VAN IJPEREN.
BIJ HET STORMWEDER.
4'FRANKEN 'S JAARS
mwm
Nr 269. Zesde Jaar.
Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Versehillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen.
Politieke berichten.
"VOOR ÏJPEREN. Fr. 4-30 VOOR BUITEN STAD.
Aankondigingen 12 centime» den regel.
Reklamen 2a centimen.
ZONDAG 19 MEI 1867.
jgplll Bcreei.Dixmudestraat, 59. Alle inzendingen vrachtvrij.
Wij hebben de gelukkige tijding aan te kondigen
dat het traktaat door de conferentie van Londen
tot stand gebracht en waarbij de vrede in Europa
verzekerd wordt, Zaterdag is onderteekend. De
luxemburgsehe kwestie die een oogenblik be
dreigd heeft geheel Europa in vuur en vlam te stel
len is op eenc vredelievende wijze opgelost en het
is te hopen dat wij zoo niet voor ajtijd ten minsten
voor langen tijd zullen ontslagen zijn van den gee-
sel des oerlogs.
Daar deze kwestie zoo veel gerucht heeft ge-
maakt, denken wij dat onze lezers er belang in stel
len te weten op welke wijze dezelve is opgelost;
daarom laten wij hieronder liet beknopt verslag
volgen der tweede zitting van 9 Mei, van de lon-
densche conferentie
Voorgelezen wordt het prolokol dat aan de
mogendheden tot ratifikatie zal worden onderwor
pen. In den aanhef van dat dokument wordt ge
zegd, dat de groote mogendheden, bijgestaan door
de Souvereinen van de Nederlanden, van Belgie en
van het groot-hertogdom Luxemburg, bezield door
de begeerte den vrede in Europa te handhaven,
zich verecnigden, ingevolge het door den koning
van Italië te kennen gegeven verlangen, dezen sou-
verein uitgenoodigd hebben zich bij haar aan te
sluiten.
Het protokol is verdeeld in drie hoofdstukken.
In het eerste wordt verklaard, dat het groot-her
togdom onder het souverein gezag blijft van den
koning-groothertog en dat de rechten der agnaten
van het huis Nassau blijven voorbehouden.
De gevolmachtigde van Nederland leest eene
nota, waarin hij verlangt dat de conferentie hem
akte verleene dat Limburg is losgemaakt van alle
banden, die het aan Duilschland hechten, welke
akte in overeenstemming is met de verklaring door
de pruisische regering afgelegd. Aan den gevol
machtigde van Nederland wordt, zonder verzet, de
akte verleend.
De andere (bekende) punten van het protokol
worden aangenomen, nadat de volgende aanmer
kingen zijn in het midden gebracht.
Met de betrekking lot de ontruiming der vesting
Luxemburg kan de gevolmachtigde van Pruisen
niet toegeven, dat de termijn van drij maanden in
het protokol worde opgenomen. Na de diskussie
wordt dit punt aangehouden.
Ten opzichte van de onmanteliirg der vesting
Luxemburg wordt verklaard, dat zij geschieden zal
binnen den t'-jd dien de koning-groothertog ge
schikt zal oordeelen. De koning-groothertog
wordt, ten aanzien van de wijze hoe hierin te werk
te gaan, volkomene vrijheid gelaten.
Het cijfer der .getalsterkte van de bezetting
wordt niet bepaald, ofschoon een der mogendheden
dusdanige bepaling gewenseht heeft. Ook ten deze
is het den koning-groothertog overgelaten de be
hoefte van het handhaven der goede orde en der
verkregen rechten in overeenstemming te brengen
met de eischen van den toestand der vesting.
Wat betreft de verwaarborging der onzijdig
heid van het groothertogdom geeft Engeland toe
aan het verlangen van Pruisen, in dien zin dat de
mogendheden een kollektieve waarborg voor deze
onzijdigheid op zich nemen.
Het protokol wordt geparafeerd, behoudens het
punt betreffende den termijn van ontruiming.
In de laatste zitting der conferencie is er beslo
ten, dat de slechting der sterkte binnen een zeer
kort tijdstip zal plaats hebben, maar ten dezer ge-
L. Vam Acker,
Onderluitenant.
tn.vtrv.
llOllSf,
TEEKENtNG VAX HET VREDESTRAKTAAT.
"t Veld gloeit in heete zonnestralen
Verwelkt staat gras, en bloem en plant
(leen windje waait hier in de dalen,
En malheid weegt op stad en land.
De dieren ziet men smachtend vallen,
Als of er vuur vloeide in hun bloed.
Klaar luistert Zijn 't geen- donderknallen,
Die rollen, doof in zwoelen gloed
Met eiken polslag wordt het banger;
Met eiken stond verduistert d aard';
Des donders stemme grolt thans langer,
En sneller nadert 't wolkgevaart.
De moede landman staakt zijn werken,
En staat, bij 't lichtend hemelvuur,
Geleund op zijnen ploeg, te merken
Op 'l grootsche schouwspel der natuur.
Hoe sterk de booswicht zich moog' wanen,
Thans siddert hij, en hij verbleekt,
Jehovas stem spreekt door d'orkanen,
En bergen beven als Hij spreekt I
De wervelwinden vormen kolken
De bliksems lichten keer op keer,'
En wolken dringen zich op wolken,
Gelijk de baren van het meer.
De storrem, huilend voortgedreven,
Ontworteld boomen in het woud
De afgronden siddere/i en beven,
En alles schrikt en alles grouwt
De schepsels vreezen voor hun leven
De donder knettert slag op slag
En groot en vreeslijk en verheven,
Wordt 't plotslijk nacht en plotslijk dag
Tot glimmend vuur wordt gansch de hemel,
En duister weêr, en weerom gloed
In 's bliksems wonder lichtgewemel,
Bij 't ruischen van den regenvloed.
De wolken splijten zich nu wreeder,
Een vuurstraal schiet, met schrik belaan,
Door 't zwerk, en stort den eikboom neder.
Vergruisd, vermorzeld op de baan.
Nog ruischt het woud, nog giet de regen
De nieuwe weldaad op het land,
En alles druppelt van den zegen,
Die God liet vallen uit zijn hand.
En zachter trekt het onweêr over;
De vooglen zingen wéér in 't woud;
Verkwikt, verfrischt is bloem en loover
t' Herleven schijnen jong en oud.
De boezem zwelgt, na :t bange zwoegen,
Met lust thans d'afgekoelde lucht;
Het gansch gewest afimt vergenoegen
En zoeter geuren bloem en vrucht.
Schoon als een morgend is nu d'avend,
Die dreigde met verderf en dood
De landman zit, zich dankbaar lavend,
Nog in het laatste avondrood.
Hij ziet nog hoe aan 's hemels transen,
De mane zacht te prijken staat,
En hoe de lieve sterren glansen,
Eer hij naar 't stille bedde gaat
ti God, Gij, die in de stormen wandelt,
(Zoo bidt hij, de oude goede grijs),
Jehova, vader, heer, Gij handelt,
fi' Met uwe kindren goed en wijs
Naar hel Duilsch.
IJperen, 14 Mei 1867.