VAN IJPEREN.
9
Mmmm
4 FRANKEN '8 JAARS
Nr 294. Zesde Jaar,
Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen.
Politieke berichten.
BROEDEBLIEFBE.
Eene bekoorlijke Maagd.
VOOIt IJPEREN. Fn. i-30 VOOR BUITEN STAD.
Aankondigingen 12 centime» den regel.
Reklamen 25 centimen.
BfOraw
ZONDAG10 NOVEMBER 1867.
Bureel: Dixmudeslraat, 59. Alle inzendingen vrachtvrij
De gebeurtenissen in Italië volgen elkander
spoedig op zonder dat men meer duidelijk ziet wat
einde zij zullen nemen.
Het lot van het klein garibaldische leger is
Zondag beslist. De fransche Moniteur stelt vast,
dat de ontmoeting tusschen de vrijwilligers en de
pauselijke soldaten nabij Tivoli heeft plaats gehad
en dat de strijd zeer hardnekkig is geweest; men
heeft van weerskanten hardnekkig gevochten. Het
officieel blad spreekt van drij duizend man gedood,
gekwetst of krijgsgevangen gemaakt, langs den
kant der Garibaldisten en voegt er bij, dat zij ge
ëindigd hebben met in wanorde de vlucht te ne
men. Ecne depeche, uit Florentie, aan de Agenlie
Ilavas gezonden, vèrgenoegt zich met te zeggen,
dat de opstandelingen hunne standpunten hebben
moeten verlaten en dat de verliezen langs weêrs-
kanten zeer groot zijn.
Volgens de Corrière Italiano zouden de verlie
zen voor de vrijwilligers tot op 500 man, buiten ge-
vecht gesteld, beloopen. Hetzelfde blad voegt er bij,
dat op het oogenblik dat Garibaldi door de pause
lijke troepen werd aangevallen, hij toegestemd had
wèer over de grenzen te trekken en dal hij met dit
doel naar de Abruzzen op weg was. Indien dit feit
echt is, ware deze bloedige botsing des te betreu
renswaardiger in de oogen der vrienden van het
menschdom.
De Corrière Italiano verzekert nog, dat het
pauselijk leger niet min dan 12,000 man telde,ter
wijl de garibaldisten maar ten getallc van 3,000
waren. Het is inderdaad zeer waarschijnlijk dat
het verschil tusschen het getal troepen zeer groot
moet geweest zijn. Men weet dat al de verdedigers
van den pauslijken troon sedert eenige dagen te
Rome waren bijeen getrokken en dat de bezetting
dezer stad, door de Franschen, de pauslijke solda
ten geheel beschikbaar maakte. En wat het ver
schil nog grootcr maakte is de onvolledige wape
ning, de ellende en de ontberingen, waarin de
Garibaldistcn zich bevonden.
De France, even als de overige gouvernements
bladen, heeft gezegd, dat bij het gevecht tusschen
Montc-Rolondo en|Tivoli geleverd, de fransche le
germacht de pauslijke soldaten volgde om hen te
oudersteunen en, als het noodig was, gezamentlijk
te handelen. Uit het korlbondig verhaal van den
Moniteur blijkt, dat de fransche troepen niet heb
ben moeten handelen en dat het de pauslijken al
leen zijn die deel aan het gevecht hebben genomen;
er volgt ook uit de inlichtingen van den Moniteur,
dat het ilaliaansch leger niet geaarzeld heeft lot
de ontwapening der overwonnen garibaldisten
over te gaan, die naar de grenzen kwamen.
Wat Garibaldi betreft, deze had Terni bereikt
en werd aldaar aangehouden, van waar hij met
zijne twee zonen, Mcnotti en Ricciolti, naar Flo
rentie is geleid. Sedert dien is hij naar het fort
Palmeri, nabij Spezzia gezonden.
De garibaldische beweging is dus nog eens ge
ëindigd, en nu bevindt de romeinsche kwestie zich
nog enkel voor de gouvernementen en de regel
matige legers van Italië en van Frankrijk.
Generaal Ricotti, Ilaliaansch opperkommandant,
i aas
et fit Olm êlt
DE TOEKOEST
Twee kindren gingen koren garen,
Langs d'afgepikle velden héén.
't Een zag het levenslicht acht jaren,
Zes lenten telde 't andre kleen.
Het oudste was een kloeke bengel,
Gezondheid lag op zijn gelaat;
Hij zag er uit als eenen engel
In zijn verslenst, doch rein gewaad.
Zijn broêrtje was maar zwak en teeder,
Want 't had zes maand de koorts gehad
Thans keerde zijn gezondheid weder,
En :t liep vol vreugd op 't bloemenpad.
Zij wilden door hun moedig streven
Hun ouders eenig hulpe bién
Een zoen zou moeder hun dan geven,
En vader zou hen liever zien.
Zij hupten vrolijk zonder zorgen
Zij wisten niet dat ginds de boer,
In 't dichte hakhout stil verborgeD,
Sinds lange stond op zijnen loer.
Decs komt op eens met woeste blikken
Gesprongen uit den elsenkant,
(Hij zocht alleen hen te verschrikken)
Eu schreeuwt: Wat doet gij op mijn land
Wel boer, wij rapen korenairen,
(Sprak d'oudste onsteld,) wij stelen niet,
Wij willen slechts de halmen garen
Welk hier de landman liggen liet.
ii Indien wij u daardoor mishagen,
Mijn broertje is ziek, doet hem geen zeer,
Slaat mij alléén, ;k kan 't best verdragen,
ti Want ik ben kloek en hij is teêr.
De boer gewonnen door dit smeeken,
Laat varen zijnen woeslen blik,
En vredevol is nu zijn spreken
Verbant, zegt hij, en vrees en schrik
En wilt mij tot uw vader leiden,
'k Wil hem een blijde tijding doen.
En ziet, dees garve is voor u beiden,
lk eisch daarvoor slechts eenen zoen.
L. Van Acker.
S' Nikulaas, 1 Oogst 1867.
Et is een meisje
Met lieven mond,
Met loddrige oogen,
Met 't hoofdje rond.
Blank zijn hour armen;
Bruin is heur haar;
Diep heure blikken,
Doch zacht en klaar.
Heur tengre leden,
Heur lichte tred,
Heur kleine voetjes
Staan wonder net.
Heur floddrend kleedje,
Met krinolien,
Verwekt bekoring
Bij jonge lièn.
Geen schooner freule
In gansch het land
Geen maagd getrouwer
Heur plicht bestand.
IVooil zoekt zij ruste;
Zij werkt, zij slaaft
Veur 't karig broodje,
Zij loopt, zij draaft.
IJperen, November 1867.
Zij luistert 's morgens
Naar 't vooglenkoor,
Wiens toovrend liedje
Haar klinkt in de oor.
De voog'en zingen,
En ook zij zingt;
Wanneer ze blij zijn,
Dan ook zij springt.
Zij droomt bij nachte
Van 't schoonste beeld,
Van 't minnend harte
Dat koost en streelt.
Zij wil het hooren;
Zij wil het zien
Het minnen tevens,
Het liefde bién.
Wie kan vertroosten
Zulk edel hart
V\ ie kan er heelen
Heur zielesmart
Gij zijt het, jonkman,
Die 't meisje kent,
I ot wien zij hopend
Deur liefde zendt.
G. Rotiers.