ïn het Album Be spraak der zee. Stads Nieuws. Men verzekert dat er een zeker getal jonge lieden elk een revolver en cene som van 50 Ir. hebben ontvangen. Ook is de onrust zeer groot te Home. Men begint er zeer bezorgd te zijn. Men vraagt zicli af waar Garibaldi zich het geld heeft aangeschaft, om zijne ontwerpen uil te voe ren. Zeker is't dat hij er heeft en zeer ernstige mannen beweren, dat hij het uit Berlijn heeft ont vangen. Volgens een korrespondent van den Morning- Herald, die beweert dat Garibaldi niet voornemens is te handelen, tenzij de Romeinen zeiven begin nen, zouden de loebereidsels van het romeinsch omwentelings-komiteit in Rome zoo ver gevorderd zijn, dat men zich voor het einde der maand aan eenen opstand in de Eeuwige Stad mag verwachten en zou Garibaldi er op rekenen, omtrent dit tijd stip zijne intrede binnen Rome te doen. Gelijk wij reeds berichtten, is het Crédit mobi lier, eene groote krediet-inrichting te Parijs, door zijne speculatiën in ongelegenheden geraakt, die eene ramp voor vele partikulieren dreigden te wor den. Het behoeft onverwijld een voorschot van vijf-en-zeventig millioen francs, en heeft die som van de fransche bank te leen gevraagd, zonder een onderpand te kunnen geven, dat strikt aan de rege len der bank voldoet. Er is echter, op voorspraak van het fransche gouvernement, middel gevonden om dat bezwaar te ontwijken, en volgens de jong ste berichten uit Parijs zal de bank aan het Crédit mobilier, of althans aan de bestuurders de zer Maatschappij,een voorschot van 57,500,000 fr. doen. De tweede helft der vereischte som schijnt het Crédit mobilier op eene andere wijze te zullen bekomen. De Echo du Parlement, eene liberale gazet van Brussel, sprak over eenige dagen van eenen geeste lijken persoon van Antwerpen, die, zoo men be weert, in berispelijke gemeenschap zou geweest zijn met een jong meisje. Dit geeft aan de Patrie van Brugge gelegenheid 0111 eenen geweldigen uit val te doen tegen de Brusselsche gazet. Het gebeurt niet dikwijls dat de Patrie in de polemiek gelijk heeft, maar deze maal kunnen wij haar toch niet volstrekt ongelijk geven. Indien de beschuldiging gegrond is, wij zien juist niet dat het feit van aard zou zijn 0111 de geestelijkheid in 't algemeen ver- van Mevrouw VAN A C K E R E, GEB. MARIA DOOLAEGHE. achtelijk te maken, en indien zij valsch is, wij vinden het opperbest dat men rechterlijke vervol gingen inspannc hetgeen, volgens het zeggen der P air ie, reeds gedaan is. Die denken dat de vrijheid der drukpers bestaat in het vermogen van zijne politieke tegenkanters te lasteren en hun bezonder leven te schandvlek ken, zijn deerlijk gemist; dat is enkel hel doen van slecht volk. Met even zooveel afkeer en spijt zien wij iemand door de nieuwsbladeren onzer partij als door die der clericalen lasteren en beledigen. Als wij nochtans kwalijk vinden dat men aan geestelijke personen daden verwijt, waarop men bijna geene acht zou geven,indien zij bedreven wa ren door wereldlijke personen wij zijn steeds van gevoelen dal men de ontuchtige daden, die in me nige geestelijke gestichten gepleegd worden, niet genoegzaam kan schandvlekken en ruchtbaar ma ken want de huisvaders moeten weten, waaraan zij hunne kinderen blootstellen. Dit moet zooveej te meer uitgetrompet worden, dewijl allen die van het clericalismus afhangen, belast zijn met aan de sukkelaars te doen gelooven dat geestelijke gestich ten het monopolium der zedelijkheid hebben dat wil in plat vlaamsch zeggen, dat het maar in de geestelijke gestichten alléén is dat er geene vuil- pottorij bedreven wordt. Het Congres van Mechelcn zelf is ter hulp ge komen aan de apostels der hooge zedelijkheid; men vond daar ook dat de geestelijke scholen alléén ze delijk zijn, gelukkiglijk was er daar niemand om die redens tegen te spreken, want men had daar zonder genade buiten gesloten al degene, die men wist niet blindeling aan de partij verslaafd te zijn. Toen er kwestie was bij nationale inschrijving een monument ter nagedachtenis van koning Leo pold op te richten, verklaarde de Uien public, dat hij er geen deel aan wilde nemen, omdat hij niet wist wat voor een soort van gedenkteeken men met de ingezamelde gelden zou tol stand brengen. Au echter is het gedenkteeken dat men gaet op richten, gekend, en uit de taal van den Bien public kan men opmerken dal hij er vrede mede heeft. Een standbeeld van wijlen koning Leopold in het midden van een park of eene wandeling, daar voor is de Bien public niet bevreesd, maar, zegt hij, men zou met het geld eene wereldlijke school hebben kunnen oprichten, of een weezenhuis ver wereldlijken. Wij zijn overtuigd, en onze lezers zullen het insgelijks zijn, dat de gedachtenis van den wijzen monark slechts zou kunnen vereerd geweest zijn door de oprichting van eene school, waar men min begocde kinderen liet licht van het zedelijk leven zou geven. Ook door de verwereldlijking van het een of an der weezengesticht, zou men iets gedaan hebben wat niet ouweerdig zou geweest zijn van den over leden vorst. Indien de arme schepsels, die men aan de zede loosheid en de vuiligheid der godvergetende broe ders onttrokken heeft, dit aan de liefde, welke koning Lcopolp in het volk heeft nagelaten, te danken hadden, zoo zouden zij zijn aandenken ge heel hun levenstijd mogen zegenen. Wij weten niet wat belang de Bien public er kan bij hebben van de verwereldlijking der wee- zenscholen te spreken en alzoo herinneringen op te wekken, die het grootste nadeel aan zijnen winkel moeten doen. Stad Gent). Dichteres, 't zijn eedle klanken Die gij tivve lier ontwringt, I11 ons gouden vlaamsche lale, Die tot 't diepst der harten dringt. Maar 't penseel waarmée gij vrouwe, Uwe dichttaafreelen kleurt, Is zoo krachtig dat de bloeme In uw vingren malscher geurt. Hier zingt gij de moederliefde, 't Heil der vrouwen met heur kroost Daar... gij brengt A gebroken harte Liederen... en 't vindt wêer troost. Hier zingt gij hel lied der vrijheid, Daar den roem van 't vlaamsche land Immer voor wat groot en schoon is, Is het dat uw borst ontbrandt. ,'•1' Dichteres, 't zijn eedle klanken Die gij uwe lier ontwringt, In ons gouden vlaamsche tale, Die tot 't diepst der harten dringt. Aan d'oever der zee, op een rolzigen heuvel, Verheft zich een slot en op 't hooge balkon, Twee kinderen staan er in mijmrend gekeuvel, ïvveekroezelen kopjes: Jennie en Gaston. Op 't rusteloos tuimlen der zwellende baren, Op 't grootsche vertoog van het eindeloos vlak, Staan denkend de twee lieve kleinen de staren, Toen eindling het broertje aan zijn zustertje sprak: Mijn zustertje, hoort gij die zwalpende golven Die klotsend er over en weêr zijn gejaagd, Iets droevig ligt wis in die baren bedolven O ja, —zei het kind 't is de zee die steeds klaagt. M. Auguste Soenen, vrederechter van het lc kanton van IJperen, is overgegaan tot het 2C kanton M. J. Carpenlier, advokaat alhier, is vrederechter benoemd van het 1" canton IJperen. Dinsdag avond, alswanneer het nieuws door het Staatsblad gekend was, werd de Recollettenstraat al bij tooverslag ver licht. De geburen toonden daardoor hoezeer M. Carpcntierde algemeene achting geniet en hoezeer deze benoeming iedereen aangenaam is. -¥■ M. J. Lameerp, substituut van den procureur des konings, te IJperen, gaat in de zelfde hoedanigheid naar Gent over. In de maatschappij der Concorde (zomer lokaal), zijn er wekelijks voor deleden prijzen te winnen,'1 zij met het kegel spel, 't zij in den doel met den stalen boog. Woensdag laatst werd de reeks dezer feesten gesloten met eene doelschieting. Sedert de taptoe niet meer bestaat, genieten wij eiken don derdag avond van een magnifiek concert gegeven door het Die naamlooze toon komt mijn harte beklemmen, Ik voel mij schier weenen, zeg wat dit beduidt; Wat zeggen toch al die zwaarmoedige stemmen, I ot wie richt de zee al dit droevig geluid Kom, luister Jennie sprak het broertje, en hij legde De rillende hand van zijn zusje in de zijn' Hoor wal van de zeespraak mij moeder eens zegde, Wat veellicht die murmlende golfklanken zijn Aan God, lieve, schepper van iederen morgen, Aan Hem doen die stemmen heure eeuwige klacht Ons leed en verdriet in ons harten verborgen, Dat draagt ze tot Item op heur schuimende vacht. Nu luister en zie, hoe de baar voor zich henen, Die keitjes, die schubbetjes wentelt en vaagt lloe wrang is heur spraak Men zou zegg'en 't is wee- [nen. Sprak 't denkende kind, 't is de zee die steeds klaagt. - IJperen, 18G7. VictohVande Weghe.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1867 | | pagina 2