VAN IJPEREN. 4 FRANKEN 'S JAARS Nr 278. Zesde Jaar. Politiek. Stads;- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Politieke berichten. LEDEGANCR. VOOR IJPEREN. Fr. 4-50 VOOR RUITEN STAD. Aankondigingen 12 eentimen den regel. Reklamcn 25 centimen. ZONDAG, 21 JULI 1867. I Bureel: Dixmudestraat, 59. Alle inzendingen vrachtvrij. De discussie van den oorlogsbudjet is Woensdag in het Wetgevende lvorps voortgezet. Daar het wetsontwerp opj de militaire herinrichting is inge trokken bepaalt men zich maar met zinspelingen op hetzelfde te doen. De discussie van den budjet is, na eene redevoering van M. Rouher, gesloten ge worden. De groote engelsche zeevaart-wapenschouwing, door de koningin bevolen, ter eere van den Sultan, heeft Woensdag te Spilhead plaats gehad. Het hongaarsch gouvernement en de partij-Deak houden zich bezig met de houdingen de aangroeiende macht van de oppositie op vcrschillige punten van Ilongaryë. Te Waitzen hebben de kiezers den gewe zen diklator Kossuth, als kandidaat van de Kamers voorgesteld. M. Kossuth heeft in eenen brief aan Mj Deak, die openbaar is gemaakt, laten welen dat hij de kwijtschelding weigert en de overeenkomst streng veroordeelt. Men denkt dat M. Kossuth zal gekozen worden en dit ware zeer weinig geruststel lend voor den tegenwoordigen politieken locstand. Evenwel is de kandidatuur van den zoon M. Kos suth in een ander distrikt van de hand gewezen. Men heeft zich te veel gehaast den oostenrijk- schen Rijksraad geluk te wenschcn over het schoon voorbeeld welk hij aan de overige natiën eins seven, door het voorstel te loon de doodstraf af te schaffen. De Kamer der Gedeputeerden heeft de kommissie op dien weg niet willen volgen, zij heeft met 79 stemmen tegen 56 het artikel van het nieuw strafwetboekde doodstraf afschaffende, verworpen. Een dagblad van New-York dat wij onder het oog hebben meldt, dal het den 19° juni, ten zeven urp van den voormiddag is, dat Maxhniliaan dooi den kop is geschoten.Zijne laatste woorden waren: Arme Charlotte. De amerikaansche drukpers laakt de ter dood- brenging van Maximiliaan zeer streng. Er bestaat eene gegronde afschuw in de Yereenigde-Slaien tegen de doodstraf in politieke kwestiën en de Amerikanen verwijlen in harde woorden de Mcxi- kanen Juarez tot die daad te hebben gedwongen en het voorbeeld niet te hebben gevolgd door het Noor den gegeven ten opzichte van Jefferson Davis. Onze lezers weten nog wel dat wij, in ons nr van 7" dezer, eenen artikel schreven over de ach ting en den eerbied, welke men toedraagt aan de waarde geestelijken, die hunne ware zending be grijpen en de voorschriften van Christus onder houden, en over de verachting, welke die driftige en woelzieke priesters moet ten deele vallen, die zich bemorsen in de politieke twisten en zulk een Voordracht van den heer ADOLPHE MUNY, in den Kunst-en Letterkring, op 22" Mei 1867. DE TOEKOMST, In Italic is men wat gevorderd met de wet op de kerkgoederen. Al de wijzigingen, die zeer talrijk waren, zijn ingetrokken en de algeineene beraad slaging is gesloten,waarna men tot de discussie van de artikels is overgegaan. (4« Vervolg). Ik verhaast mij, Mijne Ileeren, deze drie schoone dichtju- weelen van nabij te beschouwen. In de eerste strophen aan Gent, ligt geheel hel verlcdcne en het tegenwoordige dezer stad afgeschilderd li Gij zijt niet meer, <t Gelijk weleer, De trotsche wereldstad, die koningen deed beven Gij zijt niet meer dat leeuwennest, Dat wijdgeducht gemeenebest, i> Dat tot de volkren sprak het hoofd fier opgeheven Niet meer de bakermat van Vlaandrens heldenmoed, Niet meer de zetelplaats van weelde en overvloed En welk is het kind van Gent dat niet diep getroffen is bij het lezen der twee volgende strophen Uw heerschappij Is lang voorbij, Met alles wat de glans van heerschappij vereenigt Voorbij, met al de wonderkracht ii Van zelfsbestaan en eigenmacht, ii Die eigen voorspoed schept en eigen onspoed lenigt ii Voorhij, met eigen zede en aard en eigen pracht a Voorbij, gelijk het rijk van een verdelgd geslacht. ii 't Is lang, sinfs hier ai De leeuwbannier ii Ontrold werd voor het oog dier neeringen en gilden, ii Die elk, gelijk een legerschaar, ii Het harnas gespten in 't gevaar, ii En wilden wat was recht, en wonnen wat zij wilden ii Dit tuige Frankrijks vorst, dit tuig' Bourgonjes huis, ii Dit tuige 't veld voor Brugge en dit de zee voor Sluis En nogtans zegt de dichter verder n Iets manlijk schoons ii Ligt in uw zoons ii Dat nog aan 't vlaanuche bloed van vroeger tijd laat den- ii Iets dal getuigt van manlijke eer [ken, ii En uwe docl treno wanneer ii Er sommige, onbewust, mijn oog met wellust drenken, ii Dan denk ik,daar mijn blik in zooveel schoonheid baadt, Uw werk, o God van liefde, is godlijk inderdaad Gij vergeet, roept Ledeganck uit, gij vergeet uwe goude moedertaal om vreende na te zingen, gij loopt naar Frank rijks hoofdstad, om er valsche pracht, zingestreel en lafver- wijfdc zeden te halen, en nogtans is er Geen rijker kroon ii Dan eigen schoon ii De roos behoefi geen' glans van blakende robijnen ii De maliche wei, geen' rozengaard ii De bluke zwaan, geen' pauwenstaart ii De fiere bosdmonarch, geen bont van hermelijnen ii F.n wat bei'Jeft hel schoon der Maagd van Lei enScheld'? ii Gewis gen vreemden looi, die haar de leden knelt De raad die den dichter aan Gent wil geven is duidelijk in het einde der ode uitgedrukt ii Daarom, gedenk ii Den heilgen wenk ii Van al wat u omringt. Blijf trouw aan uw verleden ii Blijf steeds uw Vlaamschen oorsprong waard n Blijf Vlaamsch van hert en Vlaamsch van aard ii Wees Vlaamsch in uwe spraak en Vlaamsch in uwe zeden! ii Uw roem en uw geluk vindt ge op dien weg alleen ii Met al de heerlijkheid der dagen van voorheen In de ode aan Brugge, heeft de dichter als 't ware meer beschrijvende poè'zij gestorthet begin er van is een somber en treffend tafereel ii Wie ooit een droeve maget zag, enz. De dichter maalt het verledene van Brugge af met trekken en kleuren die ons zoete en bittere tranen doen storten. Hij verhaalt den optocht naar Jeruzalem en den slag der gulden sporen met eene heldhaftige krachtdadigheid, en door déze schoone herinnering getroffen, roept hij weemoedig uit ii Dan waart gij groot o Brugge en thans O thans, zijt gij waard beschreid want de slaap der doo- den heeft u bevangen. De dichter verliest daarom niet alle hoop; die doodslaap, zegt hij, is misschien maar een sluimer ii Wellicht mag men dit hopen, want ii Een blijde maar ging over 't land ii Zij melde, dat ge op 'l hooren noemen 'I Der namen uwer zoons, waarop gij fier moogt roemen,

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1867 | | pagina 1