Slatls Nieuws. En eindigende, pater Hyacinthe riep in liet vuur zijner improvisatie uit Er zijn drie religion die de wereld besturen en die gelijk zijn voor God de joodselie, de katholie ke en de protestaansehe religie. Een donder van toejuichingen barstte uit. Een jongeling sprong recht, roepende hij heeft ge- bla'sphenieerd een pater mag zoo niet spreken. Maar de slem van dien jongeling werd gesmoord, door nieuwe geestdriftige toejuichingen. Op deze moedige woorden, die pater Hyacinthe misschien zuur zal moeten bekoopen, heeft M. Martin Paschoud aldus geantwoord Ik zegde te Lyon, na pater Hyacinthe gehoord te hebbenIk weet niet of hij protestant is, ik weetniet of ik katholiek ben, maar ik weet dat wij lol denzelfden godsdienst behooren. Heden heb ik nog meer reden dan toen om deze woorden te herhalen. Pater Hyacinthe stond op en juichte het gezegde van den protestaanschen kandidaat toe. Dit feit is zeer merkwaardig en mag stellig een leeken des tijds genoemd worden. Volgens het Nieuwsblad zal dit voorgevallene de schuld der Toekomst zijn Poperinghe, den Juli 809. Oli' 7, E V, OIEEUTEÜ1E7J1 V„ De liberalen, die misslag op misslag' begaan te Poperinghe, en die in de laatste Provinciale Kiezing' zich onthouden hebben om dat hunne bestgeschikte kandidaat uit mistrouwing de kandidatuur niet wilde aanveerden, hoopten dit ongeval te kunnen herstellen in eerie toekomende kiezing; maar zij zijn in hunne hoop bedrogen geweest, 't Geen asldan aan onzen kandidaat van heden scheen te kunnen mislukken onder een kiezerskorps van 500 stemmers, moest nog meer mislukken ondereen kiezerskorps van 400, dewijl de 100 communale kiezers, die het getal provinciale kiezers overtreffen, meestal toebehooren aan eene klas van menschen op wie de geeste lijkheid meest invloed heeft. Een slechte uitslag was dan voor de liberalen min te vreezen in de Provinciale Kiezitig dan in eene Gemeentekiezing. Eene andere misrekening is ook niet vreemd geweest aan hunne tegenwoordige nederlaag. Terwijl de Jderikalen den strijd openden met alle middels van geweld en bedrog, zij hoopten te zegepralen door de bedaardheid en de rechtzinnig heid terwijl hunne vijanden zich wapenden met de religie, den predikstoel en het Nieuwsblad,zij meenden geene andere wapens te moeten aannemen dan de rede, de waarheid en den goeden zin der kiezers. Welk eene berekening! van den eenen kant men verdraait den kop der eenvoudige kiezers door verschrikkende sermoenen, en van den anderen kant men werkt in 't stilvan den eenen kant men doet missen ter eer van S' Antonius men beveelt gebeden aan den 11. Geest in de congregatiën en kloosters, en men strooit het gerucht uit dat, indien de liberale kandidaat gekozen is, al de priesters zullen moeten soldaat worden, en van den ande ren kant men vindt niet een woord om tegen die bedriege rijen openbaarlijk te protesteren. Dit ziende, decorrespondenten van het Nieuwsblad verwijten ons dat wij niets durven schrijven ten voordeele van onzen kandidaat, en wij blijven aan die provocatie doof Men vindt zelfs geradig, altijd uit geest van bedaardheid van geene circul-airen te zenden aan de kiezers, 't geen nog- tans een aki van beleefdheid is waaraan de katholijken zich onderworpen' hebben, en men gelooft het onnoodig van in dusdanig schrift de triestige hoedanigheden van den klerika- len kandidaat le overleggen en van de talrijke bezwaren aan te halen die men tegen de administratie van M. Van Renynghè kan doen gelden.Met een woord al de middels waarmede men elders de kiezers verlicht op hunne belangen, scheenen het poperingsch publiek te moeten irriteren, en nadeelig te kunnen zijn aan de liberale zaak. Hel stelsel der matigheid en der stilzwijgendheid heeft dan bij de meerderheid van het liberaal comiteit den voorkeur bekomen. Maar 't is eene groote mis geweest, want gelijk het spreekwoord zegt: stout gesproken is half gewonnen. Waar de menschen doof zijn men moet gerucht maken, en die meest schreeuwt zal best gehoor d worden. Heeft men ooit dit stelsel zien gebruiken door onze vijan den, en hebben zij ooit gezegepraald len zij dooi' overweldig- heid, kwade trouw en bedrog, gelijk men nog heden het voorbeeld er van heeft Ver van ons van deze oneerlijke middels goed te keuren en te willen navolgen; maar in alles is er eene middelmaat, en de overvloed van bedaardheid is zoo misprijsbaar als de overvloed van het geweld. Et in sa- pienlid modus, zegt een latijnsche schrijver, de wijsheid of de voorzichtigheid mag niet te ver gaanen moet verande ren in stoutmoedigheid wanneer de omstandigheid het ver- eischt. Nu de kiezing is door de geestelijkheid op het terrein dei- religie geplaatst geweest en de liberalen hebben ze op dit terrein gelaten. Ten dien gevolge heeft zij den volgenden uil slag gehad Getal stemmers587 Volstrekte meerderheid I bi- Voor de religie. 210 stemmen. Tegen de religie f77.stemmen. Verschil 55 Zoodanig dat de religie in het kiezerskorps van het heilig Poperinghe Ui stemmen volstrekte meerderheid of 55 stem men betrekkelijke meerderheid bekomen heeft. 't Is eene schoone eer voor de religie in eene stad waar zij, zoo men zegt, in deze eeuw haren hoogsteu luister behouden heeft Zij zal er veel deugd van hebben. Nu, dewijl de inwoners van Poperinghe gelooven dat de Gemeenteraad meer geschikt is om hunne godsdienstige be langen te bewaken dan om hunne stoffelijke intresten te ver dedigen, en dewijl zij natuurlijk meer belang stellen in Inline zielezaligheid dan in hun tijdelijk geluk,er valt daarop niets te zeggen. De vrijheid van geweten is immers gewaar borgd door de Constitutie. Wij kunnen hieruit maar ééne gevolgtrekking maken: 't is dat Poperinghe niet rijp genoeg is voor het liberalismus en dat deszelfs bevolking maar den stroom der eeuw zal volgen wanneer zij door het onderwijs verlicht zal zijn op de ware beteek'enis van het woord religie in den mond van onze politieke tegenstrevers. X. Poperinghe, den 1 Juli 1S<>9. Het Nieuwsblad van Zondag laatst kruit en steent gelijk een peerd dat moet kachtelen, om, onder hel klagend geroep van Och lleere, eenige argumenten ter wereld te brengen die de redenering van deu correspondent der Toekomst moeten verbrijzelen. Wij zullen onzen tijd niet verslijten met het wederleggen der kvvaadtrouwige zinverdraaiingen welke dit schandblad aan onze uitdrukkingen geeft. Wij zullen enkelijk, om aan onze woorden hunne beteekenis weder te geven, blijven staande houden, in weerwil der diepe Logica van onzen te genspreker, dat de klerikale lasteringen Zondag uitgebraakt tegen M. Felix Kommens, wiens treffelijkheid nooit noch door katholijken noch door liberalen is aangerand geweest niet anders waren dan kwaadlistige Niesmiddels ten voor deele van den katholijken winkei. Wij zullen ook houden staan dat onze verdediging tegen de lastertaal der politieke geestelijken, geene aanranding kan zijn tegen de relioie maar eene verwering tegen hunne wereldsche politiek welke zij, dewijl zij dit anders verstaan, verwarren met de religie. En wat aangaat de beschuldiging van religiehaat om dat wij sommige pootspelers van kapellaantjes en abbéljes in hunne geweldige sermoenen vergeleken hebben aan kruikoekenmar- chands en kwakzalvers die zooveel gerucht mogelijk maken om hunne knippels en hunnen balsem op den nek van het gapend publiek te kunnen werpen, wij beweren dat deze vergelijking de religie niet aangaat, en enkelijk betrek heeft op de politieke buitensporigheden waarmede men het huis Gods bezoedelt en ontheiligt. De kerk is eene plaats die toegewijd is aan den Godsdienst even als een tribunaal de tempel is der Justicie. He wel indien de Procureur des Konings of de Rechters, in plaats van in hunne gehoorzaal zich bezig te houden met de zaken die hunne bediening aangaan, al op eenen keer opsprongen om van politiek en van kiezingeu te handelen, indien zij, om liet publiek te overtuigen, gesticuleerden gelijk kru'ikoekmar- cliands en schreeuwden dat. zij heersch zijn, zouden wij niet zeggen dat zij eene bende zotten zijn En nogtlians niemand zou ons, voor die oneerbiedige woorden, kunnen beschuldi gen van de Jnsticie gelasterd te hebben, noch ons kunnen uit maken voor Justiliehaters. Integendeel wij zouden de Justicie beschermen met onze stem te verheffen tegen zulke onbeta melijke misbruiken. Het is het zelfde met de predikanten in de kerk. De correspondenten van het Nieuwsblad hebben hunne sukkelachtige schimartikelen niet kunnen eindigen zonder eenen klaauvv te geven aan de vreemdelingen, waarschijne- lijk om de gegrondheid te toonen van de vrees welke zij in hunne voorlaatste correspondentie scheenen te gevoelen no pens de mogelijkheid van eene vreemde kandidatuur. Die mannen moesten waarlijk daarvoor geene vrees hebben want de vreemdelingen weten te wel dat zij in het luilekker land der klerikale vetleggers nog niet genoeg genaturali seerd zijn om daar te mogen meester en baas spelen, en zulke pretentie is zelfs verre van hunne'gedachten. Maar die slokkebroers hadden misschien beter gedaan van zich zooda nig tegen de vreemdelingen niet te verzetten, want, indien de bezwaren die tegen dat slecht volk bestaan, waar zijn, de gevreesde kandidaat zou nog min kans gehad hebben dan een liberale inboorling, hunne meerderheid zou daardoor nog gro.ol.er geweest zijn, en de schitterende zegepraal der reli gie zou de bevolking nog meer blind geslagen hebben. Yperen, 5 Juli 18(i9. De plechtige lijkdienst dien het Koorzanggenoootschap onzer stad, uit een loffelijk gevoel, Maandag laatst, in Sint Pietei's kerk, ter nagedachtenis van zijnen te vroeg afgestor ven Voorzitter, den heer Brunfaut-Hourgois, deed doen, werd door eene groote menigte bijgewoond. sierlijk balkon stak van de eerste verdieping uit, terwijl men meer beneden aan de zware donker geverwde huisdeur veel kunstig snijwerk zag. Dit herinerde den vreemden gezel aan zijn geboorteland en aan de vriendelijke huizen van Homberg en Neurenberg, van waar hij kwam; zijn hert werd volhij dacht aan de ouders en zusters, die hij had achtergelaten en dien hij in zoo langen lijd niet zou wederzien. Daar werd boven hel balkon het middenste venster geo pend en een blond maagdelijn trad naar buiten, dat zich over de bloemen boog. Nog bijna in de kindsche jaren zij scheen niet meer dan 15 jaren oud scheen zij met de bloemen en knoppen een gesprek te willen voeren. Deze schenen dorstig, want het kind trachtte met moeite eene kruik in de hoogte te heffen, ten einde ze te begieten, zij was echter nog te klein om den zvvaren last te kunnen dra gen zij ging dus eerst voorzichtig een hankje halen; klom er op, en stond nu in hare volle lengte in het venster, terwijl de vreemde knaap, die steeds naar haar omhoog zag, nu de geheele liefelijke maagdelijke gestalte kon zien. Zij droeg een rond kleedje met fluweel afgezetaan de sierlijke zilveren keling hing de beugeltas; de mouwen sloten om de poezelige armen en waren alleen aan de ellebogen iets wijder. Zij droeg een effen witten doek om den hals en op het hoofd een klein zwart fluweelen mutsje. Blonde lokken golf den er daaronder tot aan de schouders en fladerden in het zachte gelaat toen zij zich voorover boog. Zij goot en bleef gieten; de bloemen moesten dien dag wel bovenmatig dorstig zijn. Of zag zij naar den jongman, die onder haar stond en zoo gelukkig was, (oen hij haar zoo aanstaarde? Het was hem te moede alsof hij naar zijne woning was teruggekeerd, waar zijne zuster daarboven stond om hem het welkom toe te roepen. De bloemen hadden reeds sedert lang genoeg gedronken, maar nog steeds vloot het water er over heen. De schoone kweekster had toch hare groote donkere oogen afgewend en staarde naar de straat. Wat was daar toch te zien. Eindelijk stroomde het water langs den muur en de kruik was geheel ledig. Maar de arme bloemen mogten nu geene rust gemeten. Heden was er zooveel daar aan te binden, te buiden, te verzorgen, en de roozenboom ia het midden moest zoo nauwkeurig bezien wordenEindelijk nam liet meisje dien zelfs op om hem te verplaatsen. De pot was echter zwaar der dan zij het gedacht had; de bloem wankelde, het bankje gleed uit, de kleine handen openden zich onwillekeurig, en de roozenboom viel naar beneden. Een luide kreet klonk door de straatach de bloemkweek- ster was van angst en schrik bijna ook nederstort. Beneden echter was de {jongman snel als de wind toegesprongen en had met groote behendigheid den vallenden roozenpot opge vangen. Wel hadden hem de scherven het voorhoofd bloedig opengereten en de linkerhand gewond, maar hij bemerkte dat bijna niet, zoo fier en vrolijk trad hij het huis binnen, als of hij een mensch het leven gered had. Het schoone kind stormde hem doodsbleek te gemoet en uit eene zijdeur kwaipen eene statige vrouw en een groot vriendelijk man in een donker en deftig gewaad. Zij verschrik ten op het zien van den vreemden gewonden man, maar voor dat iemand den mond kon openen verhaalde het dochterke haastig alles en hing zich toen beschaam aan den hals dei- moeder. De ouders vattende den vreemdeling vriendelijk bij de hand: zij verzochten hem bij hen te blijven en rust te ne men totdat zijne weinige belangrijke wonden genezen zouden zijn. liet meisje sprak geen enkel wroord zij zag hem echter aan en hij bleef. Terwijl men een licht verband om voorhoofd en hand legde, verhaalde het schoone kind, dat niet meer van zijne zijde week, dat zij Barbara Brenzbier heette en dat haar vader bur gemeester was van de stad en dat hij eene schoone goude ket ting droeg, waarmede zij vroeger zoo geern speelde. En zoo als zij daar voor hem zat, het bloeiende kindergezichtje tot hem opgeheven en spelende met een schoon klein hondje, dat op hare kniën lag, zag zij er zoo lief uit, alsof zij nog met de ketting kon spelen. Hij verhaalde daarentegen, dat hij in het Rambergsche te huis hoorde en dat hij naar de Nederlanden wilde gaan tot de vele voortreffelijke meesters, ten einde een goed schilder te worden. Hij noemde haar ook zijn naam, hij heette Lukas Cranach. En zij lieten hem dien dag en nog vele dagen daarna niet gaanzijne wonden genazen spoedig, maar niemand wilde naar den jongen kunstenaar luisteren als hij van verdere reizen sprakallen hadden hem zoo lief gekregen en gingen als een ouden bekende met hem op. (Wordt voortgezet.)

HISTORISCHE KRANTEN

De Toekomst (1862-1894) | 1869 | | pagina 2