VA IV IJPEREIV. EEN SCHOON VROUWMENSCH. I 4 FRAKKEN TS JAARS Ar 352. Zevenste Jaar. Politiek. Stads,- Kunst- en Letternieuws. Verscliiliige Tijdingen. Markten. Bekendmakingen. Politieke berichten. (v VOOR IJPEREN. Fn. 4-50 VOOR BUITEN STAD. Aankondigingen 12 centimen den regel. Reklaincn 25 centimen. ZONDAG20 DECEMBER 18(58. Q Bureel: Dixmud'estraat, 59. Alle inzendingen vrachtvrij. VTTT^T^E-D 1)° personen welke een abonnc- 'y ment voor 1869 aan De Toekomst nemen, zullen dit blad tot Nieuwjaar gratis ont- Zondag moi'gend stelden de opstandelingen van Gadix voor de wapens neer te leggen in handen van den amerikaanschen konsul. Generaal Cabal- lero weigerde, verklarende dat hij de vijandelijk heden zou hernemen te middag, indien de wapens op dat uur niet waren neergelegd in de krijgs- ge stichten. De opstandelingen gaven toe en de troepen rukten in Cadix ten twee ure van den namiddag. Het heeft weinig gescholen of Spanje was aan de verschrikkelijkheid van den burgeroorlog overgele verd. Geheel Andalouzië was in opschudding te- legraphen en spoorwegen waren afgesneden roo- versbenden kwamen eensklaps voor den dag, ver woestten heilanden hielden tot de spoorwegtreinen toe aan. De geruchten van ministeriëele wijzigingen wor den te Parijs voortdurend verspreid. Dit maal sparen zij M. Mouslier, en is het M. Pinard die men wil doen aftreden. De parijsche correspon- denten die zeggen goed ingelicht te zijn. beweren evenwel dat de statu quo zal worden behouden. Door de russischc regering worden thans met hel hof van Rome geheime onderhandelingen ge voerd, die ten doel hebben 's pausen vergunning te erlangen, dat de russische taal hij de katholijke godsdienstuitoefeningen gebruikt worde. Meermalen heeft het gerucht geloopen, dat de fransche troepen uit den Kerkdijken slaat terugge roepen zouden worden. Hoewel dit gerucht telkens is tegengesproken, bleef tóch steeds eenige onzeker heid over de bedoelingen der fransche regering heerschen. Hetgeen thans geschiedt schijnt aan te duiden, dat de fransche bezetting nog een onbe- paaldcn tijd zal voortduren,, liet intendentschap te Civita Vecchia heelt eene aanbesteding van de be- noodigheden voor het fransche, leger gedurende het geheelc jaar 1869 aangekondigd. Wordt ditkon- trakt volledig ten uitvoer gelegd, dan zullen de fransche troepen het pauslijk grondgebied zelfs nog na de bijeenkomst van het concillie blijven be zetten. Den I i dezer heeft ook het deensche Landsthing gelijk reeds eenige malen hel Folkslging, besloten dat de geestelijken niet ontheven zijn van den mi litairen dienst. De regeringsvoordracht hen daar van vrijstellende, is verworpen met 27 legen 25 stemmen doch met 51 tegen 7 stemmen is aange- nomen een bemiddelingsvoorstel van den minister van .Justitie, krachtens welk beginsel dienstplichtig zullen zijn, doch niet lot de werkelijke dienst ge roepen zullen worden. Iels dat onbegrijpelijk is, het is liet gedrag der Clericale partij in de Kamer na de vijftien bran den of verwoestingen, die te S' Genois het gevolg der onvoorzichtige voorschriften van den Bisschop, zijn geweest, die partij had alle belang van de zaak in den doodboek te laten en de Justicic hare plicht te laten vervullen. Indien cr eenige veroordeelingen moctsten uitspruiten, het waren nooit maar daden geweest, waarvan afzonderlijke plichtigen en een klein getal opstokers de verantwoording hadden afgedragen maar neen, door drift verblind, de representanten Reynaert, Jacobs en Dumortier met de plichtigen te willen vcrschoonen en de ma gistraten, die het wettelijk onderzoek in het proces hebben beleid, te beknibbelen en te lasteren, heb ben van de branden van S' Genois eene zaak van partij gemaakt, die allen die eerlijk zijn moet ver ontwaardigen. en die aantoont van welke overdre venheden zij bekwaam zouden zijn, indien zij ooit aan hetstaatsroer geraakten, en levens dat zij niets meer eerbiedigen. Dit is hetgene de Minister Rara in zijn merkwaardig antwoord op de ongegronde verwijtselen van den kortrijkschcn representant DE TOEKOMST, ervolg II. Eene echtvereeniging met Peer Dekalk mocht nochtans een goed huwelijk genoemd worden, bijzonder voor de dochter van eenen halven baanstrooper, gelijk de oude wilddief. Peer had bij de Franschen gediend en was in Afrika geweest, waar hij dapper gevochten had tegen de zwarte aanhangers van den emir. Men verhaalde vele feiten van hem, die zijnen moed en zijne kracht tot eere strekten, 't Was vooral een stijf hoofdige vent hij was zeer koeltjes van aard en opende zel den den mond tot sprekenmaar al wat hij zegde was goed gezegd. Na zes jaren hij dienst te zijn geweest, was hij, met den graad van serjant-majoor, in het land en in zijn dorp te ruggekeerd, waar hij rustig leefde van de opbrengst eener kleine boerderij, hem door zijne moeder nagelaten. Op zijne beradene maar kalme trekken las men de dubbele en heilzame fierheid van den soldaat en den boer. 's Anderendaags kwam Peer Dekalk in de woning van va der Hiel. Hij luisterde zonder spreken naar de aanmerkingen der jonge maagd en de bekentenis die zij hem deed van hare liefdevoor een ander; toen zij gedaan had schudde hij haar hartelijk de beide handen en zegde haar Ik dank u. Gij zijt een braaf meisken. Daarna keerde hij haar den rug toe. Wanneer hebben wij de bruiloft vroeg de oude wild- strooper, die in het vertrek kwam. Altijd binnen veertien dagen, antwoordde Dekalk. Wat zegt ge daar vroeg Johanna. Ik zeg dat wij binnen veertien dagen trouwen. Maar gij weet wel dat ik u niet bemin lk weet het. Maar gij weet wel dat ik Adriaan bemin Goed! dat zal overgaan. Dat is voor mij maar een werk van geduld. Bij deze woorden, die een ernstig besluit verrieden, zag Johanna wel dat bare laatste kans op hoop vervlogen was. Zij beminde den serjant niet, zij begreep dat zij hem ging ver achten. Een diep en eerste gevoel van haat sloop in dit jong karakter, dat voor den eersten keer, gedwongen werd, voor den wil van twee mannen te buigen. Aan Adriaan, den schoonen molenknecht, stortte zij den zelfden avond haar hart uithij had den moed niet van te trachten haar te troosten. Beide, op het mos der weide geze ten, hernieuwden, in het aanschijn des hemels, hunne eeden van eeuwige liefde. Buiten, op de dorpen zijn er zoo wel dan- dijs als in de stad, in de molens, gelijk in de vergulde zalen Adriaan behoorde tot dit getal. Een kiel heeft zijne ijdelhe- den gelijk een zwart kleed en hagelblanke holleblokken ga ven aan Adriaan een sierlijker voorkomen dan hij met verlakte schoenen zou hebben gehad. Hoe Johanna op dien meelworm verslingerd was geraakt, is iets dat wij niet kunnen verklaren't is door die zelfde on bekende reden dat de geestigste vrouwen op de domste man nen verlieven, 't Was nochtans zeker dat zij hem niets dan haar hart geschonken had maar dit niets was nog te veel. Adi'iaan begon waarlijk bang te worden over die liefde welke hij door onvoorzichtigheid ontsteken had bij hem was 't eene straal, bij haar eene vlam en in zijn laf gedacht, zocht hij reeds naar middelen om er zich aan te onttrekken Jo hanna, integendeel, koesterde stoute plannen; en toen zij haar bleek gelaat van den schouder haars minnaars hief, zag deze, door hare tranen heen, de schittering van eenen zon derlingen blik, die hem, ondanks zich, met schrik vervulde. Sedert de samenkomst scheen Johanna gelaten in haar lot. De oude Hiel maakte vlijtig alles voor het huwelijk gereed. Daags vóór zij ondertrouw deden, was hij 's morgens, met de vroegte, naar de stad gegaan, en had zijne dochter alleen te huis gelaten. 't Was schoon weèr, de zon stond hoog aan den hemel. In gepeinzen verzonken, met den voet op eene stoof, knischte Johanna vlijtig een oud geweer, toen er aan de deur werd geklopt. 't Was Peer Dekalk. Hij nam eerbiedig zijnen grijs vilten hoed af, vroeg naar vader Hiel, en ging aan het opene venster zitten om op hem te wachten. Hij stopte onderwijl zijne pijp. Johanna had haar geweer niet uit de hand gelegd. Het was een tafereel welks eenvoud deed huiveren. Buiten de heldere hemel, het geruisch der hoornen, het hooge en vochtige gras. Peer zag dat alles en ook zijne bruid, door de rookwolken heen, die hij rond zich deed opgaan. Johanna kon, bij hel zien eener zoo volmaakte bedaardheid, eene ongeduldige beweging niet onderdrukken. Zij staakte haar werk en na hem langen lijd op zonderlinge wijze te hebben beschouwd, vroeg zij Zijt gij nog altijd van zin van met mij te trouwen Vraag liever of ik nog altoos geerne leef, antwoordde

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1868 | | pagina 1