VAN IJPEREN. I 4 FRANKEN 'S JAARS Nr 305. Zevensle Jaar. Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Verschillige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Politieke berichten. lk denk aan haar. De wccrdijcii Langrand-Dumonceau. Lentelied. Victories Vande W eghe. VOOR IJPÈREN. Fr. 4-50 VOOR Bl'lïEN STAD. Aankondigingen 12 centimen den regel. Reklamen 2o cenlimen. ZONDAG, 26 JANUARI 1868. Bübeel: Dixmudeslraat, 59. Alle inzendingen vrachtvrij. De Indépendance verzekert dat het gerucht van een aanvallend en verdedigend fransch-spaansch hondgenootschap meer dan ooit te Madrid wordt verspreid. Volgens de Buiktin international verwacht men zich alle oogenblikken te Konstanlinopel aan een ultimatum van Rusland men schijnt meer on gerust sedert het vertrek van generaal Ignatief, dan tijdens zijn verblijf aldaar. De Times kondigt ecne depeehe uit Weenen af, het gerucht logenstraffende, dat Rusland zich tot den oorlog bereid maakt. Het ontbreekt Rusland aan geld en wapens en het zal bijgevolg gcenen oorlog voeren. Men blijft te Parijs volherden in het gerucht te verspreiden der aanstaande afkondiging van een manifest van Napoleon III, bestemd om de onrust te doen ophouden, welke door de discussie en de aanneming der wet op de legerinrichting is te weeg gebracht en eindelijk tegen het slecht onthaal dat men zou kunnen doen aan de leening van 400 miljoen, die M. Magne gereed maakt en die binnen kort te Parijs zal worden uitgegeven. De keizer van Oostenrijk heeft de delegatie van den hongaarschen Rijksdag alsook deze van den oostenrijkschen Rijksraad ontvangen. Graaf May- lath, ouderdomsdeken van het eerste, en graaf Ausperg, voorzitter van het laatste korps, hebben in hunne redevoeringen de innigste gevoelens van gehechtheid uitgedrukt. Yerschillige correspondentien uit Rome verze keren dat het frasnch gouvernement op dit oogen- blik zeer bedrijvige stappen doet bij den paus, om eenige hervormingen in zijne stalen te bekomen. De Kamer der Volksvertegenwoordigers heeft dinsdag hare werkzaamheden hernomen. Aan het dagorde stond het wetsontwerp op de herinrichting van ons leger. De discussie is er van woensdag begonnen. De groole klerikale linantieelc winkel van Lan grand-Dumonceau begint te waggelen, hij slaat zelf vallens gereed. Men kan niet meer sloppen dat er miljoenen franken van de onnnoozele aetionnaires verkwist en verloren zijn; de akticn dalen en dalen, dage lijks vermindert hunne waarde, op de laatste beurzen kon men ze met een verschrikkelijk ver lies niet meer kwijt geraken. Wij hebben het voorzegd, wij hebben aan de kleine burgers eu landbouwers toegeroepen het is cene klerikale fopperij, laat u door al die schoone beloflens nits verleiden. Wij werden niet aan hoord, wij waren eene slechte gazette. Nu is het te laat, het kalf is verdronken, de ambachtsman, de burger, de landbouwer heeft zijne schoone oord- jes in dezen klerikalen poel zien verslinden. Wat geeft dat, Er zijn groote klerikale heeren, barons, graven, hevige klerikale en gemodereerde mannen, priesters en kosters, die hunnen naam aan dien winkel geleend hebben, om de onnoozele menschen te verleiden, en er voor rondgeloopen hebben, om de actiën op te dringen, en dit alles om eene vette commissie in hunnen zak tc kun nen steken. liet is niet alleenlijk M. Langrand-Dumonceau, die men moet beschuldigen, het zijn zijne makkers, de opperhoofden der katholieke partij in Belgie, die de winsten binnengepalmd hebben; het zijn de Dechamps, de Nolhombs, de de Liedekerke, enz., enz., die rekening van hun gedrag aan de openbare denkwijze zullen moeien geven. Over twee jaren zegden wij aan de groote kleri kale heeren van ons arrondissement, wiens naam tot uithangbord aan dien winkel gediend heeft, dat wij hun rekening over hun gedrag zouden ge vraagd hebben. Wij zullen aan deze plicht niette kort blijven. Wij voegden er bij, dat zij jegens den ambachtsman, jegens den burger, jegens den land- houwer, ten minste volgens de zedeleer, voor de TOEKOMST Ï>W<SH ROMANCE. I. Ik denk aan haar, als de eerste stralen blinken, Der zonne die zoo mild den dag begroet tk denk aan haar als weêr die stralen zinken, Zich spieglend in den effen blauwen vloed. Ik denk aan haar wanneer in 't grijze donker, De maneglans schiet door der wolken schaar Als de aarde zicli omhult met 't stergeflonkei', Ik denk aan haar, ik denk aan haar. II. Ik denk aan haar des nachts in mijne droomen, Waarin heur beeld mij steeds voor de oogen zweeft; 'k Voel in mijn' ziel het vuur der liefde stroomen, Een' zaalgen gloed, die heil en wéllust geeft. Ik denk aan haar wanneer ook sombre smarte Mij nederdrukt in wanhoop en bezwaar En wen heur beeld vertroost mijn bloedend harte, Ik denk aan haar, ik denk aan haar. III. Ik denk aan haat- in mijne stille bede, Die ik omhoog' uit zuivre liefde stuur Wat ik mij wensch, vraag ikveur haar ook mede Te zamen eens te deeieu zoet en zuur. Ik denk aan haar als ik in weemoedsklanken, Een klagend lied ontwring der zwakke snaar Als mijne stem den Heer in vreugd mag danken, lk denk aan haar, ik denk aan haar. IV. Ik denk aan haar en aan het woord van trouwe, Dat in mijn hart uit heuren monde zonk Toen zij mij zwoer te worden mijne vrouwe, Toen de eerste kus op onzer lippen klonk. Ik denk aan haar in deez' verwijderde oorden, Waar 't lot mij joeg, ons scheurend vap elkaar Hoor ik thans niet nog heure liefdewoorden, Ik denk aan haar, ik denk aan haar. IJperen, Januari 1868. Ik voel van lust mij 't harte slagen, Wanneer het veld op nieuw zich tooit De zon in de eerste lentedagen, Heur' stralen over de aarde strooit Als 't dal nog ligt ia ijs bedolven, De heuvel is met gras bedekt, Wiens pijltjes in de winden golven, En 't vooglenkoor den echo wekt Ik word paar buiten dan gedreven, Naar buiten in het ruime veld, W aar frissche lucht mij doet herleven Waar mijne borst van wellust zwelt Dan dwaal ik over berg en dalen, In stille mijmring menig uur, En in dié lieve zonnestralen, Betracht ik 't schoone der natuur. Leopold Van Acker.

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1868 | | pagina 1