VAN IJPEREN. 4 FRANKEN 'S JAARS i\l' 296. Zesde Jaar. Politiek. Stads.- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Politieke berichten. DE .DRUPPEL BLOED, VOOR IJPEREN. Fa. 4-SO VOOR BUITEN STAD. Aankondigingen 12 centimen den regel. Reklamen 23 cenlimen. ZONDAG, 24 NOVEMBER 1867. ^ɧÉS® Bureel: Dixmudestraat, 59. Alle inzendingen vrachtvrij. De algemeene denkwijze in Europa toont zich voordeelig aan de redevoering bij de opening van den wetgevenden zittijd dooi' den keizer van Frank rijk uitgesproken, zelfs in Italië schijnt men er vrede mede te hebben. De engelsche drukpers toont er wel geene bewondering voor, maar op eenige uitzonderingen na heeft zij de keizerlijke woorden goed onthaald. liet is vooral de vredelie vende toon der troonrede die al die goedkeuringen medebrengtde vrede is de vurige en gestadige wenscli der volken. Maar opdat die eerste indruk blijve duren is het noodzakelijk dat L. Napoleon afzie van zijne geheimzinnige handelwijze in het bestuur der openbare zaken. Hij zou moeten afzien van die alleenheersching, waarvan hij zoo ruim schoots gebruik maakte en de vrede van Europa van den wil van een enkel man niet laten afgan gen. zooals dit tegenwoordig liet geval is. Zou men in de woorden, welke hij heeft uitgesproken, dat de laatste gebeurtenissen hem de noodzakelijkheid hebben doen gevoelen zich van de raadgevingen en de medewerkingen der wetgevende machten te om ringen, eene belofte mogen zien, dat hij voortaan geene andere meer dan duidelijke politiek zal vol gen en onder het gestadig toezicht der Kamers P Dit ware ten minste een pratisch middel, om Eu ropa de rust terug te geven. Het Wetgevende-Korps en de Senaat vanFrank- rijk,hebben woensdag hunne werkzaamheden her vat. M. Troplong heeft in den Senaat eene ope ningsredevoering uitgesproken, vooral bestemd om een levenschets le geven van de leden die door den dood aan den Senaat zijn ontrukt. Het Wetgevende-Korps is zonder redevoering geopend. Het wetsontwerp betrekkelijk het leger, aan het Wetgevende Korps van Frankrijk menegedeeld, zegt dat de diensttijd der binnengeroepen jongelin gen van negen jaren zal zijn. In vredestijd zullen de soldalen maar vijf jaren onder het vaandel blijven. De tehuis gelaten of in verlof zijnde mannen mogen gedurende de twee laatste dienstjaren in het huwelijk treden. De nummerverwisseling van mannen op de kan tonale lijsten en de plaatsvervanging zijn gelijkvor mig de wet van 1832 toegelaten. De diensttijd in de mobile nationale garde is van vijfjaren. Het grootste gedeelte der overige schikkingen zijn gelijk aan het ontwerp der commissie. Een koninklijk dekreet roept hef italiaansch par lement legen den 5' december bijeen. De clerieale dagbladeren geven met voldoening te kennen dal een nieuw convooi van 230 jonge lingen van Brussel is vertrokken, om dienst te ne men bij de Pauslijke Zouaven; wij verstonden, Woensdag is liet wetsontwerp betrekkelijk de afschaffing van het verplichtend merk op het goud en zilverwerk door onze Kamer gestemd. DOOlï AUG.. VAR©EIREEKHfflVE 7,e naaide, naaide, naaide. En nogtans de nacht was reeds ver gevorderd, hare oude moeder was reeds lang slapen, en nog zat ze vrolijk en naar stig daar hij het rond tafeltje, waarop eene flikkerende lamp stond te glanzen, en naaide rusteloos voort. Alleen hield ze van tijd tot lijd stil, en dan het witte netel doeken kleed welk zij maakte, en dat in golvende plooien over haren schoot lag, met de rechterhand omhoog heffende, en deszeifs plooien bevallig, ja, eenigzins teeder met de lin kerhand streelende, zat zij eene wijl in aangename droornen verslonden, met een hemelzaligen glimlach op den frisschen mond en een straal van zoete te vredenheid in de oogen. Wat was ze toch gelukkig, de negentienjarige Emma, de knappe naaister, met het flinksche bruingelokte hoofd, met de schalksche blikken, met den spotzielen mond, met... met alles wat de jongelingen der buurt maar niet genoeg konden be wonderen. Want ge weet het nog niet, lieve lezeressen, ge weet het nog niet dat Emtna binnen veertien dagen gaat trouwen met Frans, de flinke koopmansklerk, dien zij zoo teeder, zoo harts tochtelijk bemint; ge weet nog niet dat het haar bruidskleed, haar blank bruidskleed is, waaraan zij werkt. Maar wat ge misschien weet, wat ge eenmaal ondervonden hebt of ondervinden zult, bevallige meisjes of vrouwen, wat ge u gemakkelijk verbeelden kunt, dat is hetgeen ik u onmo gelijk afmalen kan de hemelzoete droomen, de hartstochte lijke verzuchtingen, de zalige en vreesachtige nieuwsgierigheid, het onbeschrijfbaar geluk, kortom, van de naaister die aan het blank kleed werkt dat haar op dien langgewenschten en thans nakenden trouwdag zal tooiea en in de oogen van hem, de gelukkigste der stervelingen, bevallig en verleidend zal ma ken. Maar helaas! ze trouwen niet alle die een bruidskleed heb ben Dat moest Emma leeren. Ze worden niet alle gelukkig die blindelings haar vertrouwen aan een jongeling hebben ge schonken, die hunne hoop of hunne wanhoop hem in de han den hebben gegeven. Dat zou Emma ondervinden, helaas Brom maar niet, lieve iezers, over hetgeen wij zeggen. Wat wij van de meisjes zeggen mogen ook de jongens voor zich nemen. Wee hem die zijn gansch geluk van de grillen eener vrouw afmaakt; wee hem! de dag loopt niet ten einde of hij zal weenen. Wat wilt ge Wij vveenen, zij weenen beide geslachten hebben eene ziel en deze kan alleen door tranen, oh ontzet tend veel tranen, gelouterd worden. II. Acht dagen later zat Emma met roode oogen, het gelaat in de handen verborgen, en ook zij weende, want de laaghartige bedrieger had haar verlaten. Zij weende bitter, want... III. Zes maanden waren verloopen, het was weder nacht. Ze zat wederom bij de naaitafel, het vrolijk licht der lamp omhulde haar weder met goudene stralen en weder, ze naaide, naaide, naaide Aan geen bruidskleed, helaas Oh waren die zalige en onvergalde uren van vroeger nog niet heen. Maar tusschen gene en deze lag er een afgrond een afgrond van verlatenis en schande, welke het al haar lij den, al haar berouw, al haar vergoten tranen, niet vermocht te vullen. Thans naaide zij aan een kinderkleedje. Zij had het gesne den uit de plooien van haar bruidskleed, dat nooit zou gedra gen worden, en met het hart vol weemoed, met roodbekreten oogen, met den schaamteblos op het voorhoofd, angstig, rus teloos, alleen midden den treurigen nacht, naaide zij. Immers, hoogstens nog acht dagen zou het duren: men zou het wichtje doopen en de treurig, met huiverende vrees verwachte engel behoorde toch net ca frisch gekleed te zijn bij zijne intrede in de lustige en bekoorlijke wereld IV. Een paar weken later, zat ze weêr en naaide. Een kinderhemdeke. En weder had zij het uit haar bruidskleed gemeden. Afgemat, zwak en somber werkte zij, en bij poozen bleef hare hand beweegloos op haren knie liggen en viel haar hoofd als verpletterd op hare borst. Want daar in de kamer nevens de keuken lag een lijkje. De engel die den schandestempel op zijn moeder's hoofd moest komen drukken,|was op aarde geweest, doch niets an ders ziende dan wanhoop, schaamte en tranen, was hij al spoedig weder vertrokken. Hij behoorde toch een nieuw en zindelijk siaaphemd te hebben in zijn laatste koud bed onder het groene gras Doch Emma weende niet. Ontzettende zuchten, die sche nen haren boezem te willen aan stukken scheuren, drukten alleen hare moordende folteringen uit. Ze kon lange poozen roerloos en somber zitten, voor zich heen staren,"met ver glaasde blikken, zonder zien, booreu of denken. Maar hare oogen bleven droog. Wordt voortgezet).

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1867 | | pagina 1