelde vederop en stellen hunne vindingskracht op de proef.
Dit is zekerlijk eene goede aanwinst voor de vlaamsche zaak en
een geschikt middel ter bewaring van eigene zeden. Zulks blij ve
voortduren en het zal den volke aangenamer wezen zich door
oorspronkelijke vlaamsche stukken te verlustigen en te oefenen
dan zich aan de losse fransche vaudevilles, die meest alle tegen
de vlaamsche zeden aandruischen, te vergapen.
Mogte het Staatsbestuur op dezelfde wijze ten opzigte van
andere vakken der nederlandsche letterkunde te werk gaan, men
zoude welhaast vlaamsche nouvellen, en wat dus van dien aard
meer zij, als bij tooverslag zien verschijnen; daarenboven zoude
ook de wijsgeer in de voorouderlijke taal zijne bedenkingen in
het licht zenden; dc wetenschappen en 's lands geschiedenis
zouden ook in de moedertaal behandeld worden, en alzoo zou
de Vlaming zich bij de lezing van vaderlandsche schriften kunnen
verlustigen, onderwijzen, zijn denkvermogen ontwikkelen,
zonder dat zijn eigenaardig karakter er bij lijde.
Dit zijn tot dus verre wenken, Mijne Herren, voor degene
die thans werkdadig den zedelijken strijd, tegen de overheer
sching die ons dreigt, kunnen aanvangen en voortzetten. Daar
mede mag men zich niet te vrede stellen, want onze sterkte
moet in de toekomst gevonden worden.
De kiem daarvan ligt in het opkomend geslacht. Dat men de
ontwikkeling daarvan doelmatig bewerke en wij zullen, met onze
taalbroeders vereenigd, eene verbazende zedelijke magt krijgen.
Te dien einde zal men op de lagere scholen de kinderen de
fransche taal niet onderwijzen alvorens zij behoorlijk de vlaam
sche magtig zijn; hetisoverigens lijdverkwisting eene vreemde
taal vóór andere nuttige kundigheden te stellen, en het is onzin
fransch te leeren om door middel van die taal; als met een
ongepasten sleutel, in de wetenschappen te willen dringen.
Op de middelbare scholen zoude het onderwijs in de moeder
taal meer uitbreiding behooren te hebben en zelfs bij eenige
takken van dit onderricht gebruikt moeten worden. Op die ge
stichten zou men, gelijk bij onze noordelijke stam- en taal
broeders, de studie der moedertaal grondig moeten voortzetten,
0111 bij de hooge scholen met hare letterkunde bekend gemaakt
te worden. Daardoor zal de student, het sehoone en den rijk
dom daarvan kennende, de taal der voorvaderen hoven al andere
beminnen en hoogachten. En, tot de magistratuur of andere
ambten geroepen, zal hij van de taal, dat rijke erfdeel der
voorvaderen, waarop wij mogen roem stellen naar welgevallen
beschikken, dezelve in zijn ambtelijk schrijven gebruiken, en
alsdan zal de Vlaming eerst gewaar worden dat hij door zijne
landgenoten bestuurd wordt en in zijn eigen land te regt staet.
Zie daar, Mijne Heeren, eenige wenken om de nederlandsche
taal de zege over de ingedrongene fransche te doen behalen.
Naar mate wij in state gesteld worden, om de verleidende let
terkunde der fransche taal te ontberen, zullen wij van de stooten,
die onze zuidelijke naburen, van Ccsars's tijden af, aan ons
eigenaardig huisleven brengen, verlost zijn; de toenadering
tot onze taal- en stambroeders zal onbelemmerd plaats hebben
en onze nationaliteit zal daarbij een steunpunt te meer vinden.
Theophiee LANSENS.
IJperen.
BURGERSTAND van SOtot 27 September 18®3.
rmaniiTM Mannelijk geslacht o,)
GEBOORTENVrouwelijk 8|} te zamen 11.
Huwelijken1Derolé, Josef, slotenmaker, en Busevne,
Maria, kantwerkster. 2. Moreau, Abdon, messagier van het
gemeente bestuur, en Declerccj, Barbara, winkelierster.
5. Berten, Emilius, hovenier, en Titeca, Eudoxia, kantw.
Sterfgevallen 1Dugauquie, Desiderius, 112 jaren,
echtgenoot van Maria Pallaert (overleden te lloleden).
2. Declercq, Florimondus, 25 jaren, timmerman, echtgenoot
van Maria Duhen, Tegelstraat. Fey-s, Jacobus, 65 j., koop
man, echtgenoot van Joanna Ryckebus, Doorgangstraat.
4. Cuvelie, Carolus, -17 jaren, zilversmidtsgezel, Oude Kleêr-
markt. 5. Dedier, Dorothea, 75 jaren, kantwerkster, huis
vrouw van Jacobus Declein, Bollingstraat.
Mannelijk geslacht 1),
Beneden de jaren, VrouweJlijkb ld. 4 I te zamen 0.
VEURME. Per 145 liters.
24 Sept.
Tarwe van fr. 36-00 tot 40-00
Rogge
Sucrioen
Haver
Roonen
22-50
20-75
11 -00
20-00
24-00
00-00
15-00
22-75
17 September,
fr. 37-00 tot 39-50
22-00 24-00
22-00 00-00
10-00 16-00
19-00 20-50